ui
J* DOKTER LIE
HERINNERINGEN VAN EEN BATAV1ASE ZEILER
Plotseling overleed in Amsterdam op vrijdag 7
november dokter S. B. Lie. Dit bericht heeft on
noemelijk veel gezinnen in Amsterdam geschokt
en zelfs tot tranen toe geroerd. Want dokter Lie
was veel meer dan dokter sadja: hij was kameraad,
broer, vader en biechtvader, méér dan de som van
dit alles: een goed Mens.
Ook als dokter „sadja" zou hij onvergeetelijk ge
bleven zijn, want dokter Lie was wat men ook wel
noemt een „horse-and-buggy"-dokter, een dorps
dokter en huisvriend die al z'n patiënten regel
matig opzoekt in z'n dokterskoetsje-met-peerd en
alle families kent van haver tot gort, de opa's en
tjangs, de tjoetjoeks, de huisvrienden en de kinde
ren en neven die al lang het huis uit zijn.
Hij kwam niet alleen als hij nodig was (en vaak
als hij niet zo heel erg nodig was, maar omdat men
„bingoeng" was), maar ook als iedereen gezond
meest verborgen droefheden, angsten en fouten
was, kon hij even een kijkje nemen. Hij kon de
rader, onder een hoofpijn of een uitslag, hij her
kende elk nieuw kwaaltje als het oude kwaal
tje uit Indonesië in een nieuw gewaad. Hij gaf
opgegeven patiënten hun gezondheid terug en vaak
nieuwe moed om te leven aan hen, die maar liever
dood wouën in dit ellendige land.
Wie vergeet hem ooit zoals hij daar opeens in de
deuropening kon staan, z'n hoed achter op het
hoofd, de regenjas slordig open (als een artist),
een scheve sigaar in de mond. Dat wijze, vrien
delijke mandarijnengezicht dat geduldig knikkend
luisteren kon of je alleen maar ernstig en streng
aankijken. Hij sprak NOOIT over geld, omdat hij
ALLE moeilijkheden van iedereen wist. Van hem
nam je alles, ook als hij zei: „Je hebt geen me
dische behandeling nodig, alleen een pak voor je
donder!" Maar hij kon ook zwijgend de duurste
preparaten voor je klaar maken en zelfs niets zeg
gen als je weer gezond was en goed in je geld zat.
Ikzelf kon wel eens moe en moedeloos langs de
straten sjokken in Amsterdam om opeens met een
wakkermakende schreeuw van remmen zijn auto
naast me te zien staan. Nam hij me een tijd lang
van hoofd tot voeten op, om dan langs z'n sigaar
(en mij) heen te vragen: „Hoe gaat 't met TONG
TONG?" Of ik dan wou of niet, ik zei dan toch
wel trots: „Goed, dok, goed! Kenniet kapot!" Grin
nikte hij en zei: „Ja, je moet ook aan m'n patiënten
denken! Poekoel teroes!" Gas. Weg was hij weer
Liep ik ineens een heel stuk monterder (en gezon
der) verder. Wist je opeens weer dat een mens
niet leeft voor zichzelf alleen maar ook voor an
deren. En zichzelf gezond moet houden voor
Dokter Lie, dat was de eeuwenoude sin-she en
anderen.
Dokter Lie was echter niet alleen dokter voor re
patrianten, ook een andere markante groep van
Amsterdam's burgerij droeg hem op de handen.
Luister naar wat J. van Hille van hem vertelt:
Ongeveer zeven jaar geleden vestigde zich dokter
Lie op de Prinsengracht 257, aan de rand van de
Jordaan, in de schaduw van de Westertoren.
Al spoedig hadden de Jordaners dóór, welk een
dokter zij in hun midden hadden gekregen en ook
de bewoners van de talrijke woonschuitjes voor zijn
woning en hun kinderen wisten Dr. Lie al spoedig
te vinden. Zo had hij dan ook al gauw een grote
kring patiënten, waaronder vooral veel asthma-
lijders. Dag en nacht was hij in de weer om pa
tiënten te bezoeken. En altijd op de fiets! Bij mij
is hij eens op le Kerstdag 's avonds om 9 uur ge
komen en hij bleef tot 's nachts over twaalven
voor een asthma-aanval van mijn vrouw.
