Een echo van „HET ZOETE RUISEN VAN DE PAOIHALMEN"
EEN BARD UIT ONS IND1Ë
SOLDAATJE
IN DE OOST
7
Hoe slecht bekend zijn onze schrijvers en onze
dichters. En hoe jammer is dat! Net als waar ook
ter wereld zijn mensen geroerd geweest door het
leven rondom hen. En net als waar ook ter we
reld hebben sommigen gegrepen naar het penseel
en anderen naar de dichterspen. En wat hebben
wij, mensen uit het oude Indië gedaan? Wij heb
ben de namen van andere dichters leren verheer
lijken en zwetend in de tropenzon hebben HBS-
ers en Kweekscholieren wintergedichten uit hoofd
geleerd en onze eigen dichters hebben wij niet
gekend.
In TONG-TONG zullen al onze dichters, schrij
vers en schilders een plaats krijgen, die ze eigen
lijk in ieder Indisch hart verdienen. Hier is de
dichter Willem Brandt. Is zijn gedicht De Re
patriant ons niet uit het hart gegrepen? En Aqua
rellen. Wie ziet, kort voor het slapen gaan, en
misschien ook zó verdiept in assimilatie-plannen,
tóch nog even de bergen van Bandoeng, de sawahs
rondom Malang, de rawa's bij Batavia, de klap
pertuinen van Menado?
Vaag vluchtig als héél lichte aquarellen,
diepe trilling van geluk. Bij Willem Brandt vinden
deze aquarellen ongemerkt metrum en rhythme, de
woorden rijen zich als bloemen aan elkaar en een
gedicht ontstaat.
Kijk, hier is een mens, afkomstig uit Nederland
en teruggekeerd naar Nederland. Geen assimilatie
problemen. Geen hardvochtig afscheid van wat
hem een halve eeuw (van 1905 tot 1955) dierbaar
is geweest. Maar dankbaarheid, die zich uit in
een gedicht dat hem en zijn generatie vér voorbij
zal leven. En dat nog zal bestaan als een land
en een volk zijn weggewist.
Elders op deze pagina staan de dichtbundels die
van Willem Brandt verschenen. Koop er minstens
één van. En als U 's avonds moe en knorrig bent,
pak zon bundel, lees er in, vertoef weer even in
het goede land van weleer. En ga tevreden en
gelukkig naar bed.
T. R.
DE REPATRIANT
Aeolusharpen van de tropennacht
verborgen in de lalang en de palmen
het zoete ruisen van de padihalmen,
sonore [luittoon uit de bamboeschacht
Onder de stilte van dit winterland,
mijn vaderlandblijf ik uw stemmen horen,
in 't calvinistisch galmen van de toren
beklaagt mijn hart het overzeese strand.
Gevangen achter de bevroren ruit,
tussen behang en kolenkist verbannen,
droom ik de Indonesische savannen
en 'k hoor de soeleng die zijn liedje fluit
over de vlakten, tot over de kam
der tomeloos gevormde bergmassieven.
De melkboer komt. De krant. Alweer geen brieven.
Allah vergeve mij en Amsterdam.
AQUARELLEN
De buffel, het zwartglanzend silhouet,
spiegelt zijn beeld reeds in de natte voren
de naakte tors van wie kracht aanzet
gloeit bronzend in het morgenlicht; de koren
der vogels hebben hun nerveus discours
al vroeg hervat en in de dessa branden
de vuren nog; over de heuvelranden
penseelt de zon een karmozijnen floers.
Het water wiegelt zich veelkleurig waar
de witte beken naar de oevers zwellen;
de sawahs zijn fragiele aquarellen,
de groene aarde trilt als aan een haar.
Landlieden, licht over de paden verend,
zeggen hun simpele groet: waarheenNaar daar.
Geluk dan in de morgen, gaand en kerend.
Hier bloeit de Morning-glory duizend jaar.
Willem Brandt
KORTE BIOGRAFIE
WILLEM BRANDT (pseudoniem van Wm. S.
B. Klooster), geb. 6 sept. 1905 te Groningen, be
haalde de acte L.O., studeerde Nederlands en ging
vervolgens in de journalistiek als verslaggever bij
het „Utrechts Dagblad". Vertrok in 1927 naar
Ned. Indië als redacteur-verslaggever van de „Deli
Courant", te Medan, van welk blad hij in 1935
hoofdredacteur werd. Bracht de oorlog door in
Japanse kampen en was na de oorlog als res. ka
pitein v.s.d. verbonden aan de Leger Voorlichtings
Dienst in Indië. In 1950 werd hij directeur van
de N.V. Deli Drukkerij en Boekhandel (uitgeef
ster van de voormalige Deli Courant). Hij repa
trieerde in 1955 en is thans te Bussum woonach
tig. Is nog directeur van genoemde N.V. en tevens
van de dochtermij. dezer Vennootschap, de Druk
kerij Marckelbach N.V. te Bussum, uitgeefster van
„De Bussumsche Courant", van welk blad hij de
redactionele leiding heeft. Gedurende zijn verblijf
in Indië zowel als daarna zijn van zijn hand ver
scheidene dichtbundels en enige proza-boeken ver
schenen. Poëzie o.a.: „Oostwaarts", „Tropen",
„Reizend Achter het Heimwee", Tussen Steen en
Bamboe" en „Spoorzoekend naar een Woord".
