VAN HIER EN GUNDER i\V* DE KWITANGKERK SPIRIT! N.a.v. uw brief over het verschijnen van TONG TONG wil ik u, zonder het proefblad af te wachten verzoeken mij als abonné in te sch i ij ven Het geld voor een jaarabonnement stuur ik u per giro toe. Mevr. Aberdeen-Janz. Eén zon brief maakt alle geïrriteerdheid over „voorzichtige" mensen op slag weer goed. Het is after al! geen Heina-artikel, TONG-TONG; de behoefte op zo'n blad te maken is nummer één en het dan met gezamenlijke inspanning zelf ma ken is twee. Dit is de spirit van de onvernietig bare buitenpostpionierster, die nooit zeurde dat ze geen pannen toegestuurd kreeg van Batavia en of het wel goede pannen zouden zijn, maar DI RECT startte met één batok-klappa en daar een tjanggok van maakte. En zo voort, en zo voort. Ah, die vrouwen die de soetil konden han teren en ook de dienstrevolver! Waarom gaan we nog naar Westerns kijken? Onze historie zit tjokvol Easternst minstens even spannend en die spirit zit TONG-TONG in het bloed. We koersen goed! WIJ ZIJN ZO VERD. DEGELIJK Men zegt zoveel om iemand af te breken. Van de Hoog, van Berretty, van Multatuli. Deze laat- sten over hun moraal. Wij zijn toch zo verd deqelijk. OPA SAMSON. Wij bij de redactie van TONG-TONG kunnen ervan mee praten. Zulke laatdunkende opmerkin gen als we wel eens krijgen van: „Als die vent voor TT schrijft, dan kan je mij meteen af schrijven!' Zoiets doen we ook altijd direct. Het zijn vaak de minst betekenende mensen die het vlugst klaarstaan met kritiek op hun medemens. In de Indische samenleving is zoiets gewoonweg moordend geweest voor alle initiatief. Want wie is werkelijk zonder zonden? Er zijn inderdaad wel eens mensen, van wie werkelijk niets kwaads ge zegd kan worden. Het zijn meestal lui, die zó schrikbarend ruggegraatloos, vaag en beginselloos zijn, dat er ook niets van uitgaat. Typische erva ring voor TONG-TONG. Mensen, die zeggen: „Dit of dat bevalt me niet. Schrijf me maar af!" Zo iemand vroeg ik laatst: „Wie is de redacteur van jouw krant?" Wist hij niet eens. „Schrijft die vent ook nooit iets dat je niet bevalt?" Jawel. „En trap je die krant dan ook meteen de deur uit?" Ja maarDie blinde verering van alles wat vreemd is en dat onbarmhartig neerhalen van alles wat eigen is Goddank, Goddank is ver reweg het grootste deel van TONG-TONG s abon- né's van het betere soort. Daar MOET iets goeds uit voortkomen! T. R. INDO „Ik was al blij dat het woord Indo ging verdwij nen en nu brengt u het weer in de mode hoe dan ook, het klinkt onvolwaardig Nederlands" v. d. K„ Rott. Het woord Indo en de Indo zelf gingen niet ver dwijnen en zullen nog lang niet verdwijnen. Het heeft niets met mode te maken, maar met zelf bewustheid. Wie zich ervan bewust is als Indo onvolwaardig te zijn, hij wisse het woord uit. Wie zich bewust is als zodanig drager te zijn van bijzondere en goede kenmerken, die houde het. Maar men kan scharrelen met het woord zowel men wil, het WEZEN blijft nog lang bestaan net zo lang als er Europeanen zijn, die een vrouw zoeken onder andere rassen en volken. En omge keerd. De wereld is veranderd. Men leeft niet meer in de besloten clan van de Middeleeuwen, maar internationaal. Mengbloedigheid in sinds eeu wen een normaal verschijnsel Alexandre Du mas, Josephine de Beauharnais, Gauguin, Camus, de Aga Khan, Bourgès Manoury, Diego Rivera, Henry Miller, Oscar Niemeyer, Jan Toorop, Ma ria Dermoüt, du