„HAI MESTIZO!'' 8 KENNISMAKING MET DE CURAQAOSE „REFLECTOR" BRIEF VAN EEN RAS-HOLLANDER Ik hoop u een klein genoegen te doen met u als 70-jarige ras-Hollander, die nooit in Indië of Indo nesië was te schrijven dat ik grote waardering heb voor uw tijdschrift TONG-TONG. Niet al leen omdat u de geïnteresseerde „thuis-Nederlan- der" daarin veel wetenswaardigs en grappigs on der de ogen brengt (alleen al voor Si Bentiet die ik voor 95 °/o begrijp, ben ik u zeer dankbaar) maar vooral ook om de frisse en constructieve manier waarop u het zelfrespect van het „hand vol bruine en gebruinde" mensjes schraagt. In het bijzonder dat u de politiek buiten de deur houdt en u geen voet geeft aan bitterheid, waarmee een Indisch blad zo gemakkelijk zou kunnen volstro men. Vermijd de indruk dat het „handjevol" zich vol ledig omringd voelt door thuis-Nederlanders, die Jan Courage nu een suffert met verwerpelijke ma nieren vinden en die „u niet verstaan". Wie an ders dan de halve verstaanders in dat volk zijn het, die in de eerste plaats uw stem zullen moe ten horen? Ik zend u een extra bijdrage voor uw tijdschrift ad f 25,per giro met mijn beste wensen voor succes in 1959. C. G. KRA1JENHOFF v. d. LEUR. 1. Wat wij vaker voorspelden zal gauw bewaar heid worden: dat er méér „ras-Hollanders" abonné van TONG-TONG zullen zijn dan Indische Ne derlanders. Er zijn nog banjak veel Jan Courage's onder de Jan Salie's in Holland. In onze „reis verhalen" zullen zij de prikkel vinden om op nieuw naar de tropen te kijken met nieuwe onder nemingslust. Er zijn nog vele andere mogelijkhe den van „peaceful coexistence" dan het verwron gen beeld van kolonialisme alleen! 2. Deze lezer ziet het verschil ook al tussen Indië en Indonesië. Alleen als TONG-TONG-lezers „poekoel teroes", wordt die vervelende fout uit geroeid van ons Indonesiërs te noemen. ..Aan TONG-TONG en alle lezers een Gelukkig Nieuwjaar toegewenst door de Nederlanders in Joao Montevade Brazilië." Dank namens alle TONG-TONG-lezers. En ook al de andere TT-lezers in verre werelddelen, die ons kerst- en nieuwjaarswensen toestuurden (en giften!), kamsjah, gracias, trima kasih, thanks awfully, merci bien, danke schön (wij kregen wensen in zovele talen!). Ons hart is wérkelijk vol tot bijna „toempahSturen jullie ons foto's toe, Kinderen-van-de-Zon" waar ook ter wereld. Laat zien dat we durven en kunnen leven onder 'andere volken met de branie-lach van vroeger. In TONG TONG blijven we de grote familie die we eens geweest zijn! 3. Wat merkwaardig dat een vreemde ziet dat TONG-TONG een blad is van Indisch zelfrespect en veel Ind. Nederlanders nog steeds niet! 4. Inderdaad geen politiek. Zelfs geen sociaal onderscheid. Géén voortleven van die fataal ge bleken afscheiding tusssen I.E.V. en V.C. Alleen ruimer denken, steeds ruimer denken, redt ons! 5. TONG-TONG zal nog vijfduizend andere Kraijenhoffs vinden (minstens!). En met deze tien duizend. waarde lezers, durven wij elke toekomst aan! „Thalatta! Thalattaü" Ik schoot laatst in Rotterdam een café binnen, waar veel varensgezellen plegen te komen (leuk. er valt veel te beluisteren!en zag daar tussen al de blanke jongens ook een bruine jongen zitten aaf de bar. „Hai Mestizo!" groette ik met opgeheven hand. En enthousiast groette hij me op dezelfde manier terug: „Hai Mestizo!" Het bleek een eenvoudige matroos uit de Antillen te zijn; hij sprak maar een mondjevol Hollands en ik helemaal geen papiaments (helaas, helaas!), maar Soerabaja, ha. dat kende hij: was er zelf geweest. En de naam Willemstad kende ik (duim op) en de naam Los Paraguayos (duimen op) en de Braziliaanse voetbalkampioenen (duimen op). Op de een of andere manier konden we toch we! praten. We hadden iets gemeen dat we met de anderen aan de bar niet gemeen hadden. Er zat in ons allebei iets van de zon, van de palmen, de guitaren en de Toekomst. Dezer dagen kregen we van een lezer in Willem stad toegestuurd het „Weekblad voor de Antil len", Reflector. Het leek alsof we een adikje van TONG-TONG in onze handen hadden. In dat Curagaose blad is de helft van de tekst in het pa piaments (hun „petjo") en de helft in het Neder lands. Maar de manier van denken en voelen honderd procent „net als wij". Een apart artikel, „Onze Landgenoten uit de Oost" trof ons wel heel bijzonder: Slamat datang, sobat. Onze landgenoten uit de Oost komen in Neder land niet aan de slag en vragen zich af: „Waar heen? en ,,V?at nu?" Nederland van zijn kant schijnt de schat aan intellect en ervaring die het verkregen heeft door Indonesië's houding, niet te kunnen aanwenden. En daarin ligt de kans voor de Nederlandse An tillen! Wij, Antillianen, moeten deze landgenoten uit de Oost verwelkomen en hen toeroepen: „Slamat da- tang, sobat, mari sini! („Welkom, vrienden, komt hier!") Komt naar. de Nederlandse Antillen. Aantrekking van deskundigen