12 KAMIOKA ER WERD GEZONGEN FUKUOKA X KAMIOKA Wie van onze lezers van Kamp Hakodate I herkent zichzelf op deze foto? Wij kregen hem van ex- tawanan Schüler, die destijds netjes alle Jappen uit de foto wegknipte Het waren tenslotte allemaal mannenkampen en we kunnen wel een heel eind gaan met de schaar, maar we moeten toch ook wat over houden! En we kunnen er nu wel onze neus preuts voor op trekken, een flinke scheut van die oude Hollandse gijn hield de moed er vaak toch heel goed in op z'n tijd! Soedah, in dit nummer schrijven we dus geen woord over de „W.C.-poëzie (weet u dat in de privaten zelfs versregels van Martialis aan de wanden prijkten?), maar zij was er. En hier dan een heel eenvoudig lied, de „Potpourri Kamioka", kampwoorden op bekende wijsjes, waarmee men er de goede stemming in hield in het barre noor den. Wie de spuitpheeft gehad, en zijn broek heeft volgesch Die kan na een heetbad, van alles weer gaan eten. Wie in de mijnen heeft gewerkt, veel te weinig heeft gevroten, Die is moreel gesterkt, als dit zaakje wordt gesloten. En al blijft het een gesol, met ons, geinterneerden, „Piet" houdt het toch niet vol, tegen de geallieerden. Dus eenmaal komt de tijd, dat wij van hier vertrekken, Vervloekt zij deze plek, en de Jap, die kan verrekken. Geen broek meer aan mijn kgeen hem meer aan mijn bast, Maar dat kan niets meer schelen, Houdt nu allen vol tot t laatste, Want daarginds wordt op ons gewacht (vergeet dat niet) Kop, makkers, tot het laatste, Dat bericht, waar ied'reen naar smacht. Laat de Piet maar schelden, laat ze maar begaan, Er is geen Jap in de wereld, Die Oranje kan verslaan, zal niet gaan (bis). En waarom zullen we treuren, Want daar schiet je niks mee op. Er kan zoveel gebeuren, Dus zet dat maar uit je kop. Van één ding zijn we zeker En dat is een grote troost: Elke dag brengt ons steeds dichter Naar ons huis en vrouw en kroost. Geen vlees, geen spek, aan alles nog gebrek En van je hela, hola, houdt er de moed maar in (bis). DICK NOOY MOSSELEN. Omstreeks mei 1944, kamp Fukuoka 10 (Kyushu). Zoals in alle kampen in Japan was vlees taboe en bestond de maaltijd uit rijst, gemengd met gort en dan een schijf gepekelde Iobak of een klein beetje ebbi of miso, dus probeerden we er wel eens wat bij te gappen, zoals een ui, uit een volks tuintje waar we naar en van de mijn langs kwa men of een slang of ander binatang. Op een gegeven moment had iemand een stel slakken ontdekt en uitgevonden dat die gekookt eigenlijk wel lekker waren, dus werd er geregeld jacht op gemaakt. Dat ontging de Jap ook niet en kreeg hij plotse ling zeker een „helder" idee en organiseerde voor de è.v. vrije dag een wandeling, waarbij echter grote manden moesten worden meegenomen. Onze wandeling eindigde bij een soort vijver en daar kwam de aap uit de mouw, we moesten ons tot op de „tjawat" ontkleden en de vijver, die een y2 mtr. water en een Y2 mtr. modder bevatte, in en met de voeten en handen slakken vangen, want daar zat die vijver vol mee. Een soort slak zoals hier de mossel. Toen de manden praktisch vol waren was het af spoelen, aankleden en vertrekken, de slakken wer den in de kampkeuken ingeleverd, het rantsoen lobak en lobaksoep ingetrokken, de slakken ge kookt en een ieder kreeg en schep ongepelde slak ken als „extra" bij zijn rust. Toen begon de ellende; gewoon kapot maken ging niet. De schalen waren dik en keihard, dus werd er met alles, waarmee geslagen kon worden gepro beerd de „krengen" kapot te krijgen. Dit gereed schap beperkte zich meestal tot 1 steen voor 20 man en was het in de eetzaal met 400 man een KLEERLUIZEN. Waarom onze commandant in het Japanse mijn werkerskamp te Kamioka Hein Mien werd ge noemd, weet ik niet meer. Wel weet ik dat Hein het land had aan malaria en aan kleerluizen! Malariapatiënten werden door hem met mondlap voor bekeken of het afzichtelijke wezens waren en kleerluizen beschouwde hij als een geheim wapen van het KNIL. Bracht malaria, met behulp van onze onvolprezen dokter Klusman, ons vele dagen „jasmé" op en dus niet naar de mijn om lood te delven, de kleer luizen brachten ons veel narigheid. Op zekere dag had Hein door de radio gehoord dat het niet zo best ging met de Keizerlijke Armée en vond hij het nodig dat bij het avondappèl iedere krijgsgevangene hem persoonlijk in het Japans ver telde hoeveel kleerluizen hij die dag had gedood. Nu waren we zeer zwak in de Japanse taal, maar daar Hein met eten-inhouding dreigde, gingen we ijverig keelklanken uitstoten, die dan de Nipponse telwoorden moesten voorstellen. Als kamercommandant sprak ik met de makkers- af, dat we een getal zouden opgeven dat tussen de 25 en 40 schommelde, daar grotere getallen argwaan zouden opwekken en onthullen dat we na onze zware arbeid te moe waren om op luizen- jacht te gaan. Bovendien kregen we noch zeep, noch warm waswater, zodat het onbegonnen werk was om je druk te maken. 's Avonds stapte Hein met z'n gangster-lijfwacht onze barak binnen en alles ging goed, totdat hij bij de landstormer J. belandde. Mr. J„ landraadvoorzitter op Java had grote be zwaren tegen Hein's tronie en op de vraag „Hoe veel?" werd J. witgloeiend en brulde in drift in plaats van 25, wat we met hem hadden afgesproken, door toevoeging van enige keelklanken een tel woord, dat 25.000 betekende. Hein schrok en werd van geel spierwit. Zo n vie zerd had hij nog nooit gezien. Er werd natuurlijk geslagen en de lijfwacht kreeg bevel J. in nacht gewaad buiten in de sneeuw te zetten, opdat de felle koude de luizen zou doden. Door toedoen van onze officieren en Dr. Klusman lag J. na een kwartiertje weer in z'n bed, maar u begrijpt dat hij amok begon te maken zodra hij in het Japans moest tellen. G. M. LAARMAN. leven van je welste, terwijl het maar zelden lukte er een paar te breken. Lukte dit, dan was het resultaat nog teleurstel lend, want de inhoud beperkte zich tot een klein beetje slijmerig spul wat in de meeste gevallen bij het kapot gaan van de schaal overal terechtkwam, behalve op de rijst! Onze „slakkeneterij" was hierna gelijk afgelopen. P. J. GREAVES. Krijgsgevangenen van Kamp Nisi Asibetsu, Hokkaido. Wil de inzender zijn naam en adres nog eens aan ons opsturen. Er is onzekerheid ontstaan t.a.v. nog een andere foto-inzender, maar in elk geval komt dit plaatje goed tot zijn recht. Er moeten in privé bezit nog heel wat documentair ma teriaal zijn uit krijgsgevangenschap. Schrijf ons. Laat ons samen onze historie heropbouwen!

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 12