REISBRIE ITALIË UIT 4 Heerlijk opgefrist door een verrukkelijk stuk se- mangka, dat al knisperende op mijn tong weg smolt en waarvan ik het langs mijn kin druipende sap moest wegvegen, lig ik hier zalig luierend in een stoel aan het zonovergoten strand. Oh, als je wist hóe zalig het hier is zou je spoorslags komen aangalopperen, alle Tong Tong plichten ten spijt. Ik zit hier nu een kleine week, hier dat is Cattoli- ca, Italië, aan de Adriatische Zee. En ik had je al lang eerder willen schrijven, maar een mens wordt hier zo lekker lui. Het is of de zon in je henen zinkt, zo loom worden die. Waarschijnlijk een kwestie van acclimatiseren. Na die beroerde kou, die volgens de wetten van de increasing re turns mij het laatste jaar al héél behoorlijk te pak ken had, is deze stralende zonneschijn iets waar ik nog een beetje met mijn ogen knipperend verwon derd tegen aan zit te kijken. Stel je voor: de héle lieve dag zon zonder de ons bekende nare wind en wel zó stralend dat je verstandig doet haar goede gaven met overleg te savoureren, aan gezien je het anders bezuren moet. Ik geloof ten minste dat dit mijn redding is geweest. Om mij heen in de eetzaal van het hotel zag ik stuk voor stuk „rizo" op tafel verschijnen in plaats van de overigens door iedereen zeer gewaardeerde spag hetti, ten teken dat er weer een als slachtoffer was gevallen van interne moeilijkheden Deze werden dan geweten aan het andere eten, het water dat niet goed zou zijn enz. Maar hoe viel het dan te rijmen, dat ik, die mij te goed deed aan de Italiaanse kost en toch ook water dronk, naast de heerlijke wijn natuurlijk, er geen last van had. •Maar hoe of wat: nu zit ik in elk geval lekker te genieten in de zon, oh die zon Tjalie! Met de aller- beste verwachtingen was ik hierheen vertrokken, maar de werkelijkheid overtreft die vele en vele malen! En hier aan het strand is het zó gezellig, een en al kleur en fleur. Het stadje is ook enig, een niet te grote badplaats, waar iedereen 's mor gens in z'n badkleding naar het strand trekt. De bakiaks, of kleteks, of hoe je ook die klepperslofjes noemen wilt, klepperen gezellig langs de straten. Zelfs de kleinste kleutertjes lopen erop. Moet je even bedenken: vroeger kregen we op ons kop als we zo op straat verschenen, maar nu is het hoogst chic. Ik geloof dat je dat met een vakterm verzonken cultuurgoederen noemt. En dan al die leuke hemdjurkjes. Je kunt je niet voorstellen zeker dat dat leuk is, maar geloof me, het staat onzag- lijk aardig, zéker als de draagster ervan elegant is. Maar ook oma's zag ik erin lopen, en heus, 't was niet eens gek! 't Hoort natuurlijk bij deze onge dwongen levenswijze hier. De hele dag is 't hier Pasar Gambir en vooral 's avonds, als iedereen op de honderden terrasjes neergezegen is om te genieten van een capucino (koffie) of gelati (ijs) in z'n vele vormen, Waar van de cassata voor ons een vap de aantrekkelijk ste is, of gezellig door de winkelstraten loopt te slenteren, hier wat kopend, na veel tawarren na tuurlijk, dat er hier bij hoort, daar wat snoepend aan een tengtengkraampje. Op het pleintje bij de fontein staat onder een afdakje een gezellig bandje van enthousiaste Italianen de nieuwste Italiaanse liedjes te spelen en zingen, waarvoor telkens uit het talrijke in de openlucht gezeten publiek (met regen wordt hier kennelijk geen rekening gehou den) een klaterend applaus als beloning opklinkt. Iedereen is hier gelukkig en blij, de zorgen van alle dag zijn vergeten. Wij die in Holland al volkomen het beeld vergeten waren van de kinderen die in de slendang overal werden meegezeuld, zien hier tot 's avonds laat de kindertjes door de ouders (en wel meer de vader nog dan de moeders) meege sjouwd overal waar zij gaan en staan. De winkels zijn tot 's avonds laat open, overal kan je nog terecht. Overal ook kan je kleding naar maat laten maken, in twee dagen klaar. Een gebreide jurk kan je na drie dagen afhalen, en die is dan nog stuk ken goedkoper dan de confectie bij ons. Je wilt natuurlijk weten, hoe ik nu juist precies hier terecht ben gekomen. Nou, ik was vast be sloten dit jaar nu toch heus eens de zon te gaan halen, die ik voor mij onontbeerlijk acht om al thans met enige moed de winter tegemoet te gaan. Ik kon niet eerder weg dan september en toen ben ik dus maar naar een reisbureau gestapt en hem domweg geboekt voor een reis naar de zon. Dat die voor ons nu eenmaal zo ver weg ligt, daar kan ik ook niets aan doen. De reis hierheen was wel een vermoeiende business. Ga maar na: met twee nachtstops 1500 km rijden, dat valt niet mee. Maar gelukkig waren er ook lichtpunten, want onderweg viel er ook van prachtig natuur schoon