VERY NO GOOD WANDLUIS GLORIA BURMA-SPOOR WEG SAIGON BANDOENG „Hij is geweldig lui, geweldig. Ja, daar stond-ie dan eindelijk, de bank, onze bank. Veertien dagen hadden wij er aan gewerkt. Tel kens was een van ons vieren aan het wakend oog van de Jap ontsnapt om de beste stukken gladde bamboe, die in de buurt van de Siam-Burma spoor weg groeide, uit te zoeken voor onze bank, onze zitbank met rugleuning. Wandluisvrij zou-ie zijn, daarom kozen wij volko men gave bamboe zonder ook maar één scheurtje. Boelie, de genist, had de werktekening gemaakt; Jos, de kunstenaar zorgde voor de lijn, Bart was het handigst met het bijltje, ons enig instrument en ik had mij altijd al geïnteresseerd voor binnenhuis architectuur. En daar stond-ie dan, een meesterstuk, stevig van constructie, goed van lijn en van zit, genistisch, kunsttechnisch en binnenhuis-architectonisch ver antwoord en luisvrij. Zelfs de bindtali, de bamboe vezels waarmede de bamboeverbindingen waren ge maakt, waren door het vuur gehaald tot onze handen brandblaren vertoonden. Het regende, maar wij gingen allemaal even op de bank zitten; hij zou buiten moeten blijven, in onze hut waren te veel luizen. De volgende dag regende het, de daaropvolgende dag ook, de vierde dag was droog. Na terugkomst van de spoorbaan spoelden wij ons extra schoon in de kali en trokken ons gegaran deerd wandluisvrije tjawat, de Japanse lendendoek, aan; daarvan kregen wij er elk jaar een, het was onze tweede. Wij zaten met z'n vieren, de blote ruggen en be nen schuurden behaaglijk langs de gladde bamboe en wij besloten alleen met tjawats er op te gaan zitten, als zijnde het enige controleerbare wand luisvrije kledingstuk. Jos rookte zijn pijp. De ondergaande zon en de luchten in Siam zijn prachtig, wij genoten van de bank. Bart zei; „Je zou krijgsgevangene willen zijn om dit mee te maken.'' De rugleuning vooral was een weldaad voor onze stijve ruggen, wat een bank! De vijfde dag kwam de Wandluis. Hij was de Number Two Jap van het kamp, de uitvoerder van de bevelen van Number One, die wij nooit zagen. Number Two deelde de werkploegen in, stal van onze rantsoenen en sloeg. Als nr. 1 dronken was, sloeg nr. 2 harder, overi- Wij lagen destijds in een kamp in Saigon, ge legen bij de haven. Door de Jap werden we dage lijks te werk gesteld in de stad en omgeving. Werkparties werden verdeeld over al die objec ten en regelmatig afgewisseld. Daags tevoren werd aangezegd welke party wij kregen. Nu was er een party belast met het graven van onder komens tegenover een sigarettenfabriek. Meestal werkten we recht tegenover het huis van een employé daarvan. Die employé had een dochter van een jaar of 20. Deze dame droeg bij ons de naam van Gloria. En Gloria deed veel voor ons. Ze was uitermate brutaal, liet veel pakjes vallen, waarbij er waren van een grootte, dat het mij nog steeds als een wonder voorkomt dat we ze kon den wegschoppen bij het grindpicollen, zonder dat de Jap het merkte. Ook draaide ze uren lang op gewekte gramofoonplaten en gaf stiekum kushand jes en knipoogjes, die ons minstens een maand opfleurden. Op een avond kwam de „Gloria-party in het kamp terug, vreselijk opgewonden, zeer verhitte gezichten, het werd zó n tumult in het kamp dat de Jappen moesten binnenkomen om tot kalmte te manen. Wat was het geval? Gloria was versche nen in haar b-h-tje. Het was dus te begrijpen dat de anderen zeer afgunstig waren en de