OUDE KERSTHERINNERINGEN
4
fyt
GEREPATRIEERDEN U kunt zich nu reeds aanmelden voor Emigratie-Passage naar Am<
(Hoofd-Agenten Kon. Rotterdamsche Llo'
In het begin van deze eeuw woonde ik met mijn
ouders, broers en een oudere zuster in Rembang,
in die tijd reeds een plaatsje van vervallen groot
heid. De oude wallen, om het residentshuis, de rijk
versierde watervergaarbak op het strand, en het
oude kerkhof met indrukwekkende monumenten en
klinkende oud indische namen wekten het ver
moeden van verlorengegane glorie.
Het plaatsje was toen twee hotelletjes rijk, die
elkaar hevig beconcurreerden en probeerden elkaar
in attracties de loef af te steken. De eigen-aar van
een der hotelletjes was tevens slager van Rembang,
wat zijn inrichting natuurlijk zeer ten goede kwam.
Mijn vader was destijds architei t bij de burgerlijke
openbare werken. Hij behoorde als zodanig tot de
notabelen van het plaatsje. moeder was een
levenslustige „vrolijke vróuw' goedlachs en zeer
behulpzaam. Ze stond steeds klaar om het leven
op zo'n stil plaatsje wat aangenamer te maken.
Geen wonder dan ook, dat het secretariaat van de
sociëteit mijn vader werd aangeboden, terwijl mijn
moeder in wezen daar de spil van was. Ze orga
niseerde gezellige avondjes voor volwassenen en
kinderen. Voerde operettes uit, enz., enz.
Het liep tegen kersttijd. Voor ons gezin altijd Het
feest van het jaar. Ik zat met een vriendinnetje op
de grote trap achter het huis. die naar de tuin
leidde. Moeder zat met naaiwerk in onze open
achtergalerij.
Daar hoorden wij een stem roepen. „Moeder Fren
kel, moeder Frenkel is u Thuis7 Het bleek de
eigenares te zijn van het grootste hotel, de echt-
genöte van de slager dus. „Hé helukkig, ja klonk
het. Mevrouw Cromp was een dikke gezellige
schommel, gekleed in een hagelwitte, doorschijnen
de kabaja en een fijn gebatikte saroeng. Ze wag
gelde naar moeder toe, die heel verbaasd keek
over bet bezoek, daar ze niet veel contact met haar
had. „Ik wil u om hullep vrahen. weet u, moeder
Frenkel." Mijn moeder bood haar een van de vier
krossie gojangs aan, die om de tafel stonden. Daar
zaten de dames dan. Mevrouw Cromp genoegelijk
wippend, terwijl haar geborduurde slofjes tegen de
mat tikten1.
„U ben so kna-a-ap. moeder Frenkel as ister feest.
U moet mij helpen, ja" Mijn moeder zegde lachend
haar hulp toe. Wij twee meisjes luisterden gespan
nen naar het verloop van het gesprek.
„Weet u moeder Frenkel, ik wil Kersfees maken
in ons hotel: alle jongeluizen van de bossen komen
altijd bij mij en nu die oude heer van Greundei
wil hun lokken."
Ze bedoelde hiermee de jonge jongens, die als
bosopziener waren aangesteld in de djattibossen
rondom Rembang en die op hoogtijdagen als Kerst
feest van hun negorij kwamen afzakken naar de
grootste plaats in de omtrek. De concurrent trachtte
haar dus deze lucratieve gasten af te snoepen. „U
ben so kna-a-ap" begon ze weer „hellep mij toch
maatje Frenkel om kerseboom te maken met klie-
tiek-klietiekan en dan ook met tabloo, u weet wel.
U ben so kna-a-ap."
Moeder protesteerde een beetje. Kerstfeest was
immers een feest, waar wij kinderen ook naar uit
keken. Dat vierde ze liefst in de kring van haar
gezin.
Maar mevrouw Cromp hield aan en was bereid
het feest op de 26e te laten vallen. Toen was er
ook geen bezwaar meer. Verheugd vertelde de
hotelhoudster: „Ik heb pak Kario al besproken met
de ronsebons." En toen moeder daartegen protes
teerde, omdat ze het „fijn" wilde houden, „Ach,
maatje Frenkel, laat toch maar, as maar heef
heluid". De jonge luizen willen immers daansen".
Toen mijn moeder haar alle hulp toegezegd had,
wist mevrouw Cromp van dankbaarheid niet wat
ze als tegenprestatie doen zou. Ze zou moeder
„lekkere karbonajie" sturen én nog meer. Entoen
ze mij zag zitten zei ze: „En jij non, kom nou
morhen sondag bij Mientje spelen, ja en bij ons
eten."
Ik knikte beduusd. Mientje was haar dochtertje
Een aardig meiske, maar een stuk jonger dan ik.
Zondag ging ik verlegen de poort door, die naar
de tuin van het hotel leidde.