is nodig voor de Nederlandse Antillen. Vooral klemt dit in de bran che der hulpindustrieën als die betreffende het maken en herstellen van elektrische apparaten: de emballagefabrikaten, etc. Deze deskundigen en ook andere vindt men in groten getale onder onze thans grotendeels werkloze landgenoten uit de Oost die er naar hunkeren om weer aan de slag te komen, maar daartoe de kans niet krijgen. Zij hebben zich niet alleen doen kennen als harde cn bruikbare werkers, maar tevens als mensen die zich hier te lande volkomen „senang" (thuis) ge voelen. Onze landgenoten kennen het tropenklimaat (in Indië is het nog wat warmer dan hier) en hun is de omgang met personen van verschillende natio naliteit niet vreemd. Dit zijn de mensen die de Nederlandse Antillen nodig hebben! Veel copy in dit blad heeft een typisch Indische oriëntering. We nemen dit verhaaltje over, en oordeel nu zelf: „TROMMEN DES DOODS Tschiffely, de „IJzeren Zwitser," die een rit te paard maakte van Buenos Aires naar Washing ton, verhaalt over een ondervinding die hij op deed aan de kust van Peru. Op zekere nacht sliep hij op een zandheuvel, SAJANG SAGEEU Onze Ambonese vrienden hebben erg leuke lied jes. Duizenden Indische jongens en meisjes zingen graag Ambonese liederen. Omdat ze ergens een onvernietigbare levensmoed hebben en zij ergens een onvergelijkelijk vermogen om aan de droefste traan de sprankeling te verlenen van een onster felijke lach. Ambon's barden zijn eigenlijk helemaal geen scho ne jongelingen met smachtende blikken en suike ren stemmen. Het zijn „doodgewone" soldaten. Voor wie minachting heeft voor soldaten: bedenk dat ook Xenophon soldaat was. Achter menig luchthartig liedje ligt een zee van ontbering, ge vaar, miskenning en verstoting. De hele historie van een onvruchtbaar en woestijndroog vader land, dat verlaten werd om bloed te offeren op de slagvelden van Blangkedjerèn tot Atapoepoe en van Anjer tot Amahei! Sajang sagé segi segojang gojang badan-é! Asal sa ja kawin bini sa toe Habis boelan bikin roemah batoe Sajang sagé segi segojang gojang badan-é Asal saja kawin bini doewa Habis boelan gadji bagi tiga Wat een fantastisch rhythme! Het hele lichaam danst met deze dansenden woorden en klanken mee. Wat een schallende roekelose lach! Ah, le zers, en dat is geen brallende kroeg-branie, maar branie van de tjots en de blangs, de paja's en de goenoengs. Today we live, tomorrow we may die. Don't cry; sing! We kregen dit liedje toegestuurd van H. A. Boon, die als militie-matroos (dus uit een Hollands mi lieu) in krijgsgevangenschap HET VOOR RECHT had te leven met KNI'L-soldaten en van hen de liedjes leerde, waarmee hij (en zovele wapenbroeders) de ellenden van Japanse krijgs gevangenschap wist te doorstaan. Wie weet er meer van die liedjes? Dat ze nooit sterven mogen! maar die nacht werd hij verschillende malen wak ker van een geluid lijkend op tromgeroffel, of motorgeronk van een motorboot op de rivier. Maar daar hij niets kon waarnemen sloeg hij er verder geen acht op en legde zich telkens weer te slapen. De volgende dag ontdekte hij, dat hij ingeslapen was nabij een „gentilar zoals men de Indiaanse begraafplaatsen uit de oudheid noemt. De India nen vroegen hem of hij de „machang" had ge hoord. Dit klonk hem als een Chinees woord in de oren en Tschiffely vroeg wat zij daarmee be doelden. Zij legden hem uit. dat het spookte op die zandheuvel, en dat daar elke nacht de dode Indianen die men te ruste had gelegd in de „gen tilar kwamen dansen en hun trommen roffelen. Zij deelden hem zulke verschrikkelijke verhalen mee over de heuvel, dat hij zich gelukkig begon te prijzen, dat hij er levend vanaf was gekomen Hij vernam later dat de ontdekkingsreizigers Von Humboldt en Raimmondi van mening waren, dat de geluiden, die zo vaak gedurende de nacht van deze heuvel werden vernomen, toegeschreven moesten worden aan onderaardse wateren die in beweging kwamen door de verandering van tem- oeraiuur. Een andere theorie is dat de zeebries uit een zeke- ic richting het zand beroert op de hellingen van de heuvel en zodoende het geluid veroorzaakt. Wijzelf komen ook uit een land met vreemde na tuurverschijnselen met (misschien) een heel na tuurlijke oorzaak. Wie heeft b.v. wel eens ge hoord van „Het Zingen van de Indische Oceaan" in Zuid Kedoe en Zuid Banjoemas naar men ^.egt een voorbode van naderend onheil? En wie beeft „Hei zingen van de Kapoeas" wel eens ge hoord en weet ervan te vertellen? Ah, de wonder volle Magie van het Oosten! Vertel. Sindbads uit het oude Indië, vertel! In elk geval hopen wij dal dit eerste contact tussen TONG-TONG en REFLECTOR mag uitgroeien tot ccn regelmatige uitwisseling van copy en later tot het aanknopen van levende vriendschapsbanden. „Hai Mestizo overzee! Tot ziens!" T. R.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 8