3 BLIJF UZELF Kortgeleden logeerde ik enige dagen bij vrienden in Zuid-Limburg. Daar logeerde ook Hare Excellentie Minister Klompé, die een werkbezoek bracht aan verschillende contractpensions. In die dagen had ik het voorrecht Minister Klompé te leren kennen, niet alleen als een vriendelijke en charmante logee, maar ook als een „moeder" voor haar gerepa- trieerden. Zij noemen haar dan ook „hun minister. Hartveroverend was de manier waarop Mi nister Klompé de oudere gerepatrieerden toesprak die het hadden over aanpassings moeilijkheden. „Wie moeten wij tot voorbeeld nemen: vroegen zij. De Friezen, de Drenten, de Limburgers? De tropenzon heeft ons gemaakt zoals wij zijn. Anders worden kunnen wij niet meer. Wij vragen daarom als groep een eigen plaats in het Nederlands volks geheel. Zouden wij onze aard, onze men taliteit, ons karakter verliezen, dan verloren wij tevens ons levensgeluk." „Blijf Uzelf" was het antwoord van Dr. Klompé. „Wij Nederlanders vragen niet dat U precies gelijk wordt aan ons en dat U al Uw eigen verworvenheden met betrekking tot het leven en de cultuur overboord moet gooien. U zou U verlagen of karakterloos zijn. Behoud dus Uw goede eigenschappen en verrijk er ons Hollanders mee. Wij kun nen van U nog zeer veel leren. Elkaar verrijkend moeten wij samen leven, be gripvol en helpend voor elkaar openstaan. En wat willen we nu met onze Indische Kunstkring? Precies al datgene dat door Hare Excel lentie Minister Klompé werd gezegd, en wel het behoud van onze eigen verworvenheden, het behoud van ons eigen ik en de goede eigenschappen om er andere mee te ver rijken. Bezitten wij niet een eigen karakteristiek stempel? Moet daar nu ineens een andere tjap op komen? Blijf Uzelf! Alleen dan kan men respect verwachten. MARY BRÜCKEL-BE1TEN. OP ZOEK NAAR EEN BEELDHOUWER VAN HET INDISCH VERLEDEN EN HEDEN IN BRONS EN STEEN Eigenlijk zochten we al heel lang naar een beeldhouwer, die voor ons de Mens in lndié zou kannen vereeuwigen in steen of in brons. We hadden bij heel wat beeldhouwers al rondgekeken en we hadden ook al eens een tjonto laten maken van het een en ander. Maar dat was met zo best uitgevallen. De mensen in Indië schijnen een ander soort anatomie gehad te hebben of zo. Ook missen mensen van hier altijd de een of andere heel bijzondere karakteristiek. Een Indisch meisje (stel je eens voor dat we onze aardige Indische njonja eens zouden willen uit beelden in sarong en kebaja) is niet alleen slank en gracieus, ze heeft nog een heel bijzondere hou ding in heupen en voetenstand, die je hier niet vindt. Alleen iemand uit Indië weet wat bedoeld wordt. Wat is een planter? Een man met helmhoed en puttees en tuinstok sadja? Nee, zulke lui vind je ook in andere tropengebieden, maar een planter is toch weer wat anders. Hoe zou je de Indische jager willen beeldhouwen? Je moet hem gekend hebben, schijnbaar sloom, maar zó alert! Schijