VAN HIER EN GUNDER
7
FINIS PETJO EN ASSIMILATIE
We hebben nu al een hele tijd onder deze kop
„Van hier en guilder" de schermutselingen opge
nomen over „petjo en assimilatie zonder dat
iemand blijkbaar dat woordje „gunder" in de gaten
had: ook geen zuiver Nederlands; staat zelfs niet
eens in het woordenboek van Koenen! Blijkbaar
zijn zelfs de „onverzoenlijkste" Indo's dus al lang
en breed geassimileerd. Én blijkbaar is het taal-
zuiverheidsgevoel van de triomfantelijk ge-assimi
leerden alleen nog maar bewust van „petjo-on-
zuiverheid wat helaas weer gebrek aan assimi
latie bewijst
Hoe dan ook: het is een leuke en leerzame dis
cussie geweest en we hebben genoeg materiaal
verzameld. Wetende dat beide verschijnselen toch
wel door gaan in alle geledingen van onze groep,
ook zonder dat wij erover praten en boos worden,
besluiten we er dus maar een streep onder te zetten
en onze kolommen te wijden aan andere onder
werpen van belang. Accoord? Teroes met de kam-
bing dan maar weer!
Redactie.
Dit naar aanleiding van de Br. in T.T. no. 9:
Het essentiële in het leven van de Indischman in
Holland is: TONG-TONG.
Als T.T. niet meer zou verschijnen, zou ik iets
missen dat onmisbaar is, zoiets als een arm of
een been of een oog.
Degenen van de Indischen die geen abonnee van
T.T. zijn, zullen Indië niet missen, zoals zij reeds
in Indië zelf Indië niet gemist hebben, hoewel zij
dit toen niet wisten en nu minder dan ooit.
Emerka.
Weet je, Tjalie, als ik eerlijk ben: pas nu in
TONG-TONG vind ik mijzelf terug. Nooit tevoren
in Indië zelf en Indonesië daarna. Bij voorbeeld
ben ik erg blij met het inzicht dat je me gaf in
het verschil Indië en Indonesië. Eerst dacht ik
„Sama djoega, tjoema lain poena". Maar wer
kelijk, zoals jij het zegt: het zijn twee verschillende
werelden. En Indië was van ons en ons alleen.
Niet van Holland en ook niet van Indonesië. Dat
bedoel je toch?
En weet je dat ik pas nu onze eigen keuken begin
te kennen en waarderen? Vroeger lieten we heus te
veel over aan de kokkie. En wat het huis betreft
aan de baboe. Opeens merk ik ook dat veel, wat
wij van onszelf noemen, niet van ons is. B.v. op
de Indische avondjes die Tarian Piring en Tarian
Padi en zo. Die zagen we vroeger toch nooit? Dat
is toch niets van onszelf? Dat is toch Indonesië?
Ik ben soms erg verlegen om het te zien. Hollan
ders zeggen altijd: „O, is dat jullie kunst?" Dan
zeg ik: „Nee". Maar wat is dan wèl van ons?
GLADAK
Naar aanleiding van het stukje „Waar komt het
vandaan", in Tong-Tong no. 7, waarin u de
verklaring van het woord „gladakker" afleidde
uit de nederige positie van de tandoe-dragers op
het kratonplein, neem ik mij de vrijheid u hierover
nog een opmerking te maken.
Er is nl. nog een andere verklaring voor dit
woord, dat met de uwe wel enigszins verschilt.
De oud-hoogleraar Dr. P. J. Veth beweert nl.:
Op Java is „galadag" of „gladag", door de
Europeanen „gladak" uitgesproken, de gewone
naam van de dienst der vervoermiddelen en trans
porten. Zo heten bv. de lastdragers „wong gla
dag", de lastpaarden „djaran gladag", enz. De
paarden voor de transportdiensten gebruikt hebben
veel te lijden en verliezen spoedig alle schoonheid
en goede hoedanigheden. Vandaar betekent onder
de Nederlanders op Java een „gladakker" een
slecht, versleten paard, een knol. Maar die naam
wordt vervolgens ook overgedragen op alles wat
lelijk en gemeen is. Zo worden bv. de lelijke
honden, die zonder meester in de dessa's rond
lopen dikwijls „gladakshonden" genoemd. Maar
vooral ook wordt „gladakker" gebezigd voor een
gemeen en liederlijk persoon, die door fatsoen
lijke lieden beschouwd wordt.
MEJ. M. M. SCHNEPF.
Ook is het niet waar dat het Europese uitgaans-
concert en toneel en cabaret en zo, maar lang niet
leven van ons is. We gaan wel eens naar een
zoveel als Hollanders. Trouwens, als je in de
bladen leest, wat erover geschreven wordt. Dat
inzicht en meeleven en zo missen wij toch. Maar
wat is dan wèl van ons?
Als ik wérkelijk eerlijk ben: wij Indischen mensen
ziin erq arm. Vind je ook niet?
E. N. G.
U doet me denken aan één van de jonge Rocke
fellers, die zei„Eigenlijk heb ik alles wat ik nu
heb van mijn ouders. Ikzelf presteer niets en bezit
niets. Ik schaam mij"En hij verwierp alles wat hij
had en begon als schoenpoetser. Op de eerste
„nickel" die hij verdiende was hij trots als een
koning. Mevrouw, wij Nederlanders uit Indië, kun
nen net zo beginnen en net zo eindigen (met iets
groots van onszelf) als wij maar zijn: 1. eerlijk,
2. moedig, 3. volhardend. U bent goed begonnen;
U zult het ver brengen.
