Luchtvaarders in Oud-Soerabaja 5 (Dongèngan van Si-Klaas) TONG-TONG ROTTERDAM t Hollandia, december 1958. Welke oud-Soerabaian kan zich nog in herinnering brengen over de ballonvaarder Kapitein Rambaldo en aviateurs van het begin der vliegmachines? Si-klaas zal trachten de herinneringen op te rake len. De jaartallen zal Si-klaas maar niet opnoemen; mogelijk nog vóór de eerste wereldoorlog. Van enkele kolonialen uit Vlissingen kregen wij jongeren de verhaaltjes, dat in Europa ballon- vaarders en vliegmachines de lucht zijn ingevlogen en was het verhaaltje met veel poeha hier in oud Soerabaja rondverteld. Wij jongeren dachten er het onze over: „Masahja, kóh mensen kan naar boven kaja boeroeng oeloeng of alap-alap, nèh lajangan tamtoe kan wel, tapie aan benang." Op zekere dag isterwel chabar over luchtballon gaat naar boven en zal beginnen op Goenoeng Sari. (Dit plaatsje ligt ten westen van Soerabaja, waar het heuvelachtig is en ook een kazerne van de militairen ligt.) Wahdoe seg, wij jongeren gin gen op de dag van oplating heel vroeg naar de plaats en ija hoor, met wachten sampee tjapik, eindelijk ballonnja kan gezien van ver, want van dichterbij mag niet. Kira-kira tien of elf uur s mor gens ballonnja lepas van de grond en vlug vlie- gennja naar noord-west. Sampee klein en wij zien en onze harten gezwollen betoel. Wah wij denken, ija, si-koloniaal toch ndah böhöng. De volgende dag wij in Soerabaja krijgen bericht si toekang ballonnja gevallen in de djattiebossen van Bodjonegoro en lijknja al gebracht naar militair hospitaal Soerabaja. Wah lezer, de begrafenis van si kapitein Rambaldo de ballonvaarder zal nooit uit onze geheugen worden weggevaagd; met mili taire eer en de stoet was toch wel een kilometer lang in wagens getrokken door paarden, want auto's reden toen nog niet. Ook de cavalerie uit Malang was vertegenwoordigd, allen in groot tenu. Kapitein Rambaldo werd begraven op het Penéléh- kerkhof. Hij rustte in VREDE. Geen jaar na de ballonvaart van wijlen Kapitein Rambaldo, kregen wij in Soerabaja het bericht, dat er een echte vliegmachine de lucht zou ingaan. Wij jongeren werden op een middag van de voetbal velden in oud passar Toerie weggejaagd, daar die terreinen moesten worden ompaggerd. Er werd ook een grote loods van bamboe en kadjangmatten op gebouwd. Dit bouwen van de ompaggering en van de loods duurde wel een week of drie en eindelijk kwam het bericht dat er gevlogen zou worden. Heel vaak hoorden wij zwaar motorgeronk, heel anders dan 't geluid van de enkele auto's die in Soerabaja rondreden. Wij nieuwsgierige jongeren klommen op een stille plek op de omheining om te weten te komen hoe en wat zo'n kapal oedara was. Het omheinde terrein besloeg toch wel een anderhalve kilometer in het vierkant en grensde aan de noord zijde bij de moerassen, waar wij jongeren onze badgelegenheid hadden. Eindelijk, eindelijk dan brak de dag aan dat het vliegtuig de lucht in zou gaan. Wij jongeren dach ten aan niets meer dan aan die vliegerij, aan school, sapa kira, geen lol seg. De dag dat er gevlogen zou worden zaten wij jongeren van de vroege ochtend al op de plaats van onze badgelegenheid in de moerassen aan de omheining. Tegen drie a vier uur die middag was er reeds volop publiek op een afgebakend stuk binnen de paggers, want entree werd er geheven. Het vlieg tuig was om twee uur in de middag reeds buiten aan het begin van de startplaats. (In latere tijd wisten wij dat het een twee-dekker was, vleugels van strak gespannen zeildoek.) De aviateur was een Duitser .en heette KÖHLER. Om de motor aan te slaan werd aan de propeller gehangen en daar kwam dan het tijdstip dat de bestuurder (alleen) in de bak zat. Men zag deze aan handels prutsen en de motor op toeren brengen en ja hoor, daar strompelde het beest over de oneffen startbaan. Voor ons jongeren was dat een djempol gezicht. Geen vijf of zes honderd meter van de start kwam het tuigje los van de grond en vloog hij net boven onze hoofden. Het was een ellendig gevoel om geen twintig meter boven je lichaam zo'n vreemd ding te voelen en de tril lingen van die ouderwetse motoren te moeten horen. Er werd kanan-keri hoera geroepen, doch voor een ogenblik, want geen 100 meter buiten de om paggering bij onze plaatsen streek dat tuigje fijn in de moerassen. Het was wel jammer, doch was dit geen propaganda. Met veel mankracht, wij hielpen ook mee, werd het machinetje getild en op het terrein in de loods (Hanggaar) gebracht