IETS OVER OUD-SEMARANG STRAF VAIN IIANTJAIJ-DOININO T JIM AH I SEMARANG of SAMARANG WAMPOO-ZUID (SIAM) DEMOCRATIE. 4de en 9de Bat. Eerste halfjaar. Eten halen bij de keuken. Een krijgsgevangene die meent dat hij een iets kleinere pollepel pap heeft gekregen dan zijn voorganger in de queue, dringt aan op meer, krijgt het niet, wordt eenklaps woedend, smijt zijn bord pap op de grond en loopt weg, schreeuwend: „Wij zijn nog steeds in een democratische staat! Wij moeten allemaal precies evenveel hebben!" Ik kreeg opeens antipathie tegen dat begrip demo cratie. Dat werd later erger. Toen ik in de ergste hongerkampen het eten ook zo kruidenierig precies en „democratisch" verdeeld zag: de flinkste, hard ste werkers evenveel als de lamlendigste huilebal kende lijntrekkers. Er was een reus van een Hol landse soldaat, een zekere P.; hij ging na elke „maaltijd" amper van zijn stokje. Hij was een ge willige, goedaardige reus, die de rotste karweitjes altijd blijmoedig opknapte en zwakkere broeders hielp. Voor hem kwam de atoombom net op tijd. Er was een ander kereltje, een zeurige, altijd „zie ke" wegloper, die er prachtig doorheen rolde. Het motief van de huilebalken: wij zijn zwak en ziek en hebben dus meer nodig. Democratie moet toch an dere maatstaven zien te ontdekken of democratie zal aan zichzelf sterven. B. Velen beweren, dat „SEMARANG' afgeleid is van „ASEM ARANG", hetgeen vrij-vertaald be tekent „ASEM (tamarinde) SCHAARS". Dit kan men echter bezwaarlijk volhouden, omdat de Ta marindeboom (Asem) te Semarang welig tiert. Ware het niet zo moeilijk om de rechten van eventuele pachters van de Asemoogst te bescher men, het Bestuur van Semarang zou in de grijze jaren zeker zijn overgegaan tot verpachting van de Asemoogst aan de honderden bomen groeiende aan de wegen in en om de stad Semarang. De wegbeplanting bestaat n.l. uit-sluitend uit Asem- bomen. (n.l. 80%). Aannemelijker lijkt de volgende uitleg: „Toen de V.O.C. zich ook te Semarang vestigde, werd alles, levensmiddelen inbegrepen, zeer duur, overal even duur en de bevolking sprak van SAMI AWIS (Hoog-Javaans EVEN DUUR); in het Maleis SAMA LARANG. Hetzelfde verschijnsel heeft zich waarschijnlijk voorgedaan met PADALARANG, een districts hoofdplaats in de Preangan. In Midden-Java zegt men „SAMA" hetgeen in het Soendaas betekent „PADA". Uit het vorig kamp brachten wij stukjes groene stof afkomstig van een afgekeurde Japanse klam boe mee om als zweetdoekjes te worden gebezigd. We droegen dat stukje vod meer was het niet voor het gemak in een knoop om onze hals. Altijd prettig als je je zweetdroppels tijdens de zware arbeid in de allesverzengende zon wist af te drogen voor ze in je ogen terecht kwamen. We bevonden ons in het kamp Wampoo ergens in Siam en een Japanse sergeant was onze com mandant, die zich niet met „Hantjau" doch met „Hantjau-donno" liet aanspreken. Hantjau-donno moest zoiets van hoogste baas betekenen. Een knaap met een hoge dunk over zich. Deze man onderscheidde zich door zijn eigenaardig gedrag; we kregen geen hoogte van hem. In de keuken ging het eten in afwachting van de thuiskomst van de doodvermoeide jongens on der de Japse klamboe. We hadden veel last van vliegen en de klamboe werd uitsluitend voor dat doel afgestaan. Deze klamboe moest het op een kwade dag ontgelden. Een flink stuk verdween. Daders Tida ada. De Japse commandant kwam daar achter en liet ons op die middag, thuiskomende van ons werk na ons bad en avondeten aantreden. Zo moe als we waren liepen we morrend en mokkend naar de tangko-plaats. We waren ons van geen kwaad bewust. De weg daarheen leidde langs zijn hut en wee degeen die geen halt en front maakte gevolgd door een buiging voor die hut, ook als zij leeg was. Zotter kon het waarlijk niet. Deze or der moest worden uitgevoerd. Zowel overdag als 's nachts moesten we daar vaak langs voor een bezoek aan latrine of urinoir die verderop lag. De schildwacht, die zich steeds verdekt wist op te stellen hield daar een waakzaam oog op. Na de gebruikelijke ceremonie op de tangkoplaats kregen wij over de klamboe-affaire te horen. De jongens met de groene lapjes om hun hals wisten daar meer van meende de commandant en moesten uitttreden. De rest kon inrukken. De bezetting van deze werkploeg bestond uit 75 Nederlanders en 125 Engelsen. 