prijs van de Gloria-party tot ongekende hoogte steeg. Het zou, nog erger worden. Gloria had ons een briefje weten af te geven, waarin stond dat ze van alle krijgsgevangenen hield, maar van één in het bijzonder. Erger verwarring had in het kamp niet te weeg gebracht kunnen worden. Wie was de gelukkige? Iedere avond bij het bekend worden, hoe de parties waren ingedeeld, hieven de geluk kigen van de Gloria-party een Indianengehuil aan. gens was hij onze vader en moeder tegelijk. „Me your father and mother, me very good your father and motherWij noemden hem de Wandluis omdat hij net za stonk en wij veel last van hem hadden. Op de vijfde dag keek de Wandluis met veel in teresse naar de bank. „You bring to-morrow, to-morrow, to-morrow, nr. One choco see." Dit betekende in spoorbaan-en gels dat wij over 3 dagen de bank moesten inleve ren bij Choco nr. One, de le officier. Jos wilde de poten doorzagen, niet helemaal, maar voldoende om nr. One er doorheen te laten don deren; Bart wilde geniepige puntige bamboes aan brengen die bij de donderpartij bepaalde edele de len zouden treffen, maar deze plannen konden slechts worden gekwalificeerd als de eerste woede reactie. Boelie kwam als genist met een geniaal én uit voerbaar plan; wij zouden een wandluizenbank af leveren. Onze eigen voorraad uit klamboes, kleren en bamboe slaapplaatsen was gauw uitgeput, maar een luis of 100. Ik keek peinzend het kamp in en... had 't. Alle luizen van het kamp in de bank. Wij boden 1 cent de 25, het aanbod was enorm, wij gingen tot 50, het aanbod bleef stijgen, de markt werd vast op 1 cent de 100. Wij kochten voor f 1,50 luizen. Daarna kregen wij luizen cadeau. Zo zorgzaam als wij de bank eerst hadden behan deld, zo grof gingen wij er nu mee om. Alle rozen, de tussenschotten in de bamboe, werden stukge slagen, waardoor de bamboe duizenden barsten vertoonde. Daarin verdween de horde. Elke avond ging een van ons op de bank zitten om de kudde te voeden. Het was de hel zelf; wij genoten bijna nog meer dan een paar dagen terug. Op to-morrow, to-morrow, to-morrow brachten wij de bank weg. Wij hesen 'm op onze schouders als een lijkkist en een regen van uitgehongerde wand luizen daalde op ons neer. Alleen het onheilig vuur in ons voorkwam, dat wij vol afschuw wegspron gen. Wij meldden ons bij Nr. Two, de Wandluis, deze liet ons een uur wachten; de bank zetten wij in de zon. Jarenlange intieme omgang met het ongedierte had ons geleerd dat zij zon en licht schuwen. Zij kropen weg in de bamboe en je zag niets. Bij het huis van van Nr. One wachtten wij nog twee uren. Toen de schaduw van een boom over de bank Kammen werden geleend, het beste vod aange trokken, wie een das had deed hem om. Kortom, iedereen in het kamp dacht dat hij de uitverkorene was. Maandenlang heeft die gedachte ons leven in het kamp veraangenaamd en toen we vrij kwa men bleek inderdaad een Hollander de gelukkige te zijn. Of ze ook getrouwd zijn, weet ik niet. G. J. HESSE. sloop, zagen wij tot ons afgrijzen één krioelende hoop luizen; wij verplaatsten hem in de zon; het was of de bank-zelf je beet waar je hem aan pakte. Wij waren het er over eens, dat wij met een nul minder hadden kunnen volstaan; 1500 in plaats van 15000' hadden 't ook wel gedaan. Choco nr. One was dronken zoals gewoonlijk en keek welwillend naar ons en onze Number Two, die als een dolle kikker links en rechts sprong en ons om de oren