Proza o.a.: „De Gele Terreur", De Aarde van
Deli".
en is enthousiast lezer van TONG-TONG.
Hoort dit in deze biografie? Ja, want TONG
TONG zal in de komende jaren in menig Indisch
leven een rol gaan spelenen menig leven een
rol in TONG-TONG. Dat een oude rot van een
halve eeuw Indische journalistiek en letterkunde
in ons midden zal blijven vertoeven, lijdt geen
twijfel.
Het wantrouwen in eigen kunnen is de zucht tot
zelfvernietiging.
WILLEM BRANDT
WAAR BLIJVEN DIE MEDANNERS?
Willem Brandt komt uit die merkwaardige on
Indische Indische stad Medan, waar de toekang
pinatoe doby heet en de njonja Mim. Waar de
sepeda kereta angin heet en het poteloot pensil.
Waar de bijgebouwen vijf poten hebben, immers
kakilima genoemd worden. En onze djonges heette
deftig Boy. De toekang soesoe leek op de kalief
van Bagdad, want was gestoken in een lang wit
gewaad, had een tulband op en droeg een lange
baard. Want hij was meestel een Kling
Hoewel er dus eigenlijk enorm veel te vertellen
valt over Medan, komt er maar niets uit die stad
voor TONG-TONG. Hoe zit dat, oud-Medaners,
is jullie oude liefde werkelijk verroest? Pak de
pen, neem een vel papier en begin: „Beste Tjalie.
Zoals jij vroeger op Pasar Senen rondzwierf in
Batavia of op Pasar Besar in Soerabaja, zo schar
relde ik graag rond in de Hakkastraat in Me
dan Daar, de eerste regel is er al. C'mon,
C'monü
Er is een tijd geweest dat amper de halve Euro
pese maatschappij in Indië vechtsoldaat was, of
ermee gelieerd. Je leefde niet zo lang toen in
Indië, vooral als soldaat niet. Wie kent dat trieste
en toch zo branië refrein niet:
Soenggoeh mati
Djadi orang serdadoe!
Soenggoeh mati
Djadi serdadoeoeoel!
Ja ja, het gezellige Hollandse kopje kofje is duur
gekocht, hoor! Maar alle dagen huilen, dat zat er
niet bij toen. En op alle toestanden was een
liedje of een rijmpje. „Si Anoe" herinnert zich de
ze nog:
Sa ja poen ja Pappa Koroporaal,
Saja poenja Mamma Bliksemstraal,
Saja poenja Soesie Njai Soldat,
Saja poenja Broertjie Opsir Setat.
Geen verdichtsel, zulke gezinnen zijn er geweest!
En zon soldaat van vijfenvijftig centen in de
week zag er toch maar keek uit op zondag en
wist zich in zijn armoei best te vermaken. Luister
maar:
Een schako die mooi blinkt,
Paman soto demplang-dempling
Oom Djakoep main soeling,
Pantat-nja mering-mering!
Wie weet er meer? Onze historici zitten erom te
springen
BABOES EN NAMEN
Ja, die bokkesprongen van onze baboes en djon-
gossen met onze schone Europese namen! Het lijkt
erop alsof we nooit door de voorraad curiosa' heen
komen. Van „Si Anoe" (U weet wel) kregen wij
weer een heel risje:
Van der Vlugt werd Pandeblik, Munninckhuizen
Minnekèsen, Zuyderhoff Sèdrok, van Maanen
Aninganang, mijnheer Poublon Toewan Beloon
Poeh, Vlierboom Serbom, Goderoy Goelaprah, en
de boekhouder was natuurlijk Bekawer.
Maar de inzending van R. Chevalier spant de
kroon: Tourton Bruyns werd TONG TONG
BReNG!
Ach, hadde TONG-TONG een redaoteur die
Tourton Bruyns heette. Hoe energiek zou dat
staan: TONÓ-TONG onder redactie van Tong
Tong Bréng!
Maar ze spraken toch vaak een keurig mondjevol
Hollands, onze baboes. Zo werd „Si Anoe" als
kleine jongen (en plaaggeest) door baboe Gimah
vaak berispt: „Jantje toh, Jantje toh! Jiji aaltèt so
pelah biji jou soesie jiji. Ik sèh biji Mama, choorü
In de mens schuilt vaak het beest. In het beest
schuilt nooit de mens. Gelukkig beest!