SNERTVERHAAL DE KERSTVERHALEN Zoals U al gauw zult merken of opmerken is de titel voor tweeërlei uitleg vatbaar. Stukjesschijvers moeten bescheiden blijven, bescheiden klopjes geven op de tong-tong en in Allahs naam geen dreunende amokslagen slaan. Zo véél wordt al als potage- dit-of-dat met veel zwier geserveerd en al bij de eerste lepel als doodgewone s(e)nèr(e)t herkend. Intussén, in onze tempo doeloe was die snert dan toch maar. zij het dan ook in wat mindere mate dan in negeri-koud, een zeer gewaardeerde ma- kanan. Op bergtochten bij voorbeeld. Door het duistere Eromobos naar de Moenggalpas om daar Matahari te zien verrijzen boven de Tengger. Naar de jachthut tussen de Indische Edelweisz op de Gcdeh. 's Morgens vroeg in een tent ergens tussen de sissende geysers en de stinkende zwavelbronnen in de Papandajankrater of in de pasangrahan in het vliegeneldorado op het Diëngplateau. Op der gelijke tochten naar de koude goenoeng ontbraken nooit ofte nimmer de nodige tinnetjes snert, ook al bleef de Indische kost altijd nömmor satoe. Diepbetreurd Tieleman en Dros uit Leiden! Ik weet nog hoe ik de neiging kreeg mijn vlag half stok te hijsen toen ik een tijd geleden in de krant las hoe deze toeverlaat van zo vele Indische huis vrouwen uit tempo doeloe was gelikwideerd. Er was een tijd, dat onze trotse schepen met ruimen- vol blauwgeverniste blikken en blikjes geurige snert- met-kluif, boerenkool-met-worst, jonggeplukte dop erwtjes, saucis-de-Boulogne, gestoomde en ge rookte cervelaatworst, enz., enz., enz. over de zeeën voeren en kistenvol kostelijke conserven in de gloeiendhetc Priokloodsen werden gestouwd, om van daaruit per trein, per grobak, per pikoel- paard of aan een verende pikoelan verder te reizen naar de kleinste toko'tjes in de allerkleinste kottas. Onverwachte tamoe? Geen nood. Even een bon netje naar de langganan: 6 blik snert (Tieleman en Dros) ,6 blik boerekool net worst (T 6 D) 3 blik doperwtjes fPT G) 2 blik saucis de BoulognV (T 6 D) I botol Bols 12 botol bier (Tjap Koentji) Tieleman en Dros waren er altijd als kokki salcit peroet of sakit panas had of met perlop was. Nonja djangan ambil marah kalau kokki minta bitjara sedikit Ach ja, eigenVik zou je dit ook een kerstboom kunnen noemen: dit luisterrijke plaatje van twee Indische dames in het begin dezer jaartelling. Even buiten op de trap kieken, met de nieuwe kimono's. En de tratee je weet niet meer wat het liefste is! Zou ik er tóch niet gek uitzien? piekeren met het vingertje aan de mond hoe ingénue kon het Mester van dertig-veertig jaar terug zijn! Künt U zich indenken dat ik neiging had mijn vlag halfstok te hijsen bij het overlijdensbericht van zó'n trouwe sobat? Ik heb die neiging overigens vaker de laatste tijd. Soedah, al maar. Het was ergens in de binnenlanden van Java en in de dagen dat Tjalie nog in zijn tjelana-monjet, zijn ramboet-djagoeng vol getah-nangka en met zijn kattapult om zijn nekje Gang Boentoe en Gang Kernolong onveilig maakte. Het was in een klein vergeten kotta'tje met oude stoffige assem bomen langs nog stoffiger wegen. Met om de aloon-aloen de controliran, de kaboepaten, het missigitje, de kantor-pos, de roemah-gadé, het Gouvernementszoutpakhuis en de o.l.s. natuurlijk. Het hele gevalletje half omarmd door de bruinp kali. Er was natuurlijk ook het