DONGENGAN VAN SI-KLAAS 5 Beelden uit mijn kinderjaren Gebrek aan opvoeding? J. M. Kali Mas 1900, dagelijks een kvioel van levendigheid" Hollandia, september 1958. In Soerabaia „djaman koeno" reden twee soorten voertuigen t.w. de kossong, een wagentje voor vier passagiers op vier wielen en de koetsier op de bak (boven). Ook nog een karretje op twee wielen, de dos-a-dos of kortweg sado getrokken door een paardje. De inzittenden zaten dan rug aan rug in deze biekjes. (In de tijd dat het Weekblad voor Indië uitkwam, werden deze transporten genoemd Soerabaia-biekjes)Te beginnen aan de zeezijde en Oostkant van de Soerabaia-rivier de Kali Mas, was het Wilhelminapark aan de Oedjoeng. Het was een groot oppervlak met smalle wandelpaden, die afgebakend werden met levende paggers. Midden op dat park stond de Wilhelminatoren, een licht baken voor de scheepvaart, circa 30 meter hoog. Zoals overal stonden in dat park rustbanken, som migen verscholen in de paggers. Op deze rustban ken gezeten had menigeen (man en vrouw) er lucht- en huwelijkskastelen opgebouwd, 's Avonds was de verlichting heerlijk schemerig door een paar gaspitjes, daar men in dien tijd nog geen electri- citeit kende. Op de rede lag het wachtschip. Ook lagen er genoegzame handelsstoomschepen, die straks volbeladen werden met producten van het land. In de avonduren, vooral op zaterdagavond, kon men genoeglijk luisteren naar de sentimentele lie deren van Indo-jongelui met „DE KRONTJONG" zoals dat gespeeld en gezongen hoort te worden. Dergelijke liederen zoals Krontjong Moritsko, Soea- ra Njamploengan, Tinggi Goenoeng di Kampoeng Melajoe en vele anderen werden gezongen doot personen met bepaald prima stemmen (verborgen talenten, die voor heen niet werden erkend). Aan de zuid-oostzijde van dit park stond het monumen tale gebouw van de sociëteit Modderlust, iets voor de marine-officieren en de hogere „kangs" van de stad. Ervoor stond een muziekkoepel waar heel vaak muziekuitvoeringen werden gegeven door de marinekapel en de muziekclub der schutterij. Het waren nog de koperen blaasinstrumenten. Voor de oud Soerabaia-ingezetenen doet het weeïg in het hart, gedachtig aan de muziekstukken die zo n blaasorkest liet horen, al die Wener-walsen, pas de 'uatre, lanchee etc. etc. en dan nog die fijne marsen. Achter deze sociëteit lag het marine-bassin waar de schepen der marine een rustplaats hadden en in revisie gingen. Nu gaan wij de hoofdweg van Soerabaia op, die loopt van Oedjoeng tot Wonokromo dwars door de stad. Langs deze weg liep de trambaan van de Oost Java Stoomtram Mij kortweg O.J.S., welke tot op heden nog bestaat, doch veel omgelegd. Men stapt dan in een kossong, welke een prijs had van f 2,50 per uurrit. Het was in dien tijd een groot bedrag. (Het waren ringgit geloddak en niet zoals heden ringgit kêrêsêk). Links aan het eind van de marinebewegnig was niet veel te zien dan visvijvers met stukken moeras beplant met zeepal- men (boejooks). Rechts dezer hoofdweg eerst de trambaan en niet ver ernaast de Soerabaia-rivier of welbekend de Kali Mas. Dit stuk water is dagelijks een gekrioel van levendigheid. Prauwen, groot en klein varen op en af. De grote prauwen tongkans of tjoenia's, beladen met producten van ver het binnenland afgekomen, worden dan gestaakt door de grootste zeeschuimers, de Madoerees en de kleine schuitjes met zeilen (tambangans) op varen op en af Madoera met passagiers en klein goed. Het is een en al bedrijvigheid. Aan de monding dier kali worden dan de grote prauwen opgevangen door sleepstoomboten (er bestonden nog geen gemotoriseerde) om naar de schepen ge bracht te worden. Verder trekkend komt men langs het station der Madoera Stoomboot Mij, die met kleine zeevaar- dige stoomscheepjes de verbinding onderhield naar Madoera (Kamal). Achter de machinefabriek „De Industrie" loopt de weg langs het vervallen Fort Prins Hendrik, een verdedigingsobject uit djaman koeno. Nu werd dit fort bewoond door duizenden vleermuizen en was het weer prachtig te zien, wan neer die kleine diertjes bij avond uit hun spelonken de lucht invliegen om voedsel te zoeken. Het was dan gelijk een grote rookwolk uit een schoorsteen van een fabriek. In die donkere