VRE
DE?
3
ASSIMILATIE
Adekkamp, oktober 1945.
„Kom", zei mijn moeder, „we zouden vandaag wel
eens naar Loeki kunnen gaan ze zijn zo aardig
voor ons geweest meteen na de bevrijding, toen
ze met al die pisangs kwamen aandragen laten
wij nu eens gaan kijken hoe zij zelf het maken, zij
hebben het buiten het kamp toch ook niet gemak
kelijk gehad, al die jaren."
„Hoe zijn de berichten vandaag is het erg on
rustig? Vannacht heb ik tenminste weer veel horen
schieten", zei ik. „In ieder geval Ingrid meenemen,
dan zijn we bij elkaar."
Het was stil in het kamp. Sommige vrouwen
waren al vertrokken, hun mannen waren hen ko
men halen. Maar de meesten wachtten nog. Bij de
poort stonden wat verkopers met vruchten, „we
hadden eigenlijk van die amerikaanse biscuits mee
moeten nemen voor Loeki en Paul", zei mijn moe
der, „we hebben er genoeg van om een maand
schipbreuk mee door te komen."
Er waren geen betja's. „Vanmorgen hebben ze
door de radio weer erg gescholden op de Blan
da's, nou durven ze ons niet te rijden zullen
ze ook niet rijk van worden", zei een grote vrouw
die met haar tas aan de poort stond. Ik had haar
wel eens gezien in het begin van het kamp, toen
nog een dikke helblonde dame, nu was ze breed
en grauw, haar haar was vaal geworden. „Ik had
eens willen gaan kijken op Pasar Baroe, maar
het is me te ver om te lopen en die Engelsen
zijn ook niet meer zo royaal met hun lifts als je
boven de veertig bent ik blijf maar thuis van
daag." Ze slenterde de poort weer in. „Zou zij
al bericht van haar man hebben?" vroeg ik. „Ik
geloof dat die ergens ziek ligt ze hebben haar
al weken geleden beloofd dat ze naar hem toe
mag, maar het lukt niet erg - soms gaat er een
trein, dan wordt er één aangevallen en dan rijden
ze een paar dagen weer niet ik denk dat ze
maar liever hier blijft afwachten, net als wij."
Loeki en Paul woonden niet zo ver van het Adek
kamp af, ergens in de buurt van Pegangsaan. We
besloten te gaan lopen. Elke keer als ons een
legertruck achterop kwam, trok Ingrid me krijsend
naar de kant van de weg. „Mammie - daar komt
weer zon harde!" Wat ze in haar driejarig leven
tje in het kamp ook voor vreemde dingen had
meegemaakt, in ieder geval geen auto's.
Het huis van Loeki en Paul was helemaal dicht.
Door de glas in lood ramen aan de voorkant kon
je moeilijk naar binnen kijken. We liepen achter
om, ook daar was alles dicht, we tikten tegen de
van buiten gesloten jalozieën. Toen ging er een
deur voorzichtig open, Paul keek door een kier.
„Ach -zijn jullie het, wat een moed kom
gauw binnen."
In de voorgalerij zaten Loeki en haar moeder, er
stonden een stuk of wat halfronde stoeltjes en ta
feltjes, verder niets. Het was koel en schemerig.
Wij gingen erbij zitten. Ingrid klom op mijn schoot
duim in de mond.
„Dat is toch altijd nog vreemd, zo'n afgesloten
ruimte een kamerzei ik. Loeki zuchtte.
„Jullie Blanda's zitten nu tenminste veilig in zo'n
kamp. Maar hier elke avond is er geschreeuw.
Gisteren begon het zelfs al om kwart voor negen.
Tussen onze achtertuin en de kampong is alleen
een dunne pagar, als ze willen, zijn ze daar zó
overheen. „Rampok bersiap!" gillen ze dan, dat
is zoiets als verzamelen voor rampokken! En dan
krijsen ze ,,hoi-hoi-hoi'!" en ze rennen rond met
bamboesperen en goloks, en dan ben ik zo bang.
Hoor!" We luisterden gespannen. Er kwamen
vrachtauto's voorbijdreunen waarop gewapende
Indonesiërs stonden. Paul gluurde even door een
zijraampje.
De moeder van Loeki, een mager geelgrauw
vrouwtje dat al die tijd, met haar ogen dicht, in
een hoek had gezeten, keek nu even op. „Ach kind,
maak je er niet zo druk over't is allemaal
maar demonstratie
Nu werd er op straat geschreeuwd, vlak voor het
huis. Indonesische mannen met bamboes en goloks
renden over de weg. Ik keek door het rode glas
in lood en zag een vuurrode man lopen. Het was
klaarlichte dag. Na een kwartier stierf het lawaai
weg. Ik ging iets vertellen, mijn stem was hees.
Ingrid sliep op mijn schoot.
,,Zie je wel", zei de oude vrouw, „dit is het over
nemen van de wacht, dan doen ze altijd zo dik
je moet niet bang zijn, dan haal je het naar je toe
is 't niet zo? En ik heb een stok, ik zal mijn
leven duur verkopen als ze het wagen
Mijn moeder knikte. „Het is me anders de vrede
wel
De deur van de zijkamer ging open, de oom van
Paul kwam binnen, hij groette zacht en vriendelijk.