soosje, dat Soeka Ramch heette. In die dagen wisten we nog wat rameh was, ja of nee? Er was ook een gebarsten tennisbaan waarop je ballen meestal off-side vlogen. In dat soosje hadden we onder regie van Cecile Spoor-Carelsen een toneelstuk ingestudeerd. Vele avonden, met veel ijskoud bier. Misschien was het een stuk van de oude Fabricius: Dolle Hans, Totok en Indo, Eenzaam. Mogelijk ook een van die Indische „draken": Victor Ido's Paria van Glodok of de dochters van de Resident (met een hoofd letter, a.u.b.)Maar het kan evengoed zijn dat we de Suikerfreule voor het voetlicht brachten of demonstreerde wat Tropenadel was. En misschien lieten we het meisje van Brooshooft weer eens uitkomen, sapa taoe na zoveel jaren? Weet U, ik zou er voor deze ene keer héél hard voor op de tong-tong willen slaan willen beuken, wat-je-noemt om zo'n ding hier in Den Haag b.v. weer eens opgevoerd te zien. Ajo, Tjalie, méébeuken dan. Laat voor enkele uren dat oude Indië herleven, het Indië van dc krossi-males, de slaapbroek-en-kebaia, de palang-pintoe en het bood- schappenleitje, en we zullen massa s ouwe en nog niet eens ouwe pelopors zien huilen en lachen tegelijk. We hadden dus wat opgevoerd en het was natuurlijk een succes geworden. Elke voorstel ling, toen en daar, werd immers een succes. Na afloop dansi-dansi. Met sonder „band Gewoon maar, met een oeroude gammele piano-met-rajaps, een echte rammelkist vol verroeste en verslapte snaren, stakende toetsen en een klepperend pedaal- forte. Met behulp van een Engelse sleutel gestemd door de soosmandoer. Twee smeltende violen, een paar rinkelende gitaren, een bibberende banjo en een goelalizoete soeling. Maar dat alles con brio en con amore bespeeld, djangan kwatir Boeng. Geen drum, geen hysterische saxofoon, geen croo ner. Geen kokteels of cocacola-met-een-tik, maar ijskoud bier en pait en split na voor de nadorst. Hoe werd er gedanst: wals, lanciers, pas-de-quatre de kruispolka. Ach mijn lieve zwartkop, voel eens hoe mijn hart klop (t). Het mijne, Loesje, klopt nog even snel als toen, als ik me herinner hoe j ij danste Maar nu wordt mijn snertverhaal betoel een snertverhaal. Want de dames hadden voor snort gezorgd. Bij terrines vol werd ze aangedragen, bij bordenvol genoten. Adoe-óehoe lekker, hoe geurig was die snert en hoeveel piring dalems heb ik er van gegeten. En ach, hoe weinig kon ik bevroeden dat ik op die onvergetelijke nacht voor het laatste, voor het allerlaatste snert-met-kluif zou eten. De volgende ochtend verzamelden enkele onver- moeibaren zich om de ronde kletstafel in de voor galerij van Soeka Rameh. Om na te kletsen over „de" fuif. En om de ochtendkater weg te drinken. Wat was die tante Mijntje weer op dreef, hè? En hoe vonden jullie dat lieve Adèle-tje? Wat een schat hè? Maar wat was die snert goddelijk, zeg. Daar zeg je zo wat, sapperloot. Zou er nog wat van over zijn? Ik zou nog best een half ter- rientje lusten. Lekker zeg, kouwe snert, ik ga eens fourageren. En met een blik volverwachting wandelde majoor K„ wijd in het rond vermaard om zijn eetlust, in de richting van de soos-dapoer, om even later triomfantelijk terug te keren met in zijn mollige handen een soepterrien, die hij behoedzaam op tafel zette: Asjeblieft wie doet je wat. Nog halfvol, pot dorie. Stond op het aanrecht. Het deksel lag