De poëtische klank in Tong Tong
ACHTERSTALLIG?
CONFRONTATIE ORIËNTATIE
8
HORIZON
(in Nederland)
Ik haast me door de Tijd
en kus de bloemen
op mijn pad
ik ga, mij wacht
de horizon
waar mijn ziel weer
ongeboren kind
zal zijn.
Ik ga steeds verder
door regen en nacht
naar de ochtend
waar een bord
VERBODEN TOEGANG
staat.
HANNY L1M.
Hanny Lim, van wier hand wij enige tijd terug
ook het treffende gedicht „Budel" in TONG
TONG opnamen, is een Hollands meisje, gehuwd
met een Indo-Chinese jongen. Zij is niet lang in
Indië geweest, maar kent het wezen van ,,de
mens zonder vaderland" dieper en inniger dan
vele tienduizenden Nederlanders samen.
Dit gedicht heeft naast een veel diepere symbo
liek ook nog een direct aansprekende betekenis
voor de Indischman, die zorgeloos door het leven
in Indië ging en door de regen en nacht van de
oorlog in de ochtend kwam van het nieuwe vader
land. En daar naast het technische „Welkom" het
wezenlijke „Verboden toegang" vindt van de
strenge wet en en normen van de besloten clan,
zijn oorsprong hebbend in het Hollandse ver
langen naar zeh'.houd. Neen, neen, alstublieft
geen discussie, dit gedicht van Hanny Lim is in
al zijn eenvoud een voltreffer.
Hoe merkwaardig overigens dat een Hollands
meisje maar betrekkelijk kort is weggeweest en in
wezen zó veranderd is dat zij een gedicht maakt
dat door een Indische geschreven had kunnen
zijn, die nooit in Holland gewci-st is. De navrante
confrontatie van het verlangen geheel opnieuw te
beginnen (de volmaakte assimilatie, het „ongebo
ren kind" zijn) met het bord „Verboden toegang"
is doodgewoon schokkend. Wat nu? Zo staan tien
duizenden Totoks en Indo's in het nieuwe vader
land, technisch geheel geassimileerd, en ergens
toch ook weer volkomen buiten alles. Evenals
bij Multatuli gaan „Millioenen Ideeën" en gedach
ten door ons heen, maar het „momentum" van de
confrontatie zelf heeft Hanny in nog geen vijftig
woorden op werkelijk meesterlijke wijze in dit
poëtisch juweeltje neergelegd.
Hormat! Selamat!
T R
OPROEP
Waar blijven toch onze jongere dichters en schrij
vers, dichteressen en schrijfsters? De Kunstkring
TONG-TONG is opgericht en in de literaire sec
tie ruimen onze gevestigde auteurs veel plaatsen
in voor de nieuwkomers. Wees niet verlegen. Kom
erbij zit'en.
Poëzie kent geen leeftijd. Jongeren van zestien
zijn even welkom als ouderen van zestig. Of zijn
wij allemaal zó in de put met ons heimwee, dat
we niet meer zingen kunnen?
Onwillekeurig komt dan een kinderliedje in ons
geheugen (vermoedelijk afkomstig van Steurtjes
te zingen op de wijs van „Al is ons prinsesje
nog zo klein
..Waarom mijn djangkrik wil niet ngerik?
W aarom?
Omdat zijn kop ditötöl pitik,
Daarom!"
Een liedje zonder refrein. We denken aan het
jongetje dat 's avonds achter zijn klamboe ligt. Op
de stoel bij zijn bed het bamboekokertje met de
krekel. Hij wacht op de stem van zijn makkertje,
maar die sjirpt niet. Waarom? Heeft onze kre
kel te veel gevochten? Heeft hij té erg op zijn
kop gehad? Alle krekels buiten in hun eigen hol
letje (vaderlandje) zingen!
Nog even geduld, Njootje. Straks zingt onze djang
krik tóch! En wedden! De mooiste van de alle-
maalste al zou het zijn laatste zang zijn!
Denk niet dat dit kinderrijmpje niet past bij het
rijpe gedicht van Hanny Lim. Werkelijke kunst is
niet „hoog-cultureel", werkelijke kunst is eenvou
dig, eerlijk en uit het klokhuis van je hart. Open
dat hart dan, kinderen uit het Morgenland, en laat
over het Hollandse laagland los al de tjapoengs
van de blangs, de koepoe-koepoe's en glatiks van
de sawahrand, de vuurvliegfonteinen van de
nacht onder Orion, het gelispel van de reuzenbla
deren van pisang en kladi de Tienduizend
Dingen van Maria Dermoüt en de myriaden din
gen, die wij allemaal gehoord, gezien, beleefd
hebben
De vrouw zit 's avonds voor de kaptafel.
Het is elf uur.
De kinderen slapen al. De man zit bij de haard
met een boek.
Het is doodstil.
De vrouw zit voor de kaptafel, zwijgend, ernstig,
onbeweeglijk. En ziet zichzelf aan met grote, knip-
perloze ogen.
Een onmeetbare tijd zit zij zo. Als een sphinx.
Dan strekken haar handen zich naar de flesjes en
potjes voor haar en begint eerst dromerig en
onzeker, later zelfverzekerd en doelbewust -het
dagelijks ritueel van de j eugd-preservering de
massage met crèmes, oliën en zalfjes, het zachte
kneden, kloppen en wrijven en strelen.
Ze is vijfenveertig.
In de spiegel komt telkens een moment een ge
zicht terug van vele jaren her: een jong gezicht
met een zorgeloze lach, een radiante huid, zware
veerkrachtige trossen jong zwart haar, lange wim
pers, een tartende oogflits ik zal de wereld ver
overen.
En een ander gezicht: met rimpels en verzakkin
gen, met grijzer wordende haren, een matte glans
in de ogen en een moeë trek om de mondhoeken.