De deur bleef open staan, we zagen een lange ma
gere jonge vrouw zitten die niet naar ons keek.
Ze rolde een strootje en praatte met iemand die
we niet konden zien. Hoeveel mensen waren er
in dit kleine, stille huis?
Loeki zei: „Zij daar zij heeft bij de Kempei
gezeten. Kijk maar eens naar haar benen, daar zie
je de littekens van brandwonden. Ze werd ervan
beschuldigd dat ze revolvers had verborgen in een
put, voor ondergrondse actie, dat ze naar de en
gelse radio luisterde en dat ze zich valselijk had
opgegeven als Blanda-Indo, terwijl ze Totok is, om
uit het kamp te blijven. Toen ze verraden was
heeft ze alles bekend, maar van anderen niet één
naam genoemd. Een prestatie!"
De oom van Paul die veel ouder leek dan hij was,
omdat hij geheel ontdaan was van zijn eigen tal
rijke tochten naar de Kempei en steeds nog moest
denken aan wat hij daar had gezien bedekte
zijn ogen met de hand en zuchtte.
„Nu moeten we naar huis", zei mijn moeder. We
maakten Ingrid voorzichtig wakker.
„Tot ziens zeiden we. Aan de achterkant ver
lieten we het huis, de deur werd onmiddellijk ach
ter ons gesloten.
Op straat was het warm en zonnig. Overal ston
den Indonesiërs, ze keken ons aan, ik was doods
bang, maar ik kon me toch niet weerhouden om,
onverschillig langs hen heen kijkend, nonchalant te
lachen en te praten terwijl we hen rakelings voor
bij gingen.
„Als we maar eenmaal over de spoorlijn zijn, daar
is het veel drukker en dan durven ze ons niets te
doen", zei moeder. „We zijn er bijna".
Nog vóór de spoorovergang werden we ingehaald
door een Engelse truck. We kregen een lift. Ingrid
zette een keel op toen een soldaat haar de wagen
Hoe dan ook, onze assimilatie gaat voort.
Onze kinderen zijn al Hollandser dan wij. Hün
kinderen nog meer, en zo voort. Het einde van
TONG-TONG is in zicht
K. L. R.
Ach, ach, wat op de hele wereld gebeurt en wat
in Holland weer terug zal komen, dat wordt ge
meten met wat een klein groepje in eigen klein
milieu waarneemt? Waarde heer: het aantal meng-
huwelijken in de hele wereld neemt in steeds
sterker mate toe. Steeds meer huwen Hollandse
jongens en meisjes (die de wereld in gaan) met
anders gekleurde partners. Een handvol gemeng-
den gaat inderdaad in Holland (en overal elders)
ten onder, maar daarnaast worden er miljoenen en
nog eens miljoenen nieuwe geboren overal ter
wereld, Het gaat niet om U of mij en om een
partijtje mensen dat wij toevallig kennen, maar
het gaat om de IDEE van ruimer leven, die al
sinds vier eeuwen mousseert over de hele wereld.
Wat TONG-TONG wil, is de mensen leren dat
de drang tot ruimer leven sterker is dan de dwang
tot kleiner leven. Ook al zijn wij over een kwart
eeuw allemaal dood en onze kinderen blonder,
TONG-TONG zal blijven bestaan als een over
geërfde roep tot groter, wijder, verdraagzamer
leven. Howgh!
Redactie TONG-TONG vraagt in bruikleen
scherpe foto Tjisomang-brug. GAUW!
intilde, wij zuchtten van verlichting.
Toen we de poort van ons kamp inliepen zei mijn
moeder, „eindelijk thuis", we sjokten door het zand
naar de zaal, waar sommigen lagen te lezen, an
deren met elkaar praatten. „Zo jullie zijn er
tenminste weer", zei onze buurvrouw. „Dat meisje
van Bergstra is gistermiddag weggegaan en nog
niet terug niemand weet waar ze is."
„Laten we hopen dat ze een engelse vriend heeft
gevonden en dat ze niet van hem wil scheiden
dat zou toch óók kunnen", zei ik.
„Het is me de vrede wel", herhaalde mijn moeder,
hoofdschuddend.
MARGARETHA FERGUSON.
Geen stukje historie uit het oude Indië of het trekt als een magneet andere herinneringen aan
voor TONG-TONG. Enkele nummers terug schreven wij over wijlen mr. C. C. van Helsdingen
en prompt kwam deze foto tevoorschijn uit een vergeeld familie-archiefmet ,,C. C." in zijn jongere
jaren, in Kediri (zittend tweede van links). „Aan zijn voeten" de toentertijd gewestelijke secretaris
van Kediri W. P. Hillen. Zijn echtgenote staat geheel rechts. Op de bank mevr. Goossens en mevr.
v. Helsdingen. Wie herkent meer oude bekenden? Dat was nog de goede tijd dat men de fotograaf
thuis liet komen om zich te laten fotograferen in intieme gezins- en kennissenkring. Later trok men
stijf in pakean deftig naar de toko van de fotograaf en ging de mooie levenssfeer van het huis
verloren voor het geschilderd decor. Eigenlijk een prachtcostuum, die toetoep. Degelijk, correct,
luchtig en echt Indisch zo waren de mensen zelf! Bovenal was de toetoep zelfbewust Indisch.
Later werd de kleding „imitati Eropah".