op de grond, kapot natuurlijk. Niemand niet? Nou, dan krijg ik hem alleen wel soldaat. Met jou liever niet. Om een rondje dan maar. Dat lap je 'm immers niet, vreetzak. O néé y moet je 's opletten. Wedden? Om een kist bier? Majoor K. begon de aanval. Lepel na lepel ver dween in zijn grage mond, terwijl we geïnteresseerd toekeken. Het begon warmer te worden. In trager tempo bewoog zich de lepel. K. maakte zijn jaskraag los, pauzeerde even om zijn bezweet voorhoofd af te vegen. Je haalt het niet, Kareltje. Let op. mannen. Goede infanterie kent geen hindernissen. Bestel maar vast je rondje. Voor mij een straffe split. Kijk 'm eens rood worden, spotte er een. Róód Plotseling werd Kareltje lijkbléék. De lepel viel kletterend op de marmeren vloer. Kareis ogen puilden uit de kassen en met zijn zakdoek voor de mond geklemd rende Kareltje naar de balustrade. Wij bogen ons over de terrien. Eerlijk is eerlijk. Er stónd nog een klein restje snert in. Dat mocht geen naam hebben. Als een klein langgerekt grijs eilandje stak daaruit de kluif op: een verdronken tokkèh. Nee, nadien heb ik nooit meer snert kunnen zien. HEIN BUITENWEG. De ingezonden Kerstverhalen zijn tenslotte voor het merendeel niet sterk genoeg geweest om ge plaatst te worden. Belangrijkste tekorten: te lang of geen sfeer genoeg. Lang: een lang verhaal met een eenvoudige ont wikkeling, weinig mensen en zonder boeiende ge sprekken is als een heel grote rantang met maar één kleine ketoepat erin; de lezer voelt zich tekort gedaan. Sfeer: de meeste kerstverhalen werden geschreven met te veel aandacht voor de „roerselen der ziel" en veel te weinig voor de omstandigheden. Dit is een Indisch blad. Als men tè strak naar de kerstboom kijkt en tè veel luistert naar wat het hart zegt, kan het verhaal net zo goed in Alblas- serdam of Milwaukee geschreven zijn. Bedoeling was juist ONDANKS de van Nederland (of van normale tijden) verschillende omstandigheden de kerstgedachte naar voren te brengen. Om in de juiste Christelijke gedachten te spreken: alleen als wij er wérkelijk van doordrongen zijn wat „de Here ons gegeven heeft en weer ontnomen dan dan pas is het „de naam des Heren zij geloofd" van de grootste kracht. Men bedenke tenslotte dat ons blad geen orgaan is van een besloten Indische club, maar een vrij blad voor het Nederlandse volk. Ook het kerstnummer moest zijn „een visite-kaartje uit het land van Herkomst". Wij spreken niet alleen voor insiders, maar ook voor outsiders. Ook en vooral de Hol lander moet getroffen zijn door onze afkomst en onze uitzonderlijke vorming. Dan begrijpt en waar deert men ons beter. KLAAR OVER Op de trottoirrand staan twee blonde jongetjes (5 en 6) nogal besluiteloos te kijken. Komt de melkboer aangereden met z n motor-handkar. Stopt meteen en brult naar de jongens: „Ofcr! Ofer! Fruit dan! Ik houw alles wel tege! (Gaat midden op straat staan met armen wijduit.) Nou dan! Schiet je op of niet! Ofer seg ik je! Niet bang zijn!" Jongetjes helemaal beteuterd door zoveel brullend geweld, steken struikelend van haast over. Melkboer tevreden: ,,So! Asjeblief. As IK er ben ken je ALLES an!" Gaat weer achter z'n prutte lende karretje aan. Roepen opeens de twee jon- oeties verstoord: „We motte geeneens ofer! T. R.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1958 | | pagina 2