gangen van dat fort zochten wij als jongen ronde kogels om er drukgewichten van te maken. Bij een kromming en driesprong naar rechts komt men in de kampementsstraat. Op de hoek links lag de dump van oud ijzerhandelaar Lazar, de vader van de in Oost Java bekende bokser Pièrre Lazar. Bij de verdere rit komt men dan langs gekoppelde woningen, verleden bewoond door het officiers korps van het leger en later verhuurd aan de bur gerij; daardoor de naam dier weg Kampements straat. Deze gaat ook langs het welbekende Ara bische kamp Ngampel, alwaar prachtige huizen en winkels vele krotten van de armoedigen stonden. De welbekende pleisterplaats van menig Soerabaia- burger was de winkelrestaurant „SALIM" met zijn overheerlijke satee-kambing en goelee. Langs deze wijken liep dan ook die trambaan der O.J.S. be reden en voortgetrokken door de z.g. vierkante locomotieven de sigarenkistjes. Nu is gekomen de Chinese winkelwijk met zijn grote opgezette win kels, een echte Shanghaibuurt, met nog gestaarte bevolking. Hier dan vond men de grootste passer van Soera baia „Passar Pabéan". Wat men op de passer niet krijgen kon; indien men in de binnenlanden geen artikelen kon bekomen, kon men in Pabèan wel krijgen: zowel 's morgens, 's middags en des avonds. Dag en nacht werd er in deze passer ge handeld en verhandeld. Zo ging de rit' verder en komt men op een viersprong, welke men rechts afslaat, nog steeds de Chinese winkelwijk en aan het eind rechts en links de grote handelskantoren. Zo stuit men dan op de over heel Oost Java wel bekende RODE BRUG, de „DJEMBATAN ME- RAH". Hoe is deze brug niet bezongen geworden in onze Indische tijd van djaman koeno. Thans wordt er nog gezucht door menig oud Soerabaia burger. O, djembatan merah, kena-apakah kita mesti tinggalkan berdlanmoe. Is men de djem batan merah over, dan stuitte men op het voor heen monumentaal gebouw het RESIDENTIE KANTOOR, met alle onderdelen van het bestuurs apparaat voor heel residentie Soerabaia. Wij zullen het hier voorlopig afbreken, want de paardjes van het boekje moeten hun portie gras en tètès (suikerafval met water) gebruiken. Tot een volgende keer. SI-KLAAS Ik ben van beroep onderwijzer. Werd als zodanig benoemd in een dorp. Mijn vrouw nam een werk ster aan. Buurvrouwen, nieuwsgierig achter gor dijntjes uitkijkend wanneer werkster klaar zou zijn. Toen die wegging werd ze dadelijk aange schoten en gevraagd welke taal we spraken en of de werkster ons wel kon verstaan. In mijn nieuwe standplaats, ook een dorp. De on derwijzeres van school, ook een Indische gerepa trieerde, zat onder een kopje koffie met mijn vrouw te praten. Buurman die mijn rimboe tot tuin pro beerde om te toveren, was erbij tegenwoordig. Toen de „juf" weg was, zei hij tegen mijn vrouw: „Jullie spreken onder elkaar toch ook beschaafd Nederlands. Daar kan menige Hollander een- voor beeld aan nemen." Het laatste staaltje. Bij mijn sollicitatie kreeg ik zoals gebruikelijk hoog bezoek. Behalve het hoofd der gemeente was er ook een onderwijsdeskundige aanwezig. Deze laatste stelde mij o.a. de vraag of de leraren van de opleiding ook Nederlanders waren qeweest! BELONING IN DE HEMEL. In de dertiger jaren was ik onderwijzeres op een klein plaatsje in Oost-Java. De Europese Lagere School was in die tijd heel gemoedelijk. Behalve de Hollandse en Indo-kinderen waren er ook ver scheidene Chineesjes en Ambonneesjes op school. Zo zat er in mijn tweede klas een vlijtig Ambon- nees jongetje, dat enige maanden voor de over gang lange tijd ziek was geweest. Kleine Verry (zijn volledige voornaam luidde: Ahasverus) deed vreselijk zijn best, en daar zijn moeder, die weduwe was, niet bepaald tot de goed gesitueerden behoor de, gaf ik het kind elke middag een uurtje gratis les, opdat hij toch zou kunnen bevorderd worden tot de derde klas. Toen de overgang had plaats gehad, kwam de kleine jongen met een pakje op school „voor de juffrouw". De brief die er bij was, luidde: Lieve Juffrouw, Hierbij een doos kwatta-repen. Dit is een kleinig heid, ja? Ik ben toch zo dankbaar voor wat U gedaan hebt. Later zal God het U wel betaald zetten. 7. SUSAN-MATHEY.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1958 | | pagina 5