m De Indische Integratie in het Nederlandse Bedrijf door BOY LAWSON (I) MAT A GEL AP! Wat de Indische Nederlander in het oude Indië en het nieuwe Nederland lelijk ontbroken heeft is een GEDEGEN kennis van de maatschappij, waarin hij leeft. Er werd en wordt vee e esis oepraat op veel te vage (en vaak onjuiste) kennis.... en daarom is veel van wat wij zeggen waardeloos. Hoeveel onzin wordt er b.v. niet verkondigd over de inschakeling van de I'ldlsc^ Nederlander in het Nederlandse arbeidsproces! Daarom doet het ons extra veel genoegen hier e artikelen-serie te publiceren, gebaseerd op een langdurig en nauwgezet onderzoek, ingesteld door d. studeÏ Boy Lawson naar „De Indische Integratie in het Nederlandse Bedrijf", en o.m. omvattend Uiteraard 'Sijn ^bevindingen van deze studie niet alleen van interesse voor ons, maar van groot NUT voor de Nederlandse werkgever, die graag wil bestuderen wat voor vlees hl) aan ons in de kuip heeft. Zo zal op elk ander gebied de mening van de Indische Nederlander pas dan waardevol worden als hij ophoudt met kletsen, maar daadwerkelijk en systematisch onderzoekt. In deze studie zetten wij de verschillende delen om terwille van de positie van de lezer Deel I dus. „Wat zeggen de Nederlandse staffunctionarissen, produktiechcfs, werkbazen van hun Indisch perso neel?" Hier staat het zwart-op-wit en deze keer nou eens niet „kata-n|a (Deze interviews werden van redactiewege be kort - red. T.T.) Werkmeester I. Tjawat zal ik zeggen, ik heb de indruk dat de jongens best meekunnen. Ik heb weinig klachten. Ze hobbelen mee, halen hun ta rieven. En wat hun vakkennis betreft. Tja, het is niet als vroeger. Wij oudjes hebben een heel an dere school meegemaakt. Meer de puntjes op de i. Maar één ding meneer, het zijn heren. Je weet soms niet wat je aan ze hebt. Je kan je houding niet bepalen. Geen van mijn jongens heeft me ooit met „meneer" en met ,,U aangesproken. Meestal een grote bek. Maar die Indonesiërs - B. L.) Beleefd dal' zij zijn, akelig op en top gentleman. Ik zou er wel eens paar meer willen hebben. Je hebt geen kind aan ze. Werkmeester II. Ze zijn niet vooruit te branden. Hopeloos. Je komt steeds in de knoop met hun leverschema. Alles gaat pietepeuterig en precies. Ze willen hun produkt te mooi maken. Voor de rest kunnen ze best mee. Er zijn een paar pientere knapen bij, die wel meer in hun mars hebben. De anderen zijn seriemannetjes. Overigens zijn het merkwaardige kerels. Ze klitten de hele dag bij elkaar, je komt er niet tussenin Productiechef I. Als ik zo een globale indruk mag geven te gebruiken. De één wat minder, de ander wat meer. Dat hangt er van af hoe snel zij zich aanpassen. Dat is met elke nieuweling zo. Of hij nu uit Indië komt of uit Drente. Kalm laten inlopen, anders breekt het lijntje. Er is een merk waardige tegenstrijdigheid bij die jongelui. Er is geen middenmoot. Ze zijn of verd goed of verd slecht. Mentaal acht ik ze beslist hoog. Ik heb nog nooit wat gemerkt van allerlei stereotypen zoals onbetrouwbaarheid, onberekenbaarheid en dergelijke. Ze zijn wel slaags in de omgeving met bazen. Ze zijn beleefd, soms te beleefd. Die kerels vechten ook alles onder elkaar uit. Nooit zal iemand eens bij je komen met zijn problemen. Ze blijven netjesi op een afstand. Productiechef II. Om de waarheid te zeggen kan ik heel weinig objectief hier tegenover staan. Ik heb namelijk als officier een jaar of drie in de Oost gediend (Er komt een heel gesprek over „de goede oude tijd". Tevens blijkt dat geïnterviewde getrouwd is met een Indisch meisje wat ik