ENIGE HERINNERINGEN AAN DE BURMA SIAM SPOORLIJN CHUNGKA1 TAKENON TAMARKAN WANG JA1 pIliSI! Twee haamenten van de volledige (doch helaas onduidelijk geworden) blauwdrukken van de beruchte Dodenspoorweg, waarin veel van onze lezers ongetwijfeld bekende punten terug zullen vinden.Misschien is het mogelijk deze kaarten geheel te restaureren en op ,mste grootte te reproduceren voor eventuele liefhebbers. Meer en meer beginnen wij het leed in krijgsgevangenschap ondervonden met meer te zien als een menselijk onrecht, maar als een haast bovenmenselijke beproeving van onzewaardigheid, die wij toch maar doorstaan hebben. Eens zal de Dodenspoorweg bekend staan a's een monument van uithoudingsvermogen en standvastigheid. Vele herinneringen zijn gebonden aan de namen van de kampen. Sommige hadden alleen een num mer. Maar er kwamen ook andere. Schrijf je dat zó? Wat doet dat er eigenlijk toe. Is er één van de in Thailand geweest zijnde krijgs gevangenen die dit kamp niet kent? Basiskamp, hospitaalkamp, doortrekkingskamp, het kamp waar je altijd wel bekenden ontmoette, meestal ziek. Is dit niet het grootste kamp geweest? Het grootste kerkhof lag er zeker. En wat werd dat prachtig onderhouden. Het leek wel een tuin. En toch, hoe werden de zieken daar niet verzorgd! Als ik het mij goed herinner waren er wel 5 diëten, inclusief het z.g. ,,last-post"-diëeet; dat was a la carte; waar haalden ze de spullen vandaan?! Dit kamp had ook een eigen groententuin, buiten de kawat van het eigenlijke kamp gelegen. Hier waren ook de koeienkraal, de varkenskraal en de eendenkraal. Aan het hoofd stond een vaste Ko reaanse staf van een man of vier. Er was ook een vaste staf krijgsgevangenen die zich hiervoor vrij willig hadden opgegeven, ongeveer 60 man. Deze zorgden voor het fijnere werk; het planten, zaaien, oogsten, het voederen van de dieren, enz. De be werking van de grond en de vuile karweitjes ge schiedden door een dagelijks corvée uit het hospi taalkamp. Ja. Chungkai had dikwijls een prettige klank. Daar kon je weer opgelapt worden. Want er was een behoorlijke medische staf. Bovendien was het weer een stukje bewoonde wereld. Je kon er „buurten zo groot was het. Er waren kerkdiensten en avond wijdingen in de openlucht. Hier was ook het groot ste orkest. Wel 30 man telde het. De leiding be rustte bij een Engelse kapitein. Vele instrumenten waren geimproviseerd. Maar de Jap had ook in strumenten ter beschikking gesteld. Want ook bij de Jappen vielen de voorstellingen in de smaak. Dit orkest moest ook in andere kampen spelen. Eens hadden ze in Tamarkan een uitvoering gege ven. Na afloop werden de „maesto's" per prauw weer naar Chungkai vervoerd onder geleide van 2 Koreanen. Een van deze laatsten had te veel saké gedronken en maakte het vooral de bandleader erg lastig. Tot dat de andere Koreaan de bandleader een teken gaf dat direct verstaan werd. Hij liet zich dit geen 2 maal zeggen. Alle opgekropte gevoelens legde hij in zijn slag en de Koreaan tuimelde zodanig door de prauw, dat hij zijn arm brak. De andere Koreaan klopte de Engelsman uitbundig op zijn schouder: „Well done, Norman! Well done! De volgende dag kwam de verslagene zijn arm in een mitella de bandleader opzoeken. Geen wraakgevoelens echter. Integendeel, hij kwam een pakje sgiaretten brengen. Merkwaardig! Je kon er soms geen touw aan vastknopen. Heeft Wim Kan ons in dit kamp ook niet dikwijls afleiding bezorgd! Wat konden wy toch uit volle borst meezingen: „Nippy die, die, Nippy, Nippy die". Chungkai lag echter te laag. De door het kamp heenlopende rivier trad vaak buiten de oevers. En dan lag het kamp voor de helft onder water. Toen werd het kamp plotseling opgeheven. Chungkai finis! Alleen het kerkhof bleef. Het akeligste kamp uit mijn herinnering. Barak ken waren er niet. Wij lagen in tenten, die haast allen lekten. Het kamp moest een jungle-hospitaal kamp worden. Het is er niet van gekomen. De lig ging was tè slecht. Eén en al blubber. Toch was het een ziekenkamp .Praktisch het hele kamp lag ziek. Medicijnen waren er niet. Dysenterie in alle- lei