„ZIJDEN KOUSEN
Confessie van een
In de begin dertiger jaren stelde het Bata-
viase weekblad „d'Oriënt" haar kolommen open
voor lezers en lezeressen die een kort verhaaltje
te presenteren hadden. De vijf piek die voor zo n
geplaatste story betaald werden, waren natuur-
lijk bijzaak. Belangrijk was dat talent een kans
kreeg en velen hebben hun kans gewaagd. En
er kwam inderdaad soms iets heel aardigs uit
de bus. Bij voorbeeld dit opstel dat nu, na een
kwart eeuw nog al zijn charme behouden heeft.
En óf onze Indische jongens en meisjes schrij
ven kunnen. Als ze maar willen!
Ik heb de leeftijd bereikt, die men „Charming
eighteen" placht te noemen. Mooi ben ik niet, een
doodgewoon meisje hoor, met kort bruin haar,
waar tot mijn grote ergernis geen enkele krul in
te bespeuren valt, bruine ogen en een allesbehalve
mooie teint. Mijn figuur „gaat nog al maar ik
wou het eigenlijk over mijn benen hebben. Ze zijn
op z'n minst uitgedrukt: goed gevormd. In de regel
hecht ik niet veel waarde aan het oordeel van de
mensen, waar ik mee omga. De complimenten, die
ze maken zijn toch nooit gemeend. Maar dat hun
bewondering voor mijn benen niet geveinsd is,
geloof ik vast. Want zelfs vreemden, vooral de
leden van het sterke geslacht, bijv. in de tram.
of als ik in een schoenenwinkel schoenen pas, heb
ik dingen horen fluisteren, die me doen blozen en
die me hoe langer hoe trotser maken op mijn on
derdanen. Ik loop nu rond met in zijden kousen
gestoken benen, ook op school. Mams wilde er
eerst niet van weten, Pap aanvankelijk ook niet,
tenslotte kreeg ik toestemming op voorwaarde, dat
ik de kousen van mijn eigen zakgeld kopen moest.
Het was hard hoor. Al die porties ijs, die ik liet
schieten, taartjesoch, je moet het er voor over
hebben hè?
De bel voor het eerste uur.
Wij H.B.'ers spoeden ons naar het plant- en dier-
kundelokaal, dat een heel eind van het schoolge
bouw, dicht bij de uitgestrekte schooltuin, waarin
we met allerlei planten experimenteren, gebouwd
is. De meisjes zijn wonderlijk rustig. Ik, anders
heus niet de zoetste, werpt boze blikken naar
Jerry Kerstens en Carel Osings, herrieschoppers
eerste klas. Dat alles komt, omdat wij een nieuwe
leraar krijgen. Wij (the girls), hopen, dat hij jong,
knap en ongetrouwd is. En de eerste indruk is
de blijvende. Voor we naar binnen gingen, heb
ben we overal naar hem uitgekeken, maar hem
niet te zien gekregen. Ik zit op de voorste bank,
vlak bij de deur en rek mijn hals uit om maar de
eerste te zijn, die een glimp van de nieuwe op
vangt. Daar klinken voetstappen op het grint. Vier
entwintig paar ogen vestigen zich op de deur.
Even later stapt(och arme wijeen lange,
magere man binnen, met kippige, telkens knipperen
de ogen, die door een bril met gouden rand staren.
Verder heeft hij heel weinig haartjes, die aan zijn
schedel schijnen vastgeplakt te zitten en ellenlange
armen, die als hij loopt, als pompzwengels heen
en weer zwaaien. Mijn gezicht betrekt. Wat een
vent. Hoe had ik op een nieuwe benen-bewonde
raar gehoopt. Deze man ziel] er zo in zich zelf ge
keerd uit en heeft natuurlijk geen flauw benul van
vrouwelijk schoon.
Hij tikt zenuwachtig op de lessenaar, kucht en
zegt: „Jullie wetene niet-waare? Wiee ik benne
niet-waare? (de klas gnuift). We zullen direct niet-
waare beginnen? (de klas lacht hardop). Jullie
hebben natuurlijke nietse geleerd, niet-waare? (dit
met een poging tot een knipoog). Hier brult de
klas. Het kabaal neemt geen einde. Eerst een kwar
tier later is de rust hersteld.
Wc zitten met een boek voor ons en ieder moet
er een stuk uit voorlezen. De leraar luistert met
gevouwen handen toe. Mijn gedachte dwalen af
Plotseling kijk ik op ik krijg kippevel: DE
NIEUWE STAART ALS GEFASCINEERD
NAAR MIJN BENEN, die ik heus zonder enige
bedoeling languit gestrekt heb. Haastig sla ik mijn
ogen neer. Dus toch een bewonderaar? Hoe vol
maakt moesten mijn benen dan niet zijn, als zo n
man ze opmerkte en waardeerde? Voorzichtig gluur
ik door mijn wimpers naar hem. Nog steeds kijkt
hij. Dan zie ik hem langzaam opstaan en naar mij
toekomen. Katachtig sluipt hij naderbij. Bij mij
bank gekomen, bukt hij zich. Ik uit een ijselijke en
doordringende gil, als ik gekriebel aan mijn benen
voel. De klas brult mee. Dan duikt de „nieuwe"
op. Hij is vuurrood, maar triomfantelijk houdt hij
een vreemdsoortig insect in de hand omhoog. En
als hij zich eindelijk verstaanbaar kan maken, stot
tert hij: „Het spijte me nietware, jongedame? Het
was zon pracht-exemplare van een insecte niet-
waare? Ik verqatte, waare ik was niet-waare?"
