MIECHEL COHEN KERSTFEEST 1945 KERSTMIS OP „BANTARDJAJA" KOMEDIE, KOMEDIE 3 Na de bevrijding uit de Kampen werd ik op 15 oktober 1945 weer opgepakt door de extremisten en dwaalde de gevangenis in. Met 65 anderen werd ik cellulair gezet in de boei „Lowah waroe" te Malang. Wat ik dan wel gedaan had om zo afgescheiden te worden gezet als een rover of een moordenaar' Ach, niemand kon daar antwoord op geven, ik denk zelfs niet eens zij, die mij opsloten. Ik kwam te zitten in een cel tussen dokter Jim Soesman en pastoor Blommesaath. Per dag mochten wij een half uur luchten, dan liepen wij te praten over allerlei onderwerpen en kwamen daardoor dichter tot elkaar. Daarna was de enige verbinding door het gat in de vloer waaronder een leiding stroomde, 's Middags om 3 uur werden de deuren gesloten en zaten wij eenzaam tot de volgende morgen 7 uur als de deuren werden opengedaan en wij konden verblijven in het getraliede hok voor de cel. 't Eten werd ons door de tralies toegestoken of wij wilde dieren waren. Velen werd die eenzaamheid te machtig en werden neerslachtig. Soms hoorde je ze 'snachts snikken van verdriet gescheiden te zijn van vrouw en kinderen. Daar ik over een goede stem beschikte besloot ik, evenals Paulus weleer, iedere avond enige liederen te zingen. In dat repertoir waren uiteraard veel psalmen en geestelijke liederen waaruit ik ook zelf de kracht putte dit vol te houden. Zo naderde het Kerstfeest. De dag van de 24ste december vroeg pastoor Blommesaath of ik orr. 12 uur 's nachts „Stille Nacht" en „Ere zij God" wilde zingen. Daar hij een horloge had (wat hij als priester had mogen behouden in verband met het lezen van zijn brevier) vroeg ik hem mij te waarschuwen door met zijn schoen op de muur te kloppen. Toen het zo laat was kwam de klop en staande voor de tralies zong ik uit volle borst „Ere zij God", Stille Nacht" en ,,'t Gebed des Heren" (van Pomper). 't Klonk door die nachtelijke stilte tot ver in de omtrek tot zelfs tot voor in de gevan genis. Of de directeur (een Menadonees, oud onderluitenant van 't K.N.I.L.) het hoorde of hoe dan ook, op de 25ste kregen wij de mededeling dat er een godsdienstoefening mocht worden gehouden. Daar er geen orgelbegeleiding was zong ik voor de Protestanten het „Gebed des Heren" en voor de Katholieken het „Ere zij God". Nooit vierde ik een ontroerender Kerstfeest dan op die gedenkwaardige dag in de boei van Lowah- waroe. G. W. Hier in Holland maakt men graag gijntjes met alles wat respectvol of eerbiedwaardig is. Het is niet allemaal kwaad bedoeld maar wel valt op da' de grootste leeghoofden het graagst van die gijn tjes maken. Eén van die gijntjes is een gedecoreerd militair in groot-tenue een „kerstboom" te noemen. Welnu, zo'n kerstboom zetten we dan trots in dit Kerstnummer van TONG-TONG: Miechel Cohen, geboren 24 november 1877 te Goes, één van Ne derlands weinige ridders, één van de meest gedé- coreerde veteranen van het Nederlandse leger. Als we uitgekeken zijn aan het uiterlijk van deze kerstboom en het oog is het langst blijven hangen aan het „Molentje", de Militaire Willems Orde (je ziet ze érg weinig in Nederland), dan gaan we eens kijken, waarmee deze MWO 4de klasse werd verdiend. En dan vernemen we dat deze onder scheiding werd uitgereikt voor een reeks moedige en beleidvolle daden, besloten met deze vrienden dienst: Moedig en beleidvol gedrag door een gewonde Europese wachtmeester, die van het paard ge vallen was, en daardoor achtergebleven, onder 's vijands vuur en een hagelbui van stenen op te zoeken, hem op Z'jn eigen paard te tillen en dat te voet ernaast lopendete geleiden naar de hoofdmacht, waardoor de wachtmeester het leven werd gered." De reeks daden: de vermeestering van de vijan delijke stelling Tjot Kala, die verdedigd werd door niemand minder dan Panglima Polim, van Atjeh's stoutste vechters de geduchtste. Omdat hij wist wat vuurdiscipline was. Dat Miechel Cohen er het leven af bracht met de wachtmeester, is een wonder! Hij werd geridderd op 14 november 1899. Miechel Cohen vertrok op 27 juni 1896 als ca valerist 2de kl. met de „CONRAD" („met stoom- en zeilvermogen") naar Indië. Eerst naar Lombok en dan naar Atjeh waar hij o.m. diende onder gen. Van Heutz. „Conrad"? Wat wekt die naam een gedachten-associaties aan avontuur in de Oost! En diende in datzelfde vermaarde leger niet Arthur Rimbaud? En de helaas veel te laat ontdekte en geëerde Walraven? Miechel Cohen leefde sindsdien avontuurlijk ge noeg (was o.m. scenario-schrijver in Hollywood!), Toen mijn vader nog werkzaam was op de rubber onderneming „Bantardjaja", ca. 20 km ten zuiden van het stadje Rangkasbitung (Bantam) placht ik de laatste week van het jaar van kantoor (bij de „handel" te Djakarta) verlof te nemen, ten einde de feestdagen gezellig bij mijn ouders door te brengen. Het werd voor mij a.h.w. een traditie om 24 december „thuis" te komen met