niet wist. B. L.) Wat ik tot dusver in dit bedrijf gehoord heb, zijn ze niet ontevreden over de In dische jongen. Ik sta er zelf verbaasd van hoe snel zij zich hebben kunnen aanpassen. Wat wij hier hebben opgemerkt, is dat deze jon gens geknipt zijn voor de specifieke baantjes, met heel precies werk, waar het arbeidstempo niet van belang is, zoals mengen van kleuren, kwali teitsbepaling, controlewerk in het machinepark. In het contact zijn zij heel moeilijk te benaderen, hoe wel ik daar geen moeite mee heb. Ik word zo n beetje gerekend tot hun clubje te behoren Staffunctionaris I. De berichten die wij zo binnen krijgen luiden niet ongunstig. Wij kunnen deze mensen wel gebruiken en waarom ook niet. Zo gemakkelijk komt men in deze hoogconjunctuur niet aan mensen. Ik voor mij geloof niet dat de Indi sche mensen zich ooit helemaal kunnen aanpassen aan de westerse normen. Zij zijn in Indië te hoog gestegen om een equivalente positie te kunnen in nemen. Dat kan aanleiding zijn tot innerlijke span ningen. En eerlijk gezegd willen wij het bedrijf zo rustig mogelijk houden. Maar ja, wij hebben nu eenmaal de morele verplichting om deze lie den aan een betrekking te helpen. Heel hoog zullen zij well niet komen. Er is te wei nig intellectualiteit en ambitie onder deze mensen, daarbij zijn zij te formalistisch ingesteld. Staffunctionaris II. Ik kan kort zijn. Goed. Boven verwachting. Wij hebben een goed geïntegreerde groep. Het aantal promoties zowel in loon als in functie is percentsgewijs groter dan bij de Hol landse arbeiders. Af en toe heb je er een slappeling onder of een die in andere regionen leeft, maar hij wordt door de groep zelf zeer snel geloosd. De Indische men sen tonen over het algemeen een zelfdiscipline en innerlijke beschaving te bezitten waar menig Hol lander een voorbeeld aan kan nemen. Alleen in de ongeschoolde sector wil het niet lukken. Teveel verloop. Opzichter havenbedrijf,. Ik hoop niet dat ik LI beledig, meneer, maarwaterverf. Er is niks mee te beginnen. Slap. Er zit geen pit in. Je moet ze steeds achter de broek zitten. En ze gaan en komen als eendagsvliegen. Werk is te zwaar, te vuil, teveel overuren. Wat ik U zal zeggen me neer, zij zijn teveel het „meneertje Niet geschikt voor dit zware werk. LI voor en U na tegen Jan en alleman. Eerlijk, ik heb ze liever niet. Teveel rompslomp. Een schuit laden duurt tot sin juttemis. Tot zover de interviews. In het volgend artikel de conclusies hieruit en uit arider materiaal. Waarom zou je naar de kapper gaan vroeger in Indië? Moetoe kwam wel bij je thuis, met z n dok terstasje en z'n stralende glimlach. Eerst alle kin dertjes van de njonja besar onder de goenting, dan eventueel de anakjes van de buren en vooruit, de spruiten van baboe, djongos en kokkie ook meteen maar! Grote zus hield dan wel een oogje in het zeil, ..gendongi" de kleinste adik (rechts). Na het bad goed baaien met carbolzeep en dan 's middags allemaal trots met een ..kepala batok o[ een „kepala botak" op het platje! ROEWET Komt een klein Indisch meisje voor het eerst op school. Krijgt als alle kinderen een vel papier en kleurtjes en begint als alle kinderen braaf te tjorèt. Komt de juffrouw bij haar staan en vraag' liefde vol: „En lieve Jootje, wat stelt al dat moois voor?" Jootje bekijkt de chaos ernstig en zegt: „Benang roewet!" Boy Lawson werd geboren in Buitenzorg op S november 1925 moeder een Von Ban- nisseth; vader van de Laivsons van Che- ribon/Tegal). Vader PTT-man. Na lagere scholen in Solo, Amsterdam. Batavia (bij Pa' Lont jong) naar de KW III; onder broken door de oorlog. Daarna HBS afge maakt, school voor res.