en schoongemaakt. Doordat wij meegeholpen hadden mochten wij vrij op het terrein komen. Dit vliegtuigje mocht nog twee keer na het ongeval de lucht in en deed dat ook naar ons vroeger denken en weten reeds geweldig. Mr. Kohier is slechts drie keer de lucht in gevlogen en was hij niet karig met zijn fooien, omdat wij meegeholpen hadden met het tillen en schoonmaken van het machinetje. Na tien dagen werd alles opgeruimd en konden wij alweer met alle spirit gaan voetballen, doch had den wij de gewoonte om met onze gebalde vuisten net doen alsof wij handels pakten hard lopen met de monden nabootsen het geluid van een motor. Dit dan lezers, de dongèngan van de eerste vlieg beweging in oud Soerabaja. Er zullen nog twee dongengans komen over Poulèt en Hilgers, die in oud Soerabaja hun kunsten heb ben vertoond en ook van een zekere Turk Husnie, doch deze vloog na de eerste wereldoorlog. Sl-KLAAS. OUWE MOP. Javaanse contractanten stonden op Priok naar de enorme KPM-ers te kijken, die hen naar Deli zou den brengen. ,Nog nooit heb ik zoiets groots ge zien!" zei een Javaan uit Djokja. „O, bij ons in Solo komen zulke schepen dagelijks de Bengawan opgevaren", antwoordde de Javaan uit Solo. De Djokjanees keek de Solonees een tijd lang peinzend aan en zei toen; „Maar bij ons in de kraton staat de grootste contra-bas van de wereld. En als je er naar kijkt, speelt hij: ,,Loe bohong loe bohong!" KAP1ET J De handen uit de mouwen ook in Rotter- X dam! Voor steeds betere „soos-avonden". Zij die wat in hun mars hebben (muziek, zang, j voordracht, toneel, schetsjes, etc. etc.) kun- I X nen zich opgeven bij: E. Klerks, Urkersingel 20a, Rotterdam-Zuid; P. van Drimmelen, X Boreelstraat 11-c, Rotterdam; L. van Oort, Iersekestraat 72, Pendrecht; B. de, Bruin, Brekelsveld 19, Zuidwijk. X En welke dames kunnen er eenvoudige ma- kanans verzorgen voor een Indisch buffet? Ook hier opgeven. X Niet werkloos blijven toekijken. Aanpakken. Aan Holland laten zien dat wij niet hoeven achter te blijven en ook goede dingen voor het voetlicht brengen! HEEFT TONG-TONG ONGELIJK? Best mogelijk! Het is ook best mogelijk, dat juist U weet welke kant wij uit moeten. Juist daarom vragen wij ELKE lezer: wend U niet af van TONG-TONG. Schrijf ons Uw mening. Stuurt Uw bijdrage. Vergeet niet: er is nog NOOIT een Indisch blad geweest. Wel bladen in Indië. Wat iets heel an ders is. TONG-TONG moet de Indische instel ling nog peilen en zijn juiste karakterinhoud leren vinden. Dat kan alleen als zoveel mogelijk stem men worden gehoord: ook de scherpste anti-stem men. TONG-TONG wil juist NIET één enge richting uit. NET GEBEURD. In de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag vond ik achter de naam Westenenk staan: President van Benkoelen, gedrukt nog wel liefst. Ik naar de man van de inlichtingen, een intellectueel, vermoedelijk academicus. Dat dat toch te dol was voor de grootste bibliotheek van een land, dat eeuwen lang koloniën gehad heeft en in een stad, waar de helft van de bevolking uit Indische mensen bestaat. Ik legde hem uit, dat Benkoelen geen afzonderlijke staat was met een president, maar een residentie met een resident. Hij keek me verwezen, niet begrij pend aan. Ik herhaalde het, zei dat ik het heel zeker wist en er mijn hoofd onder durfde te ver wedden. Plichtgetrouw noteerde hij het en zou het laten onderzoeken! Een paar dagen later was het warempel verbeterd. "Werkelijk! MEII. -T;: '/ij:--- Soerabajanen! Wie is wel eens meegeweest op deze èrètan achter Pasar Dinojo? En wie heeft dit schone vaartuig alleen gezien vanaf de keurige Europese zijde (bij het zwembad Brantas)? Aan de andere kant, geliefden, lag een klein en fies en sting passertje", rommelig als een mierennest, geurig als een trassie-paradijs, met eethuisjes met de heerlijkste roedjak gobet, roedjak iris en tahoe petis van de wereld! Toen deze foto werd gemaakt, was pasar Dinojo nog geen ruïne, maar toen pas werd het daar goed! Toen gingen er met die èrètan wel eens zoveel mensen mee, dat het schip tot aan zijn boorden in het water lag. En dan bandjir en de schuit een beetje miring en allemaal natte voeten en vloeken in dertien talen. Wat een schone tijd! In zijn hele geschiedenis is dit rivier- kasteel maar éénmaal gekapseisd en zijn er helaas enkele mensen bij verdronken verstrengeld in manden met koopwaar, fietsen en 1 betja. Life could be dangerous in Soerabaya

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 5