oléh2 uit Djakarta (voor mijn Pa enkele pakjes Van Nolle en een fles Bokma en mijn Ma kreeg dan Coty- bedak en een lapje stof met grote bloemendessins) en ik zorgde ook er voor dat ik liefst met een rammelende maag aankwam, want op Kerstavond was mijn maag soms niet groot genoeg voor al dat overheerlijke eten, dat door mijn Ma werd bereid. Ajam boelet, zwartzuur bébék, gebakken aardappelen, sperciebonen, enz. met als nagerecht heerlijke pudding. Mijn Ma zelf at niet zo veel, zij was zelf te moe door al het koken, maar zij genoot zichtbaar dat de anderen zich te goed deden aan de Kerstmaaltijd. Met kerstmis vormde het eten bij ons thuis een uitzondering op de regel, namelijk dat er „kentang" werd gegeten instede van rijst. Het smaakte zelfs veel lekkerder dan een diner in een restaurant, hier in Mokum. Enfin, zoals mijn moeder kookte, was er niemand. Betoel! Dat kunnen de gewezen administrateurs en om- ployees van „Bantardjaja" wel getuigen. Maar terzake, in de binnengalerij stond in de hoek een kleine versierde tjemara, als kerstboom, de kaarsjes brandden en de ringetjes en klokjes, die mijn moe der met zilverpapier had omwikkeld, glinsterden in het donker, daar wij de lamp hadden uitgemaakt. De radio bracht over de korte golf stemmige en vrolijke kerstmuziek. Ik zat meestal in de tuin in een lekkere rotanstoel van de rust te genieten en mijn gedachten vormden het beeld zoals in het kerstlied van „Stille Nacht, Heilige Nacht" werd weergegeven. Mijn ouders werden meestal een beetje sedih op kerstavond, hun gedachten gingen ook vaak uit naar de reeds overleden familieleden en de familieleden die reeds naar Holland waren gerepatrieerd. De kaarsjes in de kerstboom flik kerden en de geur van de bloeiende tjempaka in onze tuin drong naar binnen, duidelijk hoorden wij de krekels sjirpen terwijl de tonggéréts hun nach telijk concert aanvingen. Een heldere sterrenhemel overspande het heelal en de stilte van de nacht werd soms wreed verstoord door maanblaffende honden in de bédéngs (arbeiderswoningen van de onderneming). Enkele mandoers kwamen in hun mooie pelékats en tropical jassen uitgedost, mijn Pa „selamet hari Natal" wensen. De brandende kaarsen werden minder naarmate de nacht vordert de gasten al naar huis zijn gegaan, zochten wij en diep in de nacht (of vroeg in de ochtend) als onze bedden op met een gevoel van dankbaarheid dat het God had behaagd, dat wij de geboorte van onze Heiland in voorspoed en gezondheid weer gezamenlijk hadden mogen vieren. J. M ICO LA maar telkens ging hij weer naar Indië terug, b.v. net op tijd om bij de aanval van Japan present te zijn en onder de wapenen te komen. Hij kwam de gevangenschap door en meldde zich direct daarna voor opnieuw dienst in de bersiaptijd, waarbij hij zich zó ondersclx'dcle, dat generaal Spoor hem trots het bekende mobilisatiespeldje op de borst mocht spelden. Cc en was toen 65 jaar Een tragische bijzonder aeid: Cohen's hele familie die thuisbleef in het veilige Nederland, werd door de Duitsers weggevoerd en kwam om in de gaskamers. De avonturier Miechel, die duizend maal de dood in ging, bleef gespaard! Twee van de beste vrienden van deze ridder- Duysberg, de enige die de M.W.O. kreeg voor moedig en beleidvol gedrag in de Boxer-opstand (ah, een raar slag Hollanders dat van een halve eeuw terug: ze verkozen te sneuvelen aan de verste stranden boven veilig thuisblijven!). De andere vriend, de befaamde H. Christoffel. (De Man die Nooit Opgaf), thans 93 jaar maakt nog regelmatig een tripje naar Holland (hij woont in België), heeft definitief een streep gezet achter zelfs de herinnering aan die tijd van ongetemde branie; van een „wijsheid en achtbaarheid" zoals alleen verkregen wordt na een vol leven van de DAAD. Ach ja, een kerstboom. Maar met zulk een staat van dienst kan men onaanraakbaar tussen de spot ters staan. Op deze plaats, in dit blad van Indië's historie, een ere-saluut aan de Ridders van Over zee! We hadden in Indonesië wel eens de gewoonte, tijdens een uitvoering in de komedie stamboel, een handje vol losse dubbeltjes en centen op het toneel te gooien met als gevolg, dat alle artiesten midden in het spel onmiddellijk over de planken kropen. Met mijn verlof in 1926 gingen we met een stel letje verlofgangers in Amsterdam naar de Karse- boom en kregen we daar, dicht bij een opgeslagen toneeltje, waar cabaret werd gegeven, zitplaatsen. Ik stelde ons kringetje voor, om mij al het zilver geld dat we bij ons hadden, te geven, met het doel dit onder de voorstelling over het toneel uit te strooien, hetgeen ook gebeurde. Ook hier kropen alle cabaretiers onmiddellijk over de planken. Het enige verschil met Indië was, da' onze bekende Heintje Davids ons in onvervalst Amsterdams toeriep: „O, dat is zeker zo'n rijk suikeroompje, toe doe het nog us!" BOENG JOELIOES

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1958 | | pagina 3