VAN HIER EN GUNDER
Mémoires
van
Oma Soesman
VIII
„ende dispereert niet!"
PIëTEIT??!!
Hebben zulke verhaaltjes als van Oma Soesman
en Opa Samson werkelijk nog enige waarde dan
die van piëteit? G., Haag)
Dit is geen piëteit, dit is verdiende hormat voor
onze oude garde. Maar er zit nog veel meer in
voor wie het lezen kan en wil: van hen kunnen
wij nog steeds leren dat het onwaardig of laf is
om te huilen en te bedelen om steun. Dat we ons
zelf altijd kunnen helpen als we maar branie heb
ben en eergevoel. In deze moderne tijd is bestaan
meestal een kwestie van „mazzelen", vroeger van
vechten. We kunnen het wéér! Als we maar iets
terugwinnen van die onvernietigbaarheid van onze
ouders en grootouders!
„IK HAAT ASSIMILATIE"
Tong-Tong is een blad dat me steeds weer een
poosje doet vergeten dat ik in Holland zit. Aan de
andere kant mept het me weer terug tot de nuch
tere feiten. Dat is wanneer ik het woord assimila
tie lees. Dat woord is voor mij de rode lap, mijn
heer Robinson. Waarom plaagt U ons er toch tel
kens weer mee? Ik haat assimilatie. Het is het
vernederendste wat een volk kan overkomen. Het
is erg genoeg dat we geen land meer hebben, moe
ten we persé ook nog ons karakter verliezen:
Wij zijn Indische Nederlanders en we blijven het
tot onze dood toe. En na ons leeft het nog tang
voort in onze kinderen en kindskinderen. Voor de
Hollanders blijven wij nog heel lang Indonesiërs
(Ambonnezen, Chinezen, etc.). Spreek maar eens
met een Jood en hoor van hem hoe hij nog steeds
halsstarrig bekeken en beoordeeld wordt als Jood,
al is hij tientallen generaties Nederlander! Het
„van vreemde smetten vrij" strekt zich ook uit tot
Fransen, Engelsen, Hongaren, etc., etc. die een
beetje anders zijn dan andere. Laten we dat „assi
mileren" toch in hemelsnaam nuchterder bekijken.
En laat ons aan de andere kant ook zien dat elke
Nederlander de vreemdeling welkom heet, dat iets
nieuws, iets bijzonders en iets nuttigs te brengen
heeft. Voor de rest zijn we toch alleen maar con-
curerende meeëters. En daar heeft de Hollander
gelijk in. Als hij desondanks al te humaan spreekt
over assimilatie, laat ONS toch reëel blijven. Wij
moeten ZELF weten wat kan en niet kan en niet
mag.
Ik durf er een eed op te doen dat van de honderd
duizend Indische huisvrouwen in Holland GEEN
EEN leeft zoals Libelle of Margriet voorschrijft.
En het HOEFT ook niet. Daarom zijn we HEUS
niet minder mens.
Niet meer praten over assimilatie, gewoon dood
zwijgen, mijnheer Robinson, dan houdt U de juiste
lezers over voor onze Tong-Tong. Geen vergelij
kingen meer maken met wat de Hollanders doen en
denken en wat wij doen en denken. Wij hebben
duur betaald voor ons zijn hier, we betalen er
nóg voor. Waarom moeten we dan nog uit dank
baarheid assimileren? Denkt u dat Holland er ge
lukkiger door wordt als wij geassimileerd zijn? Ze
weten nauwelijks dat we bestaan, wat kan het hun
schelen wat we willen zijn?
Alleen als we niet assimileren kunnen we ons op
gelijk niveau voelen met de Hollander als volk
an sich). Alleen als we ons bewust vreemdeling
blijven voelen, kunnen we bewust ons eigen milieu
en onze eigen sfeer maken. Ik wil tevreden zijn
met het minste als het niet anders kan, maar dat
minste moet van mij alleen zijn. Begrijpt U een
beetje wat ik bedoel?
L. v. Z.
We blijven voortgaan met over assimilatie te
schrijven omdat de voortdurende uitwisseling van
gedachten een eind maakt aan het waterige, voze
IDEE assimilatie, en een BEGRIP schept dat ons
bestaan bewuste vorm en inhoud geeft.
