Indonesische Nederlanders voor de Rechter
HET BANDJE
IÉÉË
TOCHT OVER DE PROGO
Mijn vader was ambtenaar B.B. (Binnenlands Be
stuur). Toen ik ongeveer 12 jaar was, was hij
controleur B.B. en woonden we in Magelang. Het
was onder resident Ament, een arme tak van
Ament, genoemd in „Vergeelde Portretten'' van
E. Breton de Nijs.
Op een dag ging mijn vader op tournee en als
gewoonlijk ging onze hond mee en natuurlijk het
gewone gevolg: de assistent-wedono en mantri
Politie. Zo kwamen ze bij de kali Progo, waar
toen nog geen brug over lag. (Dit was in 1893)
maar als altijd ging het goed met het vlot, dat
door koelies langs de kabel, die over de rivier
gespannen was, naar de overkant getrokken werd.
Maar die dag had het in de bergen zwaar gere
gend en de Progo bandjirde hevig. Zowat mid
den in de rivier konden de koelies het niet meer
houden. Ze lieten los en sprongen meteen in het
water, want verder op was een waterval. Pa
sprong ook in het water, hopende geholpen te
worden, want hij kon niet zwemmen. Dat ge
beurde ook wel, maar het was toch op het kantje
af. Eenmaal op het droge, brachten ze hem bij,
door brakingen enz.
De hond was op het vlot gebleven. Het vlot was
door de stroom tegen de wal geduwd en niet in
de waterval terechtgekomen. Geheel droog en
kwispelstaartend kwam de hond naar mijn vader
toe.
Vele jaren later ik was toen al getrouwd
lieten mijn man en ik ons hier in Holland, waar
we met verlof waren, de kaart leggen. Na veel
over verleden en toekomst verteld te hebben, zei
de waarzegger tegen mij: „Jammer, dat uw vader
zo jong gestorven is". Heel verbaasd antwoordde
ik: „Mijn vader leeft nog", „Hé", zei hij, „dat is
eigenaardig, want in de kaarten ligt het toch dui
delijk, dat hij de verdrinkingsdood is gestorven".
H. VAN D1JK-KRUYSBOOM.
(Alg. Dagblad)
AAN DE DEUR
Eén onzer lezeressen verzoekt ons er in het al
gemeen de aandacht op te vestigen dat het ge
vaarlijk is om allerlei verkopers (sters) aan de
deur al te bereidwillig te ontvangen. Zij hebben
een enorme flux de bouche en vóór men het
weet zet men zijn handtekening onder een schijn
baar zeer voordelig contract, dat bij nadere be
schouwing erg tegenvalt en waar men niet meer
van los kan. Velen weten dit al, maar toch vliegt
men in een onbewaakt ogenblik wéér tegen de
lamp
AMSTERDAM. Onvoldoende aanpassing aan
het Nederlandse maatschappelijke leven. Dat was
er volgens de officier van justitie de diepere oor
zaak van geweest, dat de negen jonge Indonesi
sche Nederlanders, die gistermiddag voor de poli
tierechter te Amsterdam stonden, op het verkeer
de pad waren geraakt.
De jongelui in leeftijd variërend van zestien
tot dertig jaar hadden eind vorig jaar en de
eerste drie maanden van dit jaar pakjes sigaretten
uit automaten en flessen pap en yoghurt gestolen.
De politierechter veroordeelde hen tot een gevan
genisstraf, gelijk aan de tijd, die zij van 18 april
af in het Huis van bewaring hadden doorgebracht.
De officier van justitie had voor de twee minder
jarigen van het groepje een gevangenisstraf van
een maand met aftrek en tegen de overige zeven
verdachten een gevangenisstraf van drie maanden
geëist.
De politierechter zei bij de uitspraak, niet van
mening te zijn, dat de jonge Indonesische Neder
landers zoveel slechter zijn dan de Hollandse jon
gens. Maar, zo richtte hij zich tot de verdachten,
als je in een vreemd land komt, is het een groot
schandaal om zo op te treden. Nederland heeft
toch werkelijk begrip voor jullie moeilijkheden, al
dus de rechter.
Rijp bedekt parken en plantsoenen. Sloten en
grachtjes liggen verstijfd in de kil verlammende
omstrengeling van de vorst. Bomen en struiken
staan ijzig wit in bloei. Grijze nevel versluiert het
beeld tot een fascinerend, onwezenlijk fabelrijk
het rijk van Radja Dingin.
Binnen is het behagelijk bij c.v. en kopi tès
Wij kijken, steeds weer geboeid, naar het win
terse tafereel. De tulpen in de vaas blozen schuld
bewust om hun clandestiene bestaan.
Op de bandrecorder snort een bandje. Hoog ka
raats jazz. Straf syncopisch dynamisch on
weerstaanbaar. De klarinet juicht, schor menselijk
klaagt de trombone een meesterlijk duet.
Onze voeten gehoorzamen ritmisch aan de dwin
gende „beat". Het nummer eindigt in felle accent
slagen.
Geruis van de draaiende spoelinééns een
krontjongmelodie. Loom warm vullen de tonen de
kamer, botsen heftig tegen de witte kou buiten.
Ergens in mij begint een andere band te draaien,
legt indrukken bloot diep ingekraste en éven
oppervlakkige slingert ze terug in de herinne
ring. Beelden tuimelen op me af
De maan grift naaldscherp de contouren van
Tangkoeban Prahoe en Boerangrang in de avond
lucht. Als geslepen bergkristal licht de Bosscha
sterrenwacht melkwit op uit diep ultramarijn. Aan
de andere kant doemt bonkig massief de Malabar.