EFKA.
RAYON-CONTACTAVONDEN
Op 3 oktober aanstaande organiseren enkele
TONG-TONG-enthousiastelingen een „Sam
sam" te Haarlem, restaurant BRINKMANN,
Grote Markt 9, 's avonds om acht uur. Mu
ziek uit Indonesië, kleurendia's uit Indone
sië, Tjalie Robinson, gastspreker.
Op 17 oktober gebeurt iets dergelijks in Am-
sterdam-Slotermeer, eveneens aanvangend
om acht uur, Burg. Fock-school (lijn 13, bus
21) Burg. Fock-straat, Slotermeer, in de
aula. Attracties staan nog niet vast. Maar
dat het een „Sam-sam" wordt met pushing-
power staat vast bij die Amsterdammers!
Gastspreker Tjalie Robinson.
Haarlemmers, Santpoortenaars, Beverwij-
kers, Overveners, Slotermeerders, Sloter-
vaarters, Geuzenvelders, Amsterdammers,
laten we ook eens de handen uit de mou
wen steken en aan Nederland laten zien,
dat we buiten ons werk en al onze zorgen
nog iets moois kunnen opzetten! Nadere
informaties voor Amsterdam bij W. F.
Wanrooy, Woutertje Pietersestraat 43II.
IK EN BENTIET.
Op een dag ik ontmoet Si Bentiet bij Kebon Pala
Hij doet nix. Zitten maar en oelek zijn neus.
Ik zeg: „Jij doet wat ,'ntiet?"
Hij zeg: „Neks."
Ik zeg: „Als so kènniet moe."
Hij zeg: ,,Ha-a."
Ik zeg: „Misschien jij wahten."
Hij zeg: „Misschien.
Ik zeg „Wahten wat?"
Hij zeg: „Wat maar."
Ik zeg: „Wahten pala fal fan de boom."
Hij zeg: „Niet. Als ferlang pala, stelen toh?"
Ik zeg: „Wahten kloppartij?"
Hij zeg: „Ieja."
Ik zeg „Wie tehen wie."
Hij zeg: „Gentong tehen gendie."
Ik zeg: „Saaie mop."
Hij zeg: „En dan wie njang uitlokken."
„Ah, herrie altijt, waarfoor. Kapan frien-
Ik zeg:
den!"
Hij zeg:
Ik zeg:
Hij zeg
Ik zeg:
„Frienden in de nootje weet wel.
,E-é, niet so! Als ik door. dik en dun."
„Alles je doet foor mij!"
„Ik sweer."
Hij zeg: „Alles?"
Ik zeg: „Alles."
Hij zeg: „Alles?!"
Ik zeg: „Alles!"
Hij zeg: „Halen pala één foor mij."
Ik kaait én keer, twee keer. drie keer, raak. Ik
heeft hem.
Hij zeg: „Lus niet."
Ik zeg: „Jööö-wis. Tóh niet boos ik. Alles ik doet
foor jou."
Hij zeg: „Kaait op de gront de pala."
Ik zeg: „Hah loh!" Ik hooit.
Hij zeg: „Trappen tot stuk."
Ik zeg: „Ha-joh, ha-joh, ha-joh!" Tot antjoer pala-
nja. Laat maar pijn mijn poot.
Hij zeg: „Eten die pala-antjoer!"
Ik zeg: „Apa Ioe gilèèè!"
Hij zeg: „Naaaaa!" Hij lach fijntjes. En toen ik
mata gelap. En toen ik spuug zijn kepala botak,
En toen ik loop weh. Al te hoet is buurman hek,
seh!
Tjalie Robinson.
Zijden kousen! Dan denken we terug aan onze schoolfuifies. Wat een denderende knal-fuiven
konden dat zijn. Hier zien we een bende Bandoengse pretmakers omstreeks 1930 bij mekaar (met
veel gasten uit Batavia). Jongelui, kijken of pappie of mammie erbij zijn! En dan weer triomfan
telijk zeggen: „Waarom mochten jullie toen wel charlestonnen en wij nou niet jiven
ACHTERSTE KIES
Baboe Krol is door haar huwelijk met korporaal
Bot „meproo" geworden en leert ijverig de Neder
landse taal. Wat ze niet goed zeggen kan, dat
lacht ze maar, met een mooie parelende lach. Zegt
een meneer eens bewonderend: „V/at een mooi
gebit heeft U, mevrouw!" Zegt mevrouw Bot:
„Ha-a ja meneer, alleen in mijn achterste is een
gaatje."
Spreken is zilver, zwijgen is goud, denken is zil-
ver-goud-platina etc.
Alles is betrekkelijk, behalve tijd, die is absoluut.