sloeg. Nr. One zei iets in het Japans. Nr. Two zei ,,hai' tegen Nr. One en „O.K., O.K." tegen ons. Wij pak ten de bank op en versjouwden die in de richting van Nr. One. Nr. Two schreeuwde: „No, O.K., O.K." en sloeg op ons los; wij zetten de bank neer. O.k." en sloeg op ons los; wij zetten de bank neer. Nr. One wuifde vriendelijk naar ons. Nr. Two zei weer: „O.K. O.K." en wuifde ook. „Misschien moeten wij harder lopen" opperde Bart. Wij liepen harder. Nr. Two stelde zich in machte loze woede voor ons op en schold Bart uit voor: „very no good man." „Misschien moeten wij weg," zei Jos. Wij lieten de bank staan en trokken ons terug. Nu was Jos een „very no good man." „Wij moeten met de bank terug, hij wil 'm niet hébben, maar alleen zién," zei Boelie; hij verstond het best Japans van ons allen. Nr. Two keek verrukt. Om de 10 m lieten wij 'm met een bons vallen; daar waren de luizen niet op verdacht. Voordat ze weer in de bank terugklommen, hadden wij deze grijns lachend opgenomen en keken toe hoe de zwart/bruine hoop langzaam stierf op de brandend hete grond. Telkens smakten wij de bank weer neer, maar luizen leren snel, ze hielden zich met hand en tand vast. Wij konden de bank niet verbranden, de Jap zou dat als een belediging opvatten. Wij probeerden het met vuur. Vele luizen stierven, maar hoewel ook de bank bijna verbrandde, bleef hij onbruik baar levend en de grootste luizenconcentratie van Z.O. Azië, althans Siam. Het kamp keek er met eerbied naar. Vier dagen na het incident kwam het bevel tot opbreken en verhuizen. Met de brandstapel wacht ten wij tot wij alle vier aanwezig waren. Het was machtig, de luizen gingen te keer als dolle duivels. Langzaam slonk de hoeveelheid bamboe en met hen het stinkende ongedierte. „Haal de Wandluis even," zei Bart, „die hoort er bij." „Die staat achter je," zei Jos. De Wandluis keek vol belangstelling toe, Bart keek hem lang aan en zei toen langzaam: „Very no good Wandluis all —-go to hell." G. H. O. DE WIT DE NAVY-O'S Oud gezagvoerder Gouvts. Marine C. Hokke heeft zijn ervaringen als krijgsgevangene zeer zorgvuldig opgetekend wanneer heeft TONG- TONG genoeg geld om al die interessante me moires uit te geven?) en in zijn stories wisselen ernst (en zelfs horreur) en humor elkaar voortdu rend af. Hier een typische schets uit die eerste dagen van de Japanse bezetting, waarin humor de boventoon heeft: Ter ere van de verjaardag van de Tenno Heika (vanaf het eerste moment bekend onder de naam Teunis Heinekens) voerden enige Japanse jagers stunts uit boven Bandoeng. Toen de Jappen steeds gevaarlijk dicht bij elkaar kwamen, steeg de hoop in onze harten. En jawel, hetgeen we gehoopt hadden, lukte won derwel. Op zeker moment renden twee Navy-O's tegen elkaar. Het volgende moment fladderden de resten brandend naar beneden. Het was alsof de wereld er anders uitzag! Op weg naar huis ontdekten we plotseling een lichte bommenwerper die zeer vreemd deed. De motoren liepen niet zó best en het beestje ver loor kennelijk hoogte. Een oude dame holde naar buiten en stond met het hoofd schuin naar boven gekeerd ingespannen te luisteren met die blijde verwachting op het gelaat, die we kennen van de kinderen als ze de morgen na Sinterklaasavond hun schoen gaan be kijken. Helaas ging het feest niet door en ken nelijk gebroken ging de oude dame weer aan haar bezigheden C. HOKKE

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 11