Pratend en genietend van katjang arab uit spits
smalle tjontongs zitten we op het erf, een verade
ming na een roezemoezige schooldag en huiswerk
na. Een late demmo kraakt knalpotknetterend
voorbij. Van de kampong aan de overkant komt
vaag de geur van verbrand gras, mengt zich met
het zware parfum van de bloeiende kemoening.
Het wordt stiller op straat. Traag kwikzilver
druipt van klapperbladeren en pakis hadji. Het
vampiersilhouet van een kalong schuift donker
dreigend langs de helle maan. Uit de verte klin
ken tokkeltonen van een ketjapi, slaperig weemoe
dig, verlokkend zwoel.
Ons gesprek is al lang gestopt. Willoos glijden wij
in de langzaam bedwelmende betovering van Te-
rang Boelan
Het bandje stopt met een klik. De oerharde tók
dreunt nog na in mijn oren. Haastig grijp ik naar
m'n koffie, neem een lanqe teuq
MAUS.
Uitstekend, Maus! Een tien met een ballpoint!
Kopi tès extract koffie. U weet wel: tès
tès tès
En dan hadden we in Indië ook nog kopi ès en
kopi soesoe en kopi toebroek en kopi mokka (kof
fie, suiker, melk. scheutje anggoer, kotjok tot
schuim lekker Pèhl). Begrijp je dan waarom
de Indische koffieteut Nono nu zo moppert op
de beroerde kopi klintji („Kleintje koffie, me
neer! van de Hollandse terrasjes?
Wij tekenen hierbij aan:
1„Nederland heeft begrip voor jullie moeilijkhe'
den", is een scherp veroordelend criterium
waarmee twaalf jaren van rustige integratie
Voel en dom van de hand worden gewezen.
2. Niet wij zeggen dat Nederland voor ons „een
vreemd land" is (want voor ons is Nederland
't normale vaderland), ons wordt officieus aan
het verstand gebracht, is dat dit voor ons een
vreemd land is, waarin het „een schandaal is"
zich te misdragen.
3. Repatrianten zijn een even normale mensen
groep als welke andere ook. Zolang het tegen
deel niet bewezen is, komen er in onze kringen
niet meer misdadigers voor dan in die van
„thuis-Nederlanders". Het is dus logisch dat ook
in onze kringen fouten worden gemaakt. Onze
groep is zó klein dat het aantal misdrijven in
onze kring (verhoudingsgewijs) maar 3 °/o be
draagt van het aantal misdrijven om ons heen
en er is dus niet de minste reden om dit kleine
percentage gechargeerd in de pers naar voren
te brengen.
4. Waarom wordt geklaagd over „onvoldoende
aanpassing" van onze kant, als aan de andere
kant vrijwel niets gedaan wordt om deze aan
passing te bevorderen? Want elke Nederlandse
dief, oplichter, moordenaar wordt genoemd bij
de initialen zonder enige verdere aanduiding.
Wij worden evenals Fransen, Chinezen, Suri-
namers apart (en bovendien foutief: Indonesisch
i.pl.v. Indisch) aangeduid, waarmee opzettelijk
alle aanpassing van de hand wordt gewezen.
5. Dat in de (vrije) pers zulke fouten worden
gemaakt, is tot daaraan toe, maar dat de offi
ciële rechterlijke macht zulke domme (en har
teloze) fouten maakt zonder dat de regering
corrigerend optreedt, dat is voor een Christelijk
en beschaafd land ergerlijk.
6. Het is dubbel zo jammer omdat van vele an
dere kanten wél rijp begrip en grote menselijk
heid aan de dag gelegd wordt. Men begrijpe
ons goed: wij voelen ons kinderen van één
volk. Ook al zijn de omstandigheden voor ons
moeilijk, het is hatelijk om zich „aangenomen
kind" te voelen in het Nederlandse gezin en
bij elke normale kinderlijke fout op ons brood
te krijgen: „Hoor es, jij bent maar een aange
nomen kind. Gedraag je netjes of anders is
daar het vierkante gat van de deur!"
7. Wij noteren dit alles niet omdat de Indische
groep erdoor gekwetst wordt, maar omdat ons
gevoel van Nederlandse rechtvaardigheid er
door gekrenkt wordt.
8. Het is volkomen een raadsel waarom juist een
rechter klaagt over onvoldoende aanpassing.
De rechterlijke macht en de politiemacht en
de grote collectie gevangenissen bewijzen toch
overduidelijk dat er een slordige inslag van
misdadigheid in het Nederlandse volk is en de
rechter had gemoedelijk kunnen zeggen: „Nou,
nou, ik moet zeggen: jullie passen je behoor
lijk aan! Pap en yohurt nog wel!" maar dan
komt er een preek van hier tot de deur en
terug dat aanpassing voor ons betekent fout
loos zijn. Omdat het Nederlandse volk fout
loos is? Kom kom, edelachtbare, op zijn minst
stond u dan meteen ingeschreven bij de steun!
9. Wat over de hele linie opvalt is: dat er blun
ders gemaakt worden in officiële instanties en
in de pers, dat is tot daaraan toe, maar dat
geen mens en geen instantie hier een woord
tegen laat horen, dat is wel een onrustbarend
symptoom barbarus hie ego sum quia non
intelliger ulli fik ben hier een barbaar, want
niemand verstaat mij).
10. Nu weten wij wel, dat er een massa „ver
draagzame mensen zeggen: „Ach, laat toch
maar Maar dat is fout. Je kan er niet
schoon en statig bij lopen in rok met zo n vet
vlek op je jas en zeggen: ,,Nou ja, maar de
rest van het pakkie is toch maar fijn!" Wie
respect wil hebben voor de rok zorge ervoor
dat hij vet- en eivlekken verwijdert, om van
brandgaten nog maar te zwijgen
T. R.