HOLLANDIA CASABLANCA Breuer toen en nu Brondbyoster, Denemarken „Na zijn pensionering in 1947 vertrok mijn man uit Batavia naar Hollandia, waar hij een baan kreeg bij de Basis-liquidatie. Hier bleef hij tot en met 1950 en ging daarna experimenteren. Hij nam kleine werkjes op zich (hij is elektrisch in stallateur) en ging een beetje tjatoet. Toen hij eenmaal de smaak van het djoeal-beli had, begon hij zelf te importeren: n.l. druklampen, die de Papoea's 's nachts bij het vissen gebruiken. Ons grootste artikel is echter verf, daarnaast ook veel textiel. Provisiën en dranken halen wij bij de NIGIMIJ, omdat deze grote inportmaatschappij het eerst alles in handen heeft en van vele artikelen, die het meest gangbaar zijn de alleenvertegen woordiging heeft. Vele kleine importzaken zijn hier over de kop gegaan, omdat de NIGIMIJ bijna alles in handen heeft. Er zijn hier veel te veel winkels (Chinese voor het grootste deel) voor zo'n kleine gemeen schap, en als je te veel waagt, kapseis je. Er zijn hier voorbeelden genoeg. Het is een moeilijk land, Nieuw Guinea, en nog moeilijker wordt het je ge maakt doordat je niet precies weet, wat er boven je hoofd hangt. Van de Papoea's hebben wij van het begin af aan veel goeds ondervonden, ook omdat wij hen tegemoet kwamen. Van hen kregen wij het stuk grond, waarop wij onze huizen bouwden. Vroeger wou niemand in Hollandia blijven. Er was een tijd, 1949, dat alles van hier wegtrok, toen konden wij gemakkelijk land krijgen. Nu willen ze het ons weer afpakken, maar omdat wij al die tijd onze belasting voor de grond trouw betaalden, mogen wij er blijven. Zo hadden velen hier last van grondaanvraag. Gelukkig is het nu veel verbeterd en beslist het gouvernement. Je krijgt er recht van opstal en betaalt er vanzelfsprekend grondhuur. Wij hebben een vrij groot huis, jammer dat het terrein sterk geaccidenteerd is, maar een voor deel is dat we hierdoor geen last van buren heb ben, vooral ook omdat we kippen houden. We hebben over de 200 kippen. De eieren verkopen wij aan onze klanten, de oude kippen slachten wij en verkopen dan „diepvrieskippen", die erg ge wild zijn. De kinderen en ik beheren de winkel, mijn man heeft zijn eigen hobby installeren. Hij krijgt op drachten van het gouvernement en van particulie ren. Hij heeft 5 Papoese electriciëns in dienst die hij zelf heeft opgeleid. Ze werken bijzonder vlug en netjes en willen niet onderdoen voor Euro pese jongens. Ze verdienen een goed stuk brood. Mijn man brengt hen zelf naar hun werk in zijn „Landrover", waar hij er twee van heeft. De boodschappen van de winkel worden met een Fiat Combi weggebracht. Mijn zoon gaat dan rond met onze Papoese winkelbediende. Voor mijn huis heb ik een Javaanse meid, die met haar kindje bij ons inwoont. Mijn dochter is met haar man voor drie maanden met vakan tie in Australië geweest. Ze hebben overal films gemaakt, zodat ook wij van hun reis hebben kun nen genieten. Met een Ford zijn ze overal ge weest en hebben de bloemetjes behoorlijk buiten- gezet. Maar dat hebben ze wel verdiend, want ze werken hard. Je ziet, we hebben onze handen vol. Daar om zitten wij steeds te piekeren: als wij naar Holland gaan, wat zouden wij dan moeten doen, want leegzitten zou ons geen goed doen. CO BREUER. Sinds acht maanden woon ik in Oenemarken, en wel in een splinternieuw dorpje dicht bij de hoofd stad Kopenhagen. Vlak in onze buurt is een miniatuurwinkelwijk met één slager, één melkboer, één