Tegen etenstijd werden we binnengeroepen. Een
rijkelijk gedekte tafel stond klaar. Aan het hoofd
was gedekt voor de heer Cromp. Ik keek mijn
ogen uit. Hij had een groot Chinees muurbord van
mnistens 60 cm diameter voor zich. In het midden
lag een heuveltje rijst en daaromheen arangeerde
hij heel schilderachtig uit ieder schaaltje wat van
de gerechten op tafel. Een biefstuk, heerlijk bruin-
gebraden lag, kennelijk speciaal voor hem, vlak
bij het bord. Het was de eerste keer, dat ik zo
iets zag: Hij schrokte het eten naar binnen, for
midabele hoeveelheden afgewisseld door brokken
biefstuk en weggespoeld door grote glazen bier,
terwijl hij telkens met zijn zakdoek het zweet weg
veegde, dat door de grote inspanning en de warmte
van de dag langs zijn voorhoofd druppelde. Plot
seling schrok ik op en dacht, dat hij in een stuk
biefstuk stikken zou. Zo leek het mij tenminste.
Zelf had ik door het ongewone weinig gegeten.
Na dit volgde een tijd van druk werken. Kerst-
versierselen maken, kleuren en bronzen van alles,
wat voor de kerstboom bruikbaar was. Zilver- en
goudpapier werd verwerkt tot slingers en voor
werpen, die de boom zouden sieren. Op die kleine
plaatsen in Indië kon je toen bijna niets kopen en
zeker geen kerstversierselen. Tableaux werden in
elkaar gezet, waarbij mij de grote eer toeviel voor
Maria te fungeren, omdat mijn haar lang was.
Kisten en ruw beschilderde doeken vormden de
achtergrond. Wij voelden ons zeer gewichtig en
mevrouw Cromp herhaalde in vele toonaarden,
.dat mijn moeder „so kna-a-ap was.
Een primitief toneel was in de eetzaal van het
hotel opgebouwd. Vader had enige mensen ge
stuurd om hierbij te helpen.
Wij kinderen tekenden kaarten, waar de speciale
uitnodigingen op geschreven zouden worden. Het
was een evenement geworden dit kerstfeest in het
hotel.
Toen wij op de bewuste avond aankwamen, was
het gebouw versierd met bonte slingers en vlag
getjes. In een hoek van de eetzaal stond de kerst
boom smaakvol opgetuigd met het werk van onze
handen. Dikke witte kaarsen waren met ijzerdraad
aan de takken vastgemaakt.
Het geheel zag er feestelijk uit. Ons hart klopte
van verwachting toen we de opgeschoven gor
dijnen van het „toneel" zagen.
Mevrouw Cromp keurig in het zwart, schommelde
tussen alles door.
„Adoe maatje Frenkel, alles is so mooi", klonk haar
commentaar.
Mijn moeder verdween in de aangrenzende kamer,
die als kleedkamer was ingericht voor de „acteurs".
We werden gegrimmeerd met rood crêpepapier,
geweekt in water, omdat er in die tijd niets anders
was. We vonden ons zelf zo prachtig. De zaal
was volgeladen met gasten en de „bosjesmannen'
waren in grote getale aanwezig. Dit was voor hen
een heerlijke afleiding voor hun eenzaam en een
tonig bestaan in de bossen.
De eerste tableaux zouden beginnen. Moeder had
met een kinderkoortje het „Stille nacht, heilige
op de piano. De djongossen hadden enige petro
leumlampen uitgeblazen. Het was schemerdonker
nacht" ingestudeerd, waarbij zij zelf zou begeleiden
in de zaal. De eerste lucifers met Bengaals vuur
werden aangestoken. De gordijnen werden weg
geschoven. „Stille nacht, heilige nacht" klonk het
boven de piano uit
Toen opeens klonk als een schrille wanklank de
muziek van pak Kario met veel geboem-boem er
boven uit. Hij speelde ook het „Stille nacht", maar
met zoveel aanloopjes en kronkelingen, dat het een
cacofonie van geluiden werd. Nooit in mijn later
leven heb ik het mooie kerstlied zo ten beste
horen geven.
De gasten keken eerst verbaasd, maar lagen daarna
dubbel van het lachen. Maar de stemming zat er
opeens in.
Arme moeder, die zich deerlijk gekwetst moet heb
ben gevoeld in haar artistiek kunnen. De tableaux
gingen nog wel door, maar het rumoer en de op
uitbundige pret beluste jongelui, verhinderde de
kerststemming. De „Herdertjes" werden afgewisseld
door een kruispolka, een wals of een galop
Maar stil en sereen brandde in een hoek de kerst
boom, waar een djongos met een lange stok met
een flinke dot natte watten eraan, verhinderde
dat een brand het uitbundige feest zou besluiten.
CORA.
En dan hebben we ook nog deze kerstbomen het
hele jaar door