te genieten: op de weg tussen München en Starnberg waande ik me een ogenblik zelfs ergens tussen Bandoeng en de Papandajan. Zó treffend was de gelijkenis, dat ik mezelf in de arm moest knijpen, om te zien of ik niet droomde. Maar een ogenblik later hoorde ik achter me een Indischman tegen zijn vrouwtje zeggen: dit is net Borneo. Ja er waren als altijd verschillende Indische mensen in het gezelschap, o.a. vier dametjes. Je kunt je voorstellen hoe onze uitroepen niet van de lucht waren telkens als we wat bekends aan schouwden, vooral toen we nog wat zuidelijker kwamen en vele van ons bekende Flora's kinderen ontwaarden: de kleine boengoer, ketjeboeng, vin- ca's, kembang sepatoe, bougainville, oleander en wat niet al. En dan de uitgestrekte djagoeng- en tabaksvelden waar we doorheen reden. Op de kleine pasar vlak bij ons hotel in de stopplaats Verona, waar we katjang pandjang zagen, namen we ons, natuurlijk voor die op de terugweg mee tt voeren, en ik proefde al de ketan panggang met sajoor godok die ik dan zou maken! En ik moet ook nog proberen een plantje te vragen van de kemangi die we hier zagen. Wat zal de nasi koe- ning dan geurig zijn! Enfin, ik zou je nog veel meer kunnen vertellen: hoe we op de heenweg 's avonds laat in Verona aankwamen, waar de chauffeurs van de bus de weg naar het hotel niet konden vinden, zodat we wel drie maal bij de beroemde arena terechtkwa men. Om dan maar wéér rond te klilingen door dezelfde straatjes. Als ze óns nu maar gezegd hadden waar we wezen moesten. Want wij hadden allang tegen elkaar zitten mopperen: ndoro, ndoro, nggé ndoro, toen we daar telkens langs kwamen, het hotel: Cabbia d'Oro. Waar we n.b. moesten zijn! Of hoe de Indische dametjes, alléén voor de opdracht gesteld om met de lift omhoog te stij gen, geen raad wisten met de knopjes en hand grepen en, boven gekomen weer naar beneden suisden, dan weer middenin bleven hangen, einde lijk op de juiste piano (dat is verdieping) aan gekomen zijnde, er niet uit konden, om tenslotte door een verbijsterde Romeo uit hun benarde situa tie te worden verlost. Waarop ze natuurlijk daar, midden in de nacht, de slappe lach kregen. Ik zou je kunnen vertellen hoe in dat ene pension de als een nozem uitgedoste zoon van de baas, belast met de inschrijving van onze namen in de registers, heeft zitten zwoegen op mijn paspoort, waaruit hij als mijn geboorteplaats niet verder kon destilleren dan DjatIk heb in dit relaas ook nog met geen woord gesproken van de, overal aan wezige cultuurschatten waarvan je met volle teugen kunt genieten, want dat zou een verhaal op zich zelf vormen. Ik zou je alleen willen zeggen: als je volgend jaar met vakantie, wil, trek dan naar dit door de goden begenadigde land. Je zult er de nodige krachten op kunnen doen om weer tegen de narigheden van ons kikkerlands klimaat bestand te zijn en opgefrist naar lichaam en geest weer aan je dagelijkse werk te gaan! Met de beste groeten van de zon, WIES. P.S. En onze eigen humor gaat overal mee. Er gens ver in het zuiden las ik aan Indische mede passagiers „semprot-bil" voor. We hebben zitten schateren van het lachen! Onder deze foto, die in 1905 werd gemaakt zou kunnen staan: de TWAALF schutters. Want behalve de elf spelers staat er ook nog (in uniform) niemand minder dan de befaamde Schout Hinne! Die overigens bij deze wedstrijd ook nog bewees een goed schutter te zijn. Onder het dui zendkoppige publiek immers dat deze wedstrijd bijwoonde bevonden zich drie beruchte rampokkers, Pitoeng, Gantang en Sarkam. Zij werden direct na de wedstrijd door Hinne ontdekt en twee van hen meteen ingerekend. De derde wist te ontkomen, echter zó heet achtervolgd door Hinne, dat hij bij Tandjong (aan de Tangerangse weg) niets beters wist te doen dan in een boom te klimmen. Door Schout Hinne gesommeerd om omlaag te komen, trok de bandiet een pistool en trof Hinne in zijn dij. Alhoewel gewond, trok Hinne ook zijn pistool en schoot de bandiet uit de boom! Maar ter zake: de wedstrijd ging tussen Oliveo en Vios en werd gewonnen door Oliveo. De kam pioenen werden op dit plaatje vereeuwigd en zo zien wij hier, zittend v.l.n.r. Brockx, Boll, Bajetto, Kievits en De Haan-, knielend: Kievits, v. Renesse en v, d. Weide; staand: v. Staden ten Brink, Volkers en Hondius van Herwerden. Deze midvoor werd later nog beter bekend als generaal- majoor Bajetto. De Haan was later kolonel mil. adm. te Bandoeng. Welke lezer weet wat van de andere „djago's" in later jaren af? Over tóp-militairen, voetballers en schouten gesproken heb ben we gelijk of niet als we het over schutters hebben?

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1958 | | pagina 4