groentewinkel, enz. Voor meer uitgebreide inkopen moet je met het treintje naar de stad, wat geen bezwaar is, want je zit in een kwartier in het hartje van Kopenhagen. Ik heb dan ook maar één probleem en dat is de taal. Elke Deen die ik tot nu toe ontmoet heb, en die wel eens Hollands heeft horen spreken, lanceerde het grapje: „Hollands is een keelziekte". Dit slaat dan op onze g en ch. Maar na vergeefse pogingen om de Deense taal machtig te worden gedaan te hebben, kan ik met de hand op het hart verzekeren dat ik van een paar woorden Deens meer keelpijn krijg dan van een hele serie Hollandse woorden met een g op te dreunen. Dat komt omdat het Déens achtei in de keel en zeer onduidelijk wordt uitgesproken. Vooral voor ons mensen uit Indië is dat moeilijk, omdat wij gewend zijn duidelijk te articuleren. Soms ging ik in mijn wanhoop, in het Maleis over, wat de zaak niet beter maakte. Ik doe dan ook mijn boodschappen bij voorkeur in de plaatse lijke zelfbedieningszaak. Een poosje geleden was er in deze zaak een tentje opgesteld, waarin een exotisch uitziende kok een demonstratie stond te geven. Ik liep er met een boogje omheen om niet weer in een spraakverwarring terecht te komen, dat is zo naar als er mensen achter je staan te wachten. Maar mijn poging om onopgemerkt achter een paar hoge rekken te verdwijnen mislukte. De kok ver zocht mij vriendelijk of ik zijn kookkunst kwam bewonderen en hield me uitnodigend een Kopje bouillon onder de neus. Tegelijk stak hij in rad Deens met zijn uitleg van wal. Toen hij even adem schepte, vroeg ik aarzelend of hij misschien ook Engels sprak. Tot mijn opluchting, want maar heel weinig Denen in de winkels spreken Engels, ant woordde hij met een vlekkeloos accent: „Oh sure, I speak any language you like." Dat wil ik wel eens zien mannetje," dacht ik en ik zei: „Well, in that case I prefer to speak Dutch". „Dat is goéd," zei hij, „dan zullen we Hollands praten. Nu stotterde ik niet alleen meer in het Deens, maar ook in mijn eigen taal en wel van verbazing. „Hoe is dat mogelijk?" bracht ik eruit. „Nou ik ben een Hollander, of eigenlijk kom ik uit Indonesië," zei hij laconiek. Dat was de klap op de vuurpijl. In een ogenblik waren we bezig herinneringen op te halen uit ons gemeenschappelijk geboorteland: we dachten geen van beiden meer aan zijn demonstratie. Het ge- sprek ging al gauw over eten. Hij wist een adres waar Indische kruiden te koop zijn, al zijn die hier veel duurder dan in Holland. De Denen zijn lek kerbekken en werken veel met ketjap, dat hier „Kinesisk Soya heet. Er zijn een paar Chinese restaurants in de stad die dit waarschijnlijk inge voerd hebben. Al pratende merkten we nauwelijks dat er ondanks het stille uur meer klanten in de zaak waren ge komen. Totdat een dame, die demonstratief naast me kwam staan een eind maakte aan ons gesprek. Ik nam haastig afscheid en ging verder met mijn boodschappen. Toen ik aan de kassa wilde betalen, vroeg de winkelbediende me hoe de bouillon gesmaakt had en of ik een pakje wilde kopen. Ik kon hem dat niet vertellen, want mijn bouillon stond koud ge worden bij de kok in het tentje N. WIBORG-JENSSEN. Norrekecr 61/14 DE MANGGA BOOM Tien jaar geleden, moesten we Java, mijn wonder baar geboorteland verlaten, en het was alsof ik er mijn hart achterliet. Nu wonen wij in Casa blanca, Marokko, waar we proberen ons leven weer op te bouwen. Wij wonen in een klein huis je met een tuin en in deze tuin heb ik zoveel mogelijk