De beelden wisselen snel.
En ze weet: het ene beeld wint het zeker.
„The flower that once has blown, forever dies!"
Bij de haard legt de man het boek weg.
Het was een boek vol jonge energie en een uur
lang heeft hij geleefd in een droom van weer
bergen kunnen verzetten. Maar als hij met een ruk
overeind wil komen uit zijn luie zachte fauteuil,
merkt hij dat hij oud geworden is. De elastici
teit en kracht zijn weg. Nu dansen zijn biceps niet
meer. Zijn torso is ineengezakt, de lenden zijn
zwaar geworden, de gewrichten kraken. Het tempo
is vertraagd.
En als een lichte duizeling hem overvalt, vloekt
hij zachtjes tussen de tanden. Ah. de oude tijger!
Hij is vijftig.
„The flower that once has blown, forever dies!"
Dit is de tijd van het veel te vaak uitgesproken
(glimlachend, uitdagend of cynisch): „Life begins
at forty!"
Dit is de tijd van jeugd-crêmes en van knoflox,
van gymnastiekoefeningen of van wilde nacht-
parties („Lebemann zijn! Wij zijn niet bang!!"),
van plotselinge verdiepingen in religie, yoga, theo
sofie, „het eeuwige leven".
Dit is de tijd, die men had kunnen voorzien, maar
die ons plotseling van achteren besprongen heeft
als een panter in de nacht.
Dit is de tijd dat zovelen zeggen: „Ik wou dat
ik maar dood was." „Alle leven is toch voor
niets; alle streven is niets waard; laat we maar
stilletjes wegrotten; nog net even safe proberen
te worden met een paar ton op de bank een pen
sioen en dan maar wachten op het eind."
Dit is de tijd dat men zegt: hoe droevig in
werkelijkheid is de wereld één groot kerkhof.
En dit is de tijd dat men zeggen kan „Te dek-
„KAMPRET GIESING"
Een hele tijd terug hadden we het in TONG
TONG over naamsverbasteringen in het oude In
dië (Tourton Bruyns werd TONGTONG bréng;
Mispelblom Beyer werd Masih beloem bajar,
etc.) en vertelden toen ook dat de heer Camper
Titsingh „Kampret Giesing" werd genoemd. Deze
meneer zit nu in Amerika en nu hebben de in
boorlingen van de States alwéér soesah met die
naam. Eens, in een kring van nieuwe vrienden,
toen de naam weer moeilijkheden gaf, zei Bram:
„Oh well, just call me Tits; my friends in Indo
nesia always did", waarop de Amerikaanse gast
vrouw hem „shocked to the bones" van terzijde
influisterde: „Oh, but you can't do that in the
States!"
Dit schrijft ons Maud IJzerman uit Pauma Val
ley in California, een leuke doesoen met veel In
dianen en Mexicanen in The Wild West. Ajo
Maud, vertel ons hoe het gaat daar en stuur een
leuke foto op. Doen lo!
sel. Ik heb nog wel twintig, dertig, veertig jaren
voor de boeg! Het is krankzinnig om me nu al
voor te bereiden om een langzame wegsterving in
een ouwemannetjeshuis. Wat er ook komen kan
in het leven na de dood, zo lang ik nog niet dood
ben, zal ik leven. Ja goed, dit leven wordt ons
afgenomen, maar ik zal er tot de laatste seconde
uit halen wat er uit te halen valt. Ik zal vech
ten
En ik zal trachten te leven tot ver voorbij mijn
dood. Ik zal iets maken dat nog lang na mij een
teken zal zijn voor vele nageslachten dat ik eens
leefde. Het mag een rotstekening zijn in een grot,
een uitsnijding in een loopgraaf. „Kilroy was
here", een boek, een gedicht, een beeldhouwwerk,
een maatschappij, een blad, dat verder draagt dat
in wat was de kiem ligt van wat komen zal.
Ik heb geleefd en ik heb genomen.
Ik zal teruggeven.
Ik zal dat mooie leven dat ik genoten heb, verder
projecteren in de wereld, zo ver ik kan.
Als een jongen, die een steen opraapt van de
grond, één armlengte, en wegwerpt armlengten
ver. Wij zijn geen egoïsten die het ons gegeven
alleen opeten en ermee de grond in gaan zonder
iets terug te geven van de mensheid van de toe
komst. Wij zijn geen wormen, die uit de grond
eten, in de grond leven en in de grond sterven.
Wij zijn mensen op aarde, wezens van Tijd en
Ruimte.
We denken aan wat Iemand twee duizend jaar
geleden zei: „Ik ben de weg, de waarheid en het
leven." Hij leefde dertig jaar en nu, na tweedui
zend jaar, leeft Hij nóg. Het is een voorbeeld dat
wij in al onze beperktheid toch nog een heel eind
volgen kunnen. Over vijftig jaar zal Holland nóg
moeten kunnen zeggen: dit is de goede Indische
invloed in ons leven. TONG-TONG, mits met
onze volle inzet, kan dat helpen mogelijk maken
de la F.
U weet toch wel dat het abonnement op TONG
TONG
VOORUIT
betaald moet worden? Velen gaven zich op als
abonné, vroegen en kregen Kerstnummer en daar
na ook al eerste toezending van krantjes, maar
een inschrijving volgde nog niet. Pak gauw uw
giroboekje of zend een postwissel!
Ook hebben wij ettelijke tientallen achterstalli-
gen, aan wie toezending van TONG-TONG
wordt stopgezet, tenzijWie niet zeker weet
tot hoe lang betaald is, stuurt maar vast weer
wat op en vraagt: „Hoe ver?" Wij antwoorden,
maar teken dan zelf even op de kalender aan.
Samenwerken!