Zoals niet iedere wijn verzuurt door ouderdom, zo
ook niet iedere leeftijd. Cicero.
VRAAG EN ANTWOORD
In TONG-TONG propageert*) U herhaadelijk
het „petjo"-praten Welk nut ziet U er eigenlijk
in? Zou het voor de Indo's niet verstandiger zijn
om nu meer dan ooit het Hollands zuiverder
te spreken?
M.i. kunnen wij er slechts bij winnen: bij ge
sprekken met Hollanders o.a. bij sollicitaties!zal
dat een betere indruk maken. Bovendien is dat
n.m.m. een probaat middel om ons bekend „maloe-
complex" te overwinnen.
E. v. Daim.
Dit woord is niet alleen hier, maar voor heel
TONG-TONG verkeerd gebruikt. Wij propage
ren niets; wij GETUIGEN. En zo waarachtig
mogelijk.
1. Wij zijn niet meer in Indië.
2. Van de Indo wordt door de Hollander zó con
stant en openlijk getuigd dat hij perfect Neder
lands spreekt, dat er niet de minste vrees hoeft
te bestaan voor een beetje petjo onder elkaar
(want naar buiten wordt NOOIT petjo gespro
ken). Het tegendeel is waar; juist ons perfect Ne
derlands stempelt ons tot niet-Nederlander.
Elke „thuis-Nederlander" spreekt min of meer
dialect.
3. Dat wij in een Indisch blad (dus onder el
kaar) af en toe „petjo" praten (meestal werkelijk
niet meer dan het een of andere oude „slagwoord
en ook wel Maleis, Javaans, Soendanees, Chinees,
is een onschuldig vermaak, aanwezig bij elk volk
en elke taal. Luister naar Parijzenaars, Oxonians,
Yanks. Lees boeken in andere talen.
4. Let goed op: juist zij die het Nederlands het
best beheersen en uit de betere milieus zijn, gene
ren zich het minst voor af en toe wat petjo. De
zich klein voelende man of de man met een ver
ouderd taaicomplex is er het bangst voor.
5. Let nog beter op: het zijn de hartelijkste, eer
lijkste, openste mensen (ongeacht of zij kleine of
grote Boeng zijn) die het vrijst en gezelligst af en
toe petjo gebruiken. Er zijn inderdaad „super-
Indo's" die zich met petjo aanstellen; ze zijn niet
gelust.
6. Het petjo is een stervende taal van een ster
vende generatie. Gun deze mensen (Indië's groot
ste pioniers behoorden ertoe) hun laatste lol. De
volgende Indische generatie spreekt zelfs geen
perfect Nederlands meer, maar Mokums, Lim
burgs, Rotterdams of Zaans. Dan zijn alle com
plexen wegen hoe verschrikkelijk tragisch is
dat! Want ook wij en zelfs onze nagedachtenis zijn
dan volkomen weggewist.
BETALING VAN TONG-TONG.
1. Wie zijn krantje niet ontvangt kan er prac-
risch zeker van zijn dat hij achterstallig is.
2. We kunnen niet doorgaan met aanmanen. Dit
is in vergelijking met de lage prijs van het
krantje en de hoge exploitatiekosten onver
antwoord.
3. We verwachten van onze lezers dat ze ons
helpen en liever te snel en te veel betalen dan
te weinig en te laat. Dit is een INDISCH
WERK IN OPBOUW. Maak een Tong-Tong
aantekening op Uw kalender!
4. Wie na een paar maanden merkt dat hij ach
terstallig is geweest en snel geld opstuurt om
de ontbrekende nummers óók nog te krijgen,
kunnen wij NIET garanderen dat deze nummers
nog voorradig zijn. Voor sommige nummers is
namelijk de na-vraag onbegrijpelijk groot.
5. Nieuwe abonnées moeten zich aanmelden met
GELIJKTIJDIGE betaling voor minstens 2
maanden (fl,Eerst abonneren en dan
wachten tot wij een kwitantie sturen zit er
helaas niet bij. Wij zijn nog steeds straatarm;
nog steeds op één schoen en één slof, MAAR
WIJ GROEIEN TOCH!!