-officieren. opleiding voor vlieger-waarnemer. Terug naar de burgermaatschappij. Sinds 1955 assistent op afd. pers. zaken vliegtuigenfabriek. Volgt in de avond colleges in sociale paedagogiek (Gem. Universiteit, A'dam). Heeft tot richt lijn in werk en studie het devies van zijn verre voorouders: Aanvaard je verant woordelijkheid". Met een angstig stemmetje om hulp schreeu wend, rende mijn broer (8 jaar) het huis binnen en viel zo in de armen van moeder, die van angst en schrik op het geroep naar buiten was gekomen. Op nog geen 3 meter afstand volgde een opgewonden Madoerees gewapend met een arit mijn broer. Bij het zien van moeder, viel de man op de knieën en wierp zijn wapen ver het erf in. Hakkelend en in gebroken Maleis smeekte hij moeder om vergiffenis, dat hij op zulk een onge wone wijze het huis was binnengerend met net sel- lige voornemen sinjo te vermoorden. „Ik was mata gelap, njonja. Ampoen, beriboe-riboe ampoen. Sin jo speelde met andere jongens in de nabijheid van mijn woning. Mijn zoontje keek naar de spelenden, toen plotseling sinjo het hoofddoekje van het hoofd van mijn kind sloeg. Deze grove belediging, maakte mij zo driftig, dat ik alles vergat. Uw verschijning gaf mij mijn kalmte terug, ampoen njah!" „Neen ik heb je niets te vergeven, sinjo is heel stout geweest. Hem wacht een gevoelige straf. „Neen, neen njonja, sinjo heeft geen schuld, hij kon het niet weten. U mag niet boos zijn op sinjo. Ik ben een domme oude en schuldige man Ook toean en sinjo-sinjo en non-non smeek ik mijn onbezonnen optreden te vergeven. Met een sembah verwijderde de man zich, moeder, mijn tweeling broer er, zus en Nap, die allen nog niet van de schrik en angst bekomen waren, achterlatend. Men kon het de man aanzien, dat hij zich het gebeurde heel erg aan trok. De volgende dag bracht hij ons een toendoen pisang soesoe. Dan had hij nog een dringend ver zoek: „Ik heb gezien njonja, dat u nog geen boedjang in dienst hebt en u zelf naar de pasar moet gaan. Tot U een kokki en baboe als hulp heeft, vraag ik u ootmoedig te willen toestaan, dat ik voor u blandja. Mag ik dan nonni, (met een knikje in de richting van de kinderwagen) mee nemen? Ik verzeker u plechtig, dat haar niet de minste leed zal geschieden. Terwijl ik blandja, komt nonni onder de hoede van mijn zoontje." Na een korte beraadslaging met vader, gaf deze persoonlijk de man zijn toestemming in vol ver trouwen. Tevreden en dankbaar verliet Pa Rach- mat ons. Hoewel van tijdelijke aard, vond moeder deze beslissing toch maar zo-zo. Vaders rustige uiteenzetting verdreef moeders vrees en gerust gesteld ging ze de keuken in. Wij waren juist een week op de nieuwe standplaats. Zo zagen we de „moordenaar-in-spé" iedere mor gen het kinderwagentje met inhoud voor zich uit duwen, pasarwaarts. Bij de dagelijkse afrekening van de wang blandja constateerde moeder nooit enig verschil. Wel viel het haar op, dat hij voor de blandja passer dage lijks enkele dubbeltjes minder uitgaf, dan wanneer Ma zelf de inkopen deed. Nog vraag ik mij af: „Waarop doelde Pa Rachmat, als hij mij dikwijls toevoegde: „Tjirkatjir taina embih, kepèkèran tah norröh andi." De grove vertaling is: „Geitenkeutels mogen links en rechts vallen, ik blijf zonder zorgen". Toen was ik nog net 5% jaar. Wat bedoelde hij met dat gezegde? Ik kon en kan mij niet herinneren in welk verband hij dat zei. Dit geheim heb ik nimmer kunnen ontsluieren. NAP.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1958 | | pagina 3