„Wordt de ras-Hollander af en toe niet „buiten
de deur gezet" in TONG-TONG? Ik geef toe dat
altijd de waarheid gezegd wordt, maar kan niet
meer bereikt worden met naastenliefde?"
Mevr. Hoff, Hoogvliet.
Naastenliefde eist óók streng zijn! Juist omdat wij
ervan overtuigd zijn dat de „ras-Hollander goed
is (aan deze figuur hebben wij ons erkend bestaan
te danken), zullen wij onvermoeid bevechten wat
kwaad, bekrompen en onmenselijk is in de Hol
lander. Ook en vooral in de Indo. Mijn vader
was ras-Hollander. Zeer veel TT-lezers zijn ras-
Hollanders. Typisch: nooit kregen wij één klacht
een van een ras-Hollander over wat wij in TT
schreven. Wel veel bezorgde Indische „pas-ops".
Juist wij blankè en bruine mensen van goeden wille
onder elkaar, juist wij moeten ons onthouden van
zalvend schoon praten, vingers op wonde plekken
durven leggen, „for a better and wider world to
live in".
„Waarom is uw krantje toch zo doorspekt met
Engels? Nederlands, Nederlandse dialecten en pet
jo is, dunkt ons, méér dan genoeg!"
Mevr. K. Rott.
We beloven hardnekkig beterschap. Oorzaak: we
hebben veel abonné's in Australië en de U.S. en
lezen veel Engels. Ach, Indo roewet over Gods
ganse aardbodem en zoveel talen! Maar u hééft
gelijk en we doén ons best.
Ik moet je bij deze bekennen dat ik tot voor
kort tot de opposanten behoorde van TONG
TONG, Si Bentiet incluis. Na de contactavond
in Amsterdam en de uitleg omtrent je streven ben
ik overtuigd dat je werk bekroond zal worden.
Dus mijnerzijds „maaf" en ik hoop dat je zult
zeggen; „sans rancune".
Ch. J. Jansen, A'dam.
Jamais rancune, jamais!
T. R.
„Ik ben het niet eens met uw opvatting „Kalang
kaboet" in no. 9. Schrijf mij maar af als abonné."
de W, A'dam.
Het is niet de opvatting van T.R., maar de
echte TT-abonné. Geen haat, geen wraak, helpen
corrigeren wat in het menselijke vlak fout is, géén
politiek. Er is al domheid en onverdraagzaamheid
genoeg in de wereld. Kassian ons nageslacht, dat
moet beginnen te leven met ónze herries.
Fotograferen in de rimboe bracht soms heel merk
waardige moeilijkheden met zich mee. Toen deze
dames in de binnenlanden van Timor op de kiek
moesten, waren er allerlei bezwaren. De twee
dames links hadden al een kijkje mogen nemen
in het toestel en daarin gezien dat alles op z'n kov
stond. Ze dachten: als we straks ondersteboven
op het plaatje staan, ziet die blanda lekker onze
sarong vallen. Geen gijntjes, dat ding stevig tussen
de benen geklemd.
En zodoende
G. L. TICHELMAN.
HAREMS EN NOG WAT (II)
Naar aanleiding van een stukje van de Heer Tjalie
Robinson, getiteld „Harems en nog Wat" in
„Tong-Tong" van 15 november, als zouden wij
Indischen gebukt gaan onder een groter percentage
van sexualiteit en hartstocht, nog het volgende:
In de dertiger jaren had ik eens bij de eind-examens
A.M.S. te Jogja als gecommitteerde voor mijn vak
Prof. Van Wulften Palthe (leeft hij nog?), toen
hoogleraar aan de Medische Hogeschool te Batavia.
Gedurende de tien minuten, die een kandidaat was
toegestaan om zijn tekst te bestuderen en wij buiten
het examenlokaal wachtten, zat Prof. Van Wulf
ten Palthe (een charmant causeur) dan over zijn
belevenissen op allerlei gebied te vertellen. Op
een dag kwam het gesprek toevallig op de eigen
schappen van de Oosterling en ik vroeg de Prof.
wat er van de buitengewoon grote hartstochtelijk
heid van de Oosterse vrouw waar was, waarop
hij me verzekerde, dat dit volkomen een sprookje
was, integendeel, het is juist de Westerling, die
veel hartstochtelijker is.
De Westerling vindt het Oosten zwoel. Klopt. De
bedwelmende bekoring, die van een Indische
maannacht, plus het zware parfum van een bloeien
de katjapiring of sedap malam, uitgaat, kan, bij
wie daarvoor ontvankelijk is, zwoele associaties
opwekken, en dus vindt men hier het Oosten
zwoel. Maar is een maannacht in het bos, waar
de nachtegaal slaat, ook niet zwoel, ten minste
voor degenen, die daar meer in willen ondergaan
dan een lieflijk poëtische bekoring? En hoe onder
gaat men de vertoningen in een Casino de Paris
of een Folies Bergères (waarvoor een Parijzenaar
de neus ophaalt)? Vertoningen, die nooit in een
ketoprak, stamboel of bangsawan het zwoele pu
bliek worden opgedist. En wat te denken van het
zwoele gedoe van vrijende paartjes, die hier te
k.nde ten aanschouwe van een ieder blijk geven
van hun wederzijdse lijflijke liefde? Alweer ver
toningen, die niemand van ons Indischen heeft
meegemaakt.
Deze tirade moest me van het hart bij het lezen
van Tjalie's ontboezeming,
P. W. K. ZAALBERG.