n
wamm
mm
wmmm
ZAL DE KLEINE TONG-TONG TUIN STERVEN
NIET RUSTEN
3e JAARGANG, 15 DECEMBER 1958
No. 11
Onafhankelijk Indisch Tijdschrift
Adres Red. en Adm. Banstraat 27
Den Haag - Tel. 3981 57 - Giro 6685
(Open brief aan onze lezers, te lezen tot het einde toe, hoor
voor T.T. in elke kiosk van Nederland
staat!
Onder Redactie van TJALIE ROBINSON
Met medewerking van ALLE NEDERLANDERS
UIT INDIE, die het Ned. volk vertellen willen
hoe wij WERKELIJK leefden en die overtuigd
zijnf van de noodzaak, om met vele van onze
waarden het leven hier te verrijken.
Verschijnt TWEEMAAL in de maand
Prijs per nummer f 0.25,j per 2 maanden f 1-
p, kwartaal f 1.50, p. half iaar f3p. jaar f6.—
Uitgave v. d. N.V. GAMBIR, Uitgeverij voor
Oost en West - Theresiastraat 284 - Den Haag
om die historie en die tradities van overzee en
ziet tóch niet in dat onze geschiedenis ook hun
geschiedenis is.
Lezers, wij moeten ons niet vleien met valse hoop.
We moeten méér doen, méér opbrengen. Ook hier
zal als overal elders op de wereld in alle
tijden een kleine groep met breder inzicht, gro
ter intelligentie en groot verantwoordelijkheidsge
voel de last moeten dragen en het werk moeten
doen voor de grote massa. Althans net zo lang
tot de massa het eindelijk ook begint te snappen.
Daarom vragen wij u: wie wil voor een bepaalde
tijd met aparte donaties ons werk willen steunen?
Al was het maar een kwartje per nummer extra.
Noem dit gebedel desnoods. Het was tenslotte een
groep „Gueux" die het Nederland van vandaag
heeft gemaakt. En wederom doen wij op het beste
deel van het Nederlandse volk een beroep. Help.
NU.
Wij geven toe, dat we eigenlijk een beetje som-
bong zijn. Tussen al die Nederlandse bladen als
vrij en zelfstandig tijdschrift staan zónder tonnen
of miljoenen steun van grote ondernemers of poli
tieke groepen. Maar zo zijn we altijd geweest
toch? In het oude Indië durfde Jan de Planter ook
ergens aan de rand van een rimboe een pondok
neer te zetten en met een handvol koelies een
aanplant beginnen. En die noemde hij ook trots
„mijn onderneming mijn kebon De werkelijk
„grote Kangs" spraken bescheidener van hun
„land". TONG-TONG is nog maar een „kebon".
God spare dit arme landje en God zende vrien
den en helpers naar ons toe bij de aanvang van
het nieuwe jaar. Net zoals toen.
Ja, lezers, dit is wat men noemt een „pathetische"
brief. De belijdenis van een trotse redactie die
zich nochtans klein en sterfelijk weet. Weet u
waarom we ons juist nu zo hulpbehoevend voe
len? Omdat er alweer een jaar om is en omdat de
jonge oogst te velde staat. Wij kunnen morgen
rijk zijn en duizend jaar leven. En morgen dood
En we MOGEN niet dood. Voor onze kinderen
en kindskinderen niet, die we een boodschap te
Dit is het een na laatste nummer van het jaar
1958, dat straks weer voorgoed achter ons zal lig
gen. In dit jaar hebben wij, u en ik, TONG
TONG opgebouwd van een krantje met 200 abon
né's tot een krantje met 4000 abonné s. Dat is
heel wat, maar het is nog steeds te weinig.
Reken maar na: 3000 maal f 0,50 f 2.000,
per maand. Drukkosten f 1800, Van de resteren
de f 200,—, moeten de porti betaald worden, huur,
gas, licht, water, verwarming, kantoorbehoeften,
administratiekosten, materiaalaanschaf. transport
kosten, enz., enz. Neen, GEEN salaris. Onze
redactie en administratiestaf werkt nog steeds
„voor noppes en zal dit blijven doen, want dit is
het mooiste werk dat we ooit gekend hebben.
Maar toch zullen we moeten blijven leven. Inkom
sten uit advertenties blijven slecht, a. omdat men
niet wil adverteren in zo n klein blaadje, 2. om
dat we geen colporteur hebben kunnen vinden die
er zijn krachten aan wil geven. De inkomsten
zullen dus moeten blijven komen uit de abonné's.