Indische planten en bloemen gekweekt om er van te maken „a home from home". De zomers zijn hier eigenlijk te heet en te droog en de wniters te koud voor onze tropische plan ten, maar met veel geduld en werk en een ont stellende waterrekening ben ik er toch in geslaagd een mooie rode bougainville te doen bloeien en s avonds geurt de Indische sering, de sedep ma- lem, de ketjoeboengboom met zijn grote witte bloe men en de djamboe kloetoek geeft een weelde van zoete vruchten. En zo probeer ik mijn onrustig en opstandig hart te troosten, door deze planten uit mijn ver verlaten land te verzorgen. Eens op een zaterdagmiddag, toen mijn man vrij was, gingen wij naar Rabat, 100 km van Casa blanca om daar s Lands Plantentuin te bezoe ken. Misschien kon ik daar tropische planten ko pen voor mijn Javatuin. Het eerste wat ik zag was een grote oprijlaan, aan beide kanten omzoomd door hoge ruisende bam boe bossen. De dikke donkergroene stammen ston den naast elkaar, als een eindeloze rij hoge spe ren, de kruinen bogen zich naar elkaar toe en vormden een dicht bladerdak, waar het zonlicht groen doorheen filterde. Varens en rode kladies in de schaduw aan de rand van de weg. Alles was stil. Er waren geen bezoekers en wij liepen door de lanen in dit koele groene licht. Hier en daar een vlammende toorts van bloeiende rhododendrons en azalea's. Lianen van de wilde gevlekte sirih slingerden zich hoog in de bomen. Heel, in de verte stond een oude Arabier met een kruiwagen. Hij veegde dorre bladeren bij elkaar. Wij liepen naar hem toe. „Bonjour Mohammed, is het mogelijk om de tuin te bezoeken? "Wij wil len zo graag bloemen en planten zien die niet in Marokko thuis horen." „Oui Madame, bien sur". Zijn oud gerimpeld gezicht glimlachte vriendelijk. Hij klopte het stof van zijn kaftan, schoof zijn tul band recht. Suivez-moi, par ici". Mohammed wees ons de weg. Hij liep met kalme bedachtzame passen langs allerlei smalle paadjes; door kleine stenen poortjes, langs fonteinen en lotus vijvers bracht hij ons in het park van tropi sche gewassen. En op eens daar zag ik het: een mangga boom in bloei, met prachtig glanzende groene bladeren en een weelde van rose-crème bloementoortsen. Een ogenblik bleek if als versteend staan, toen rende ik er naar toe, sloeg mijn armen om zijn ruwe stam, legde mijn gezicht er tegen aan en huilde en lachte tegelijk. Een bloeiende mangga- boom, zoals bij ons thuis in de tuin, zo lang lang geleden. Mohammed stond stil en keek mij verwonderd aan. „Wat is er Madame? "C'est un arbre de mon pays Mohammed, een boom uit dat dierbare land". Hij begreep en knikte. Zijn oude lichtbruine ogen keken mij lang aan, toen zei hij ernstig: „Alles op aarde behoort aan Allah Madame. Landen en bomen, dieren en mensen. Allah is genadig. Als uw hart een woestijn van heimwee is, zal Hij u de klare wateren van herinnering schenken en alle bitterheid zal worden weggewassen. Mohammeds woorden gaven mij het evenwicht terug. „Alles op aarde behoort aan Allah": Java, de tnanggaboom en alles wat ik op Java liefhad. Mijn hart was een woestijn van heimwee, maar inderdaad schonk Hij mij ook de klare wateren van herinnering en alle bitterheid zal worden weg gewassen. Toen we 's avonds weer naar huis reden had ik een takje manggabloesem in de hand en mijn hart was heel rustig en gelukkig. NELLA CIEBRANT. De eerste stap naar de vrijheid is de bewustheid van gebondenheid.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 3