Perron, etc. etc., zijn mengbloeden min of meer direct, wat is daar voor onvolwaardigs aan? Men kan zich ook rekenen tot de dagoes and halfcaste", maar waarom? Geen enkel volk of ras vereenzelvigt zich graag met zijn paria s. Ik zelf en duizenden met mij steken hun af stamming niet onder stoelen of banken. En als er een BESTAANDE naam voor is, dan accepteren wij die naam. Als anderen dat NIET willen, wij laten ze daarin vrij. Maar gun ons ook onze vrij heid en wrijf ons geen propaganda of mode-gril aan. Een symptoom van het wérkelijke leven valt niet te ontkennen. TONG-TONG biedt dit werke lijke leven, dus ook dit symptoom. 1 T. Ri „Die VPTL-verhalen mogen dan spannend zijn en onze soldaten van het oude Indië [linke kerels, maar het blijft toch maar een onderdrukkingsoorlog en dat vind ik lelijk. G. A. R., Amst. Wij in Indië hebben altijd gediend, NOOIT zelf standig geregeerd (er waren geen verkiezingen in Indië). Alles wat wij in Indië deden (vaak tegen beter weten in) hebben wij gedaan OP LAST van Nederland. Alles wat wij in Indië deden, werd be disseld in de Tweede en Eerste Kamer in Neder land, die door u en uw vader en uw grootvader werden gekozen. Dus hebben zij en u de verant woordelijkheid -- als er laatdunkende standjes vallen uit te delen. En nu niet dat flauwe theote- tische praatje van „als je het niet wou, had je het kunnen verd. want dat gaat nergens op. Ook waren het andere tijden toen. En andere tijden, andere zeden. En ook in die tijd waren er al op standige of ver vooruitziende mensen. De ge schiedenis van Indië kent tientallen voorbeelden van flinke mensen, die keihard geschorst, onthe ven of ontslagen werden. Eigenlijk, mijnheer, is de geschiedenis van de Nederlander in Indië een tra gische geschiedenis, die wij nochtans niet weg willen stoppen. Want ons geweten is schoon. Maar hoe moeten wij dat duidelijk maken aan een volk dat denkt in de geest van „het hemd is nader dan de rok terwille van het hemd de Indische miljoenenbaten naar Holland trok ten koste van de rok, tenslotte deze rok wegwerpt en er dan nog op scheldt? Wat wij deden, dat VINDT u lelijk, mijnheer, maar wat u doet, dat IS lelijk. T. R Een Indisch instituut WAAR KOMT HET VANDAAN? Gisteren liep ik Justus tegen het lijf en natuurlijk raakten we weer aan het praten over allerlei In dische koeien en kalfjes en zo kwam het gesprek ook op kamponggladakkers en toen zei ik zo: „Waar zou dat woord gladakker toch vandaan komen?" Waarop Justus me stomverbaasd aan keek en vroeg: „Weet JIJ dat niet?! Zodat ik wel reden had me lichtelijk gekrenkt te voeten, lang- tenige Indo als ik ben. Legde Justus me uit: „Gla- dak is de naam van het terrein voor de noordelijke ingang van het kratonplein in Solo. Op die plaats wachtten vroeger de dragers van tandoe's (draag stoelen) op hun vrachtje. Daar toentertijd tan- doedragers wel héél nederige figuren waren in de samenleving, kon het woord „gladakker" de aan duiding worden voor iemand die niets waard was. Later scheldwoord voor alles wat paria of boef was." Het woord is dus niet afgeleid van gladdèkker als term naast ééndekker en tweedekker uit de oude vliegerij. Ook heeft het niets te maken met glèdèk of samber glèdèk als vertaling van „bliksem straal". Maar wie van onze lezers weet nog meer zulke voorbeelden van afleiding en woordvorming uit „de botsing van twee talen"? Dat hij. schrijve! T. R. Zaterdag 27 september is er in Utrecht een