25 man waren uitgetreden en deze groep bestond waarachtig enkel uit onze jongens. Het. geraas en getier met „Orranda no good" en „orranda djotonai" was niet van de lucht. Even later moesten wij onder toezicht van deze Jap onze straf ondergaan. Deze straf bestond uit wa ter halen uit dt kali. Op het eerste gezicht zeer onschuldig. Alle beschikbare tautjo-tonnen werden daarvoor gebruikt en we pikelden deze met water gevulde tonnen langs de steile oever pl.m. 15 in de droge klei uitgehakte treden) omhoog. De eer ste tonnen kwamen boven en de Jap beduidde ons deze netjes op een rij voor de trap neer te poten. We deden dit zonder ook maar iets te begrijpen. Even later toen allen weer boven waren werden deze tonnen over de trap naar beneden geschopt en of wij door wilden gaan met water halen. Uitglijden, vallen en opstaan op deze spiegelgladde trap waren het gevolg en in tempo moesten wij dit zinloze karweitje nog ruim een half uur volhou den. Daarna was het wederom aantreden waarna met de Jap voorop die de tempo aangaf een uurtje hard gelopen werd langs bamboedoeristoelen. Het was inmiddels donker geworden. Blootvoets liepen wij. Af en toe een gil. De doeri's deden hun werk. Na afloop was het weer tangko en na wat Japse verwensingen te hebben aangehoord en de groene doekjes te hebben ingeleverd konden wij inruk ken. Na ons weer in de kali gewassen te hebben, kro pen we afgepeigerd in onze nesten. O. F. JANSEN KATJA MATA Ik had een Jappenbewaker, die me voor veel on gemak behoedde Als ik wat misdreven had en bij hem op het stoepje geroepen werd, riep hij altijd eerst: „Katja mata!" Als ik dan mijn bril had afgenomen, kreeg ik de suizebollende oorvijg die me al dan niet toekwam en kon met onbeschadig de bril weer afgaan. A. De naam SEMARANG dateert van na 1850, waar schijnlijk naar de publikatie van een of andere Instantie. Zo wil men ook beweren, dat SALATIGA afge leid is van ASLAH TIGA. Men verzon zelf de legende, dat het zó is en niet anders. Maar waar spreekt men in het Hoog-Javaans van SALAH TI- GO? Men zegt doorgaans SéLOTIGO of SOLO- TIGO, welke naam inderdaad is afgeleid van SéLO TIGO DRIE STENEN, welke dienden voor afbakening en welke men nog zien kan aan de BRINGINSBWEG. 3 andere grens stenen vindt men op de grens BANJOEBIROE- SALATIGA. Terugkerende op SEMARANG, wil ik hieronder iets vermelden, waaruit mijn bovenvermelde con clusie bevestiging vindt. In een beschrijving van het wapen van SEMA RANG komt o.m. voor: „Bij besluit van de Heer Kommissaris-Generaal van 29 Mei 1827 No. 20 werd in aanmerking genomen „De menigvuldige en goede diensten door de SCHUTTERIJ en de VRIJWILLIGERS van SEMARANG gedurende de bestaande onlusten, inzonderheid op het laatst van 1825 bewezen", en wilde de Kommissaris- Generaal „aan de ingezetenen van Semarang in het algemeen, en aan de Schutterij en de overge bleven vrijwilligers in 't bijzonder, een blijk van tevredenheid geven." Dierhalve werd aan de stad toegestaan het voeren van een wapen zijnde: „Een azuur-veld bevattende in het midden en op den voorgrond eene maagd (in zilver), het hoofd met Eik en Lauren gekroond, rustende met de regter- hand op den kop van een achter haar liggende Leeuw (in goud), in deszelfs regter voorpoot vast houdende negentien pijlen, en met de linkerhand op een anker, met de legende „SAMARANG" er onder geplaatst; het veld met eene kroon van vijf burgten bekroond". Bovendien werd aan de Schutterij een vaandel verleend, waarop het wapen van Z.M, de KO NING aan de eene kant op blauw en geel veld en aan de andere zijde dat van de stad SAMA RANG, vastgehecht aan een stok met gouden kwasten en met een hellebaard aan het boven einde. Aan de dapperen werd tenslotte uitgereikt een medaille voor manmoedig gedrag -zijnde het wapen van de stad Samarang met de legende: „SENA- TUS POPULUSQUE SAMARANGENSIS" en op de andere zijde in den omtrek den naam en voornamen der vrijwilligers en GODONG, DE- MAK SEPTEMBER 1825, welke medaille aan een geel en hemelsblauw lint zal worden gedragen". Dit stuk is eigenhandig ondertekend door de Kom missaris-Generaal Burggraaf Du Bus de Ghisignies op 29 mei 1827 en berust in het Archief van het Schutterijkorps te Semarang. Over OUD-SEMARANG wil ik desgewenst een volgende keer iets vertellen. L. F. M. B. Zie je dat ventje achteraan ngilerWie doet dat niet bij de herinnering aan de Indone sische vruchtensaladesOf ze nu geserveerd werden als asinan of als roedjakze waren altijd even smaakvol, fris en voedzaam. Ach, zo'n stuk ,,krrrs!" vóór in de mond stukbijten en het sap door de mondhoeken naar binnen zuigen, wat een tractatie! Hadden we in Indië ooit vitaminepilletjes of halitran nodig? Eén portie ,,wat maar" van de straat en je was Simson! (Foto Postma)

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 9