In hel vorige artikel werd beschreven hoe het
eens bloeiende land van de Soesmans, met zoveel
energie aan de wildernis ontworteld, door de kof-
fieboorder volkomen werd geruïneerd. Het land
verliep: moest het gezin verkommeren? Hier ver
telt Oma Soesman hoe onvernietigbaar de oude
pioniersspirit was. Zijzelf ging batikken en begon
een waroengkje, haar man ging jagen. Hoe ellen
dig arm en uitzichtloos het leven voor dat kleine
gezin vaak geweest moet zijn, alleen de oudste
garde weet dat en zo menige huismoeder die in
de Jappentijd dapper het hoofd boven water hield!)
Hier volgt Oma Soesmans nuchtere relaas.
De bevolking, die achterbleef was aan ons gehecht
en bleef ook. Ze gingen op andere ondernemin
gen een poos werken, visten, plantten, enz. De
vrouwen maakten koekjes en rijst, die ze ook op
de andere dorpjes en ondernemingen verkochten.
Mijn man jaagde op zwijnen en herten, ik droog
de het vlees met zout en salpeter en bracht het
naar een Chinese winkelier, die mij er geld en
andere voeding voor in de plaats gaf. Ik had in
het dorp vaak zien batikken en verven. Ik schaf
te me de batikartikelen aan en begon met vier
batikvrouwen te batikken. Ik tekende Europese
motieven, verfde de doeken zelf en in korte tijd
kreeg ik van vele kennissen en vreemden zoveel
bestellingen, dat ik het niet afkon.
Toen de batikstukken goed geld opbrachten en het
resultaat van mijn man zijn jacht op herten, zwij
nen en tijgers een spaarpotje vormde, kwam ik
op het idee om in de leegstaande koffieschuur een
klein winkeltje te beginnen met de hoognodige
specerijen, tabak, koffie, wittesuiker, textiel, enz.
Ik kon inkopen doen op grotere schaal dan de
kleinere winkeliers van de naburige dessa's. Daar
door kon ik heel wat goedkoper alles van de
hand doen, waardoor wij het dus wat ruimer kon
den doen en de twee oudsten in de kost laten
in Malang tot er betere tijden zouden aanbreken.
Eindelijk verscheen een ernstige koper, die het
land voor enige duizenden kocht, eigenlijk om
te speculeren, wat hem na jaren ook gelukt is.
In onze tijd wist niemand iets van vezelcultuur in
Ned. Indië. Ons land was al zo goed als verlaten
door onze bevolking toen het verkocht werd aan
een tweede koper. Deze had een groot concern
achter zich, dat er sisal-vezels wilde verbouwen,
zo gauw mogelijk. Hij liet een prachtweg aanleg
gen, bouwde op de plaats waar de vruchtbomen
in volle bloei waren een stenen huis, betaalde het
werkvolk meer dan andere landen en alles floreer
de prima. Het land heet nu „Kotta Blattir", is ge
makkelijk te bereiken per auto en bestaat bekend
als het mooiste vezelland in Oost-Java.
Mijn man, die als goed werker bekend stond,
kreeg direct een aanbieding op een land maar
prefereerde nu in een grotere stad zelf iets te be
ginnen met het oog op de kinderen. Ik dankte
Onze Lieve Heer, dat ik nu alle zes bij me had
en meer tussen de mensen kon komen na een lange
tijd van misère met zieke kinderen, ver van elke
hulp. De som der verkoop was pl.m. 1/6 deel van
het kapitaal dat erin verwerkt was, maar zelfs
dat deel ontvingen we niet geheel aangezien de
concern bestaat nog, maar of ze floreert en door
dezelfde maatschappij gedreven wordt, is me he
laas onbekend, hoewel ik vaak aan het land denk
waar mijn kinderen me omringden en ik zoveel
treurige maar ook heel veel gelukkige herinnerin
gen heb.
OMAATJE
„Wil niet-ah, in huisje voor ouden-van-dagen.
Kapan ik oudje-van-gisteren.