grote reünie geweest van de leden van de oude Kwitangkerk van Batavia. Het is een hartverwarmende bijeenkomst geworden van mensen die misschien nooit in Holland terug hadden zullen komen als het aan hen gelegen had. Elk gesprek dat daar op die ontmoetingsbij- cenkomst begon zo ongeveer met „Wat heb ik jóu al lang niet meer gezien!" Tijdsverlopen tussen deze en de laatste ontmoeting bedroegen hier en daar meer dan 20 jaar. De reünie was een „cadeau aangeboden aan do minee Ubels en zijn echtgenote die op 17 en 18 augustus twee feiten herdachten. Ten eerste het 40-jarig ambtsjubileum van de dominee en ten tweede het veertig jarig huwelijksjubileum van het echtpaar Ubels. Van de veertig ambtsjaren heeft Ds. Ubels er 20 in Batavia gestaan. De gereformeerde Kwitangkerk van Batavia is eigenlijk een „totok"-kerk geweest waarvan verre weg het grootste deel van de leden behoorden tot de zogenaamde Blijvers. Dat wil zeggen mensen uit Holland, die zich voorgoed in Indië kwamen vestigen. Velen van hen bekleedden belangrijke posities. Inspectie van het onderwijs. P.P. bij de Factorij, topfuncties in de handel. Onderwijzers, leraren en professoren. Vooral in het onderwijs werkten vele gereformeerden. Het waren allen men sen die liefde opvatten voor het land dat zij zich tot hun vaderland maakten; er hun krachten aan wijdden. En voor al deze mensen was de oude Kwitangkerk een centrum in hun leven. Vandaar dat Ds. Ubels kon constateren, dat er door de bijeenkomst ook een draad van weemoed liep. Weemoed om wat kapot is gegaan, waar tegenover echter vreugde moet staan omdat de Indonesische en Chinese kerken nu groeien. Ds. en mevrouw Ubels hebben 20 jaar deze gemeente ge leid en hun naam is daarom vergroeid met Kwi tangkerk, tot één begrip. Dat deze dominee geen probleemloze periode ach ter de rug heeft blijkt alleen uit de geografische problemen waar de Bataviase (en ook de andere) dominees mee te kampen hadden. De gemeente Batavia, strekt zich uit van Batavia (en het ach terland tot in Bantam toe) via Zuid Sumatra, Bangka en Biliton tot West-Borneo toe. En na de oorlog kwam Singapore er nog bij. Een gemeente zo groot als Nederland maar zonder de vlotte trein verbindingen, zodat Ds. Ubels vaak weken lang onderweg was om drie of vier mensen een bezoek te brengen. Het is in verbazend hoge mate Ds. Ubels geweest, die de Kwitangkerk gemaakt heeft tot een soort van Indisch instituut, een klein maar nuttig insti tuut, dat zeer beslist niet alleen kerkelijk heeft vrucht gedragen in Indië. En wie in Holland rond kijkt zal merken, dat eigenlijk juist de instelling van de gereformeerden hen ertoe bracht in de tro pen een bestaan op te bouwen ten dienste van wat dan ook, maar dienend. MISVERSTAND. Een jong vrouwtje, kersvers uit Holland, zat in de tuin van het hotel (ergens in Indië) te lezen, terwijl haar dochtertje in het gras zat te spelen. Plotseling begint het kleintje te huilen. Moeder snelt toe en onderzoekt wat de reden van het ge huil kan zijn. Een oude grassnijder houdt even op met aritten en zegt dan: „semoet" (mieren). Het kindje blijft hard huilen, moeder kan de oorzaak niet vinden, geen schram, geen buil, geen natte broek. Weer zegt de oude man: „semoet". Het moedertje, boos dat ze de oorzaak van het gehuil niet kan vinden, valt uit: „ach man, je kletst, ze moet niet, ze heeft pas gedaan!"

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1958 | | pagina 9