Wie zal dan ook de schrik beschrijven van dokter
en de buurt, toen op een ochtend bleek, dat zijn
fiets, die altijd tegen een boom voor zijn woning
stond, weg was?! De mare: „Jongens, de dokter z'n
fiets is weg!" ging door de gehele Jordaan en
hoe het komt weet nu nóg niemand de vol
gende morgen stond de fiets op z'n oude plaats!
Wat een prachtig voorbeeld was dokter Lie van
een mens die tegenover iedereen zichzelf durfde
en kon blijven -Indo-Chinees en toch bij allen
geliefd. Dokter Lie was de enige dokter die wij
even vlot Jordaans als petjo konden horen praten.
Aan hen die hun Indisch-zijn verloochenen èn voor
hen die van hun Indisch-zijn een twistpunt maken,
mag hij blijvend ten voorbeeld gesteld worden.
Confusius en Li Tai Po in één. Hij heeft vast maar
één stap gemaakt: van het Hemelse Rijk naar het
Rijk der Hemelen. Zijn kinderen zullen hem nog
heel lang gedenken.
TJOBAH PEH, PASS ME THE SUGAR...
THANG YOU 'NIR
Tijden geleden schreef Gaymans in dit blad een
artikeltje van zijn ervaringen in Australië en de
amusante Indische jongen die zich met flair en
vaart door zijn Engelse taalproblemen sloeg. Dat
is leuk om te lezen, maar als je zelf met die
problemen kampt, zeg je: „Had ik maar..." Ja,
had.
Nu adverteert in ons blad het instituut voor schrif
telijk onderwijs „Practice". Opgezet, ontworpen
en georganiseerd door een Bandoenger van tempo
doeloe. Hij heeft TONG-TONG ook een stukje
van zijn cursus gegeven. Daar is een „gedicht"
bij van bijna 160 regels, waarin alle uitspraak
troebelen verwerkt zijn: Head, dead but bead, the
last word rhymes with deed". Leuke lessen, ajo
lui, Indischen zijn veeltalige lieden. Hollands, Ma
leis, Petjo en nou ook Engels. En alle talen zijn
waard perfect gesproken te worden, vooral voor
lieden die naar de States emigreren.
Handelaar in zwarte weduwen.
En dan is er nog zo iemand. Han van Hasselt, toe-
kang rokok, die in het vorige nummer prijkte en
de volgende prijken zal. Pas sinds februari in
Holland, uit Padang, nou al een zaak. Is helemaal
op dreef geholpen door Hollanders uit zijn om
geving, die uit ervaring weten, dat starten met een
eigen zaak een halsbrekende toer is. In elk geval
kunnen wij dat niet op ons laten zitten. Heeft U
iets nodig voor Sinjo Kolas of Hari Kiesmies. loop
een blokje om en zorg dat de Hollanders nooit
denken dat die Indischen elkaar in de steek laten.
Pasarren bij Kokkie,
M. Wijnberg heeft een toko geopend in Amsterdam,
(zie advertentie) waar je kan blandja. Niet zomaar
Indische rijsttafelprodukten kopen, maar echt pa
sarren op zaterdag. De artikelen die Kokkie's Win
kel te koop heeft worden gehaald uit Siam.
Singapore, Indonesië en Japan, That's the spirit;
de hele wereld afschuimen voor ons menu.
ABONNEMENTEN BUITEN
Nw. Zeeland
f 2.50
p. maand
Zd. Afrika
f 2.50
p. maand
Brazilië
f 2.50
p. maand
Australië
f 2.50
p. maand
Nw. Guinea
f 2.00
p. maand
Canada
f 2.00
p. maand
Ver. Staten
f 2.00
p. maand
Suriname
f 1.50
p. maand
Antillen
f 1.50
p. maand
ALLES PER
LUCHTPOST
Natuurlijk weet ik wel wat van vissen op zee.