Maar de groei gaat in de laatste tijd al lang niet
meer zo hard als vroeger. Er zijn TE veel men
sen, die maar liever helemaal Hollander willen
worden en alles willen vergeten. Wordt niet boos;
wij zijn het al lang niet meer. Wees ook niet
verdrietig. Het is nu eenmaal zo. Ook al blijven
wij onvermoeid pleiten, we zien toch wel in dat
onze „zolder" (ons maximum aantal abonné's)
zeer binnenkort bereikt zal zijn. En die zolder is
lager dan het bestaan van TONG-TONG kost.
Het is een race met de dood. Zal 1959 de dood
van TONG-TONG brengen? En met de dood
van TONG-TONG de dood van een trotse histo
rie van een waarlijk dapper en groothartig volk?
Want de „rest van Nederland" maalt tóch niet
brengen hebben. En voor onze voorouders niet,
die we nog een eerbewijs te brengen hebben.
Als TONG-TONG dood gaat, verwijt u uzelf
niets. En verwijt de gangmaker Tjalie Robinson
niets. Wij zijn inderdaad Oost-Indisch-dom. Om
dat wij niet nuchter en glashard genoeg willen
denken. Als ik, Tjalie, dat deed, zou ik lekker
alles vergeten en lekker onderwijzer zijn. Dat be
taalt goed, weet u. Ik heb een radio en een tele
visie en een frigidaire en een auto en loop
verder maar naar de bliksem met dat oude Indië.
Ik heb het geprobeerd, maar het lukt niet, weet u.
Ik heb geen rust bij die televisie en ik haat die
auto. U ook, ja? Er moet wat anders gemaakt
worden; een strijdgeest, een élan vital, een Ding
dat Leeft. Voor de komende generaties moet de
wereld weer opengegooid worden, net zo wijd als
in de dagen van Roggeveen en Tasman tot in de
dagen van de laatste planter en de laatste rimboe
soldaat toe. Dat is Groot Nederland. En WIJ moe
ten het doen.
Boeang Balikpapan, lezers, masoek Balikdompet.
Opdat 1959 bïijve voortbestaan in de geschiedenis
van Nederland als het Jaar van Vernieuwing. Zet
m op!
T. R.
Sfflpsw
BID EN WERK.
Het gaat natuurlijk om dat en werk". We
krijgen wel eens brieven van lezers die vernemen
van onze moeilijkheden en zeggen: „Bid toch!"
Laat ons dit voorop stellen: zonder Godsvertrou
wen zouden wij dit werk werkelijk niet beginnen.
En wat het bidden betreft: er zijn moeilijke dagen
die het werk maken tot één aanhoudende litanie
(naast zéker veel dagen van optimisme en
goede moed!). Maar stelt u eens voor dat wij
tot al onze lezers, die met hun moeilijkheden bij
ons kwamen, zouden zeggen: „Ja hoor es, helpen
kunnen wij niet, maar bid!" Wat zou Tong-Tong
waard zijn? Wij zijn WERKELIJK de hoeder van
onze broeders U ook. Met al uw talenten, be
genadigde lezers, in ijver, geld of kennis, kunt u
TONG-TONG groot maken, uw zwakke broeders
helpen en tot een daadwerkelijke hulp zijn van
het Nederlandse volk. Maar „...WERK!"
MANNETJE ZONDER VADERLAND IN DE MIST
Laatst op straat (zondag) moest ik dringend iemand opbellen. Isterwel telefooncel, isterniet dub-
beitje! Schoot de eerste de beste voorbijganger aan, Totok, hem een gulden voorhoudend: Meneer,
zoudt U kunnen wisselen? Ik moet opbellen".
Mijnheer (een beetje tipsy) duikt diep in z'n broekzak, vist een handvol kwartjes en dubbeltjes
op, terwijl hij stottert: ,,P-p-p-pietjese hè? Pietjese!"
„Ja", zeg ik geduldig, „pietjese", terwijl nog niet goed tot me doordringt wat hij zegt, want veel
Hollanders zeggen wel eens iets geks tegen bruine mensen. (Laatst een meneer: Lontongtjap
tjai, loempia, hola-hai!"
Deze meneer drukt me twee dubbeltjes in de hand, weigert mijn gulden en laat de rest van het
geld weer in z'n broekzak vallen, tikt aan z'n hoed en verdwijnt in de mist. Ik sta nog even be-
teuterd te kijken een Hollander die zo maar dubbeltjes cadeau doet?
Dan opeens hoor ik wat brullen, zie z'n wazige gedaante een eind verder in de mist zwaaien.
Hij roept: „We horen hier niet thuis, hè? Tiga poeloe taoen in de Oost! We horen hier niet thuis!"
Dan is hij weg.
Wat een wonderbaarlijke tragiek: de Hollander die naar de Oost vertrekt om voor ons Indo's eer,
vaderland te winnen en dan zijn eigen vaderland verliest! Cod bless you, old man, God bless
you!
T. R.