soorten. Maar geen injecties. Alleen diëet; rijste pap zonder zout of wat, veertien dagen lang. Als dokter van Renesse in de tent kwam s morgens, bleef hij in de opening staan. Aan een ieder werd dezelfde vraag gesteld: Hoeveel keer ben je ge gaan? En jij? En jij? De antwoorden varieerden van 3 tot 30 en meer. Dan kwam de volgende tent aan de beurt. Ook daar dezelfde vraag. En zo iedere dag. Wat een doktersbaan! Toen kwam de cholera. Dagelijks gingen er, tot zelfs 25, heen. Zogenaamd moesten de patiënten geisoleerd liggen. Ze lagen in aparte tenten. Maar een aparte latrine hadden ze niet. Luguber was het er. En als de wou-wou's in de jungle hun trieste roep lieten horen, liepen de rillingen je soms over de rug. Gelukkig werd het kamp opgeheven. De werkers gingen up-country, de zieken gingen per prauw naar Tamarkan. Hoe lang die tocht duurde, weet ik niet meer. Ze ker een dag of vijf. Van de woestijn kwam je in een oase. Het kamp bij de grote brug. Waren de overspan ningen niet afkomstig van Madioen? Het kamp naast de Japanse luchtdoel. Het kamp ook van dominee Hamel en Lt. Kolonel Toosey. Basiskamp, hospitaalkamp, toch ook werkkamp. Daar werden wij brugbouwers. Er was altijd werk aan de brug, telkens moest die worden opgebouwd. De R.A.F. kwam er steeds beter in. Tenslotte bleef alleen de houten noodbrug in ge bruik. Als de luchtdoel blafte, was het voor ons een sauve-qui-peut. In de buurt van de brug wa ren vele éénmansgaten. De Jappen zaten er altijd het eerste in. Vaak gebeurde het dat je in een gat sprong, dat dan al bezet was. Dan sprong je boven op een Jap, een jammerende Jap. Niet van wege de sprong, maar vanwege de brug. „Bridge hit?" hoorde je dan vragen. En als je dat beves tigend beantwoordde, volgde er nog luider ge jammer. De bommen vielen echter ook wel in het kamp. Dan vluchtte je door de kawat heen. Wat gaf het! Als het dan all-clear was en je weer ach ter de kawat wilde hoe bestaat het! kon je eerst nog je schrik weg-eten met pisang uit de aangrenzende pisangtuinen. Wat een stank hing er dikwijls in dit kamp. Die kwam afhankelijk van de windrichting van de tropische zweren-barak. Hier werd veel geëxpe rimenteerd. Verdovingsmiddelen waren er niet. Toch moesten de wonden schoongemaakt worden. Vrij pijnloos ging dit, indien vliegenlarven een paar dagen in de wond werden „opgesloten". Die con sumeerden al het vuil. Er was ook een Hollandse dokter, die kon hypnotiseren. Hij bracht de patiënt onder hypnose. De wond kon daarna pijnloos en rustig worden schoongemaakt. Soms gebeurde het wel dat een bepaalde patiënt niet gehypnotiseerd kon worden, „Ik wil dat je slaapt! Ga nu toch slapen!" hoorde je de dokter dan. Maar de be wuste patiënt bleef bij bewustzijn. Zijn slapies ronkten dan echter vrij spoedig. Bij de medische staf was ook een kleine dokter uit Soerabaja. Hoe heette hij ook weer? Vóór de oorlog was hij kampioen snel-wandelen in de kro kodillenstad. Van hem gaat het verhaal dat hij bij een amputatie moest assisteren. De patiënt was erg weerbarstig. Totdat de dokter-kampioen-snelwande len er zich mee bemoeide. Met één jiu-jitsu greep was de patiënt „gevloerd" en de chirurg kon aan het werk. Er was ook een jongen van een jaar of 18 met een tropische zweer aan zijn been, zó groot, dat er haast geen kuit meer over was. Eigenlijk moest zijn been geamputeerd worden. Zijn gestel was echter zo zwak, dat de doktoren dit niet aandurfden. Wat er toen gedaan is weet ik niet. Wat ik wel Weet is, dat het been geheel in gips gezet werd. Op het gips werd de grootte van de wond uitgetekend. Na een week werd het gips verwijderd en toen was de wond nog maar zo groot als een rijksdaal der. Tenslotte genas de wond volkomen. Wat een speling van het lot! Waarom komen deze herinneringen juist bij mij op? Het was toch een goed kamp! Herinneringen aan eieren, eend en andere lekkere hapjes. De spoorbaan was toen gereed en de kam pen konden behoorlijk bevoorraad worden. Onze barakken lagen op enkele honderden meters van het station.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 8