Vele van mijn oude sobats waren er gek op. Be
kende zee-vissers, zo'n dikke dertig jaar geleden,
waren Theo Florentinus, Emiel Brocx, H. Menke
en Reints Bok bijgenaamd „De Haaientemmer". Mèt
Pah Addeli van de Duizend-Eilanden, is de oude
Reints Bok mijn leermeester geweest in het zei
len, de „King of Sports".
Met hen ben ik er vaak zaterdagnacht op uitge
trokken om met de „rangoen" een visje te ver
schalken. Wat dat is, een „rangoen"? Hij is ver
vaardigd van de hoorn van een karbouw en heeft
de vorm van een wijduitstaande katapult, maar
dan met fijne sprietjes. Aan elk die sprieten zit
„tali tangsi" en aan het einde daarvan zit de vis
haak met de oedang als aas. Wat is dat, tali
tangsi? Lijkt op de snaar van een viool, maar is
het beslist niet. Ook is het beslist niet te krijgen
in de tangsi, maar wel op Pasar-ikan.
Om nu die rangoen rechtstandig in zee te kunnen
laten zakken natuurlijk bevestigd aan de vis
lijn is aan de onderkant van het zogenaamde
handvat van de rangoen een cylindervormig stuk
lood bevestigd, dat van onder hol is, met een klein
gaatje opzij, bijna aan de kop, voor de doorspoe
ling. Want die holle loden cylinder wordt volge
propt met rebon (jonge garnalen).
Is nu de rangoen gezakt tot op de bodem, dan
wordt ze weer pl.m. 1 vaam opgehaald. Een
paar rukken aan de lijn doet de rebon uit de loden
cylinder stromen, waarna ze met de zeestroom
meegevoerd wordt naar de plaats, waar volgens
de deskundigen de vis moet zitten. Aangelokt
door de rebon, zwemt dan de vis stroomopwaarts
naar de garnaal die aan de vishaak zit. Zegt die
vis tegen de garnaal: „Kip, ik heb je", dan heb jij
die vis! Zodoende!
Toch heeft deze wijze van vissen mij nooit echt
bekoord. Meestal bond ik de vislijn, tot ergeris
van mijn sobats, aan mijn grote teen en lag dan
op de rug te genieten van de tropische nacht!
Neen, geef mij maar de tonda (sleeplijn). Als
de tongkol (in het oosten van de archipel tjekalang
geheten) en de tengiri, de duvel mag weten om
welke reden, omstreeks maart en april naar de
oppervlakte komt in scholen van honderden en de
zee, in de buurt van de Duizend-eilanden (ruim
20 zeemijlen benoorden Pasar-ikan) met zijn flan
ken doet schuimen en spatten, dan is het een sen
satie om met je boot deze smakelijke roofvissen
aan de lijn te krijgen. De stuurman heeft dan
zijn handen vol aan zijn voortsnellend scheepje
en moet daarbij zorgen, dat hij, ten opzichte van
de school vissen, de wind steeds in zijn voordeel
heeft. Vóór hem zitten, elk aan één boord (links
en rechts dus) twee kerels als bezetenen te wer
ken met de lijnen, soms met bebloede handen.
Want om de knapen van soms 75 cm. lang, zon
der kleerscheuren binnen boord te krijgen op een
hobbelige zee, is geen karweitje waar je een pijpje
bij kunt roken.
Natuurlijk moet de stuurman direct vaart minderen
als één van de kawans beet heeft. Maar ja, enkele
seconden te laat zijn dikwijls al voldoende om,
door de geweldige trekkracht der vissen, de
lijn met een vaart van nul, komma nul door de
vingers van een onervaren vissertje te laten schie
ten, En dan heb je een „lek" in je hand, weet je.
Het kan gebeuren, dat aan dit vis-festijn plotseling
een einde komt. Een zwarte driehoek is dan als
een bliksemflits over het zee-oppervlak van ergens
aan komen suizen.
De haai is gekomen en de rest is dan weg.
De zee is stil en verlaten, alsof er geen tengiri
bestaat.
En wij, wij tellen onze vangst en gaan naar huis.
Of zoeken een andere school tongkols en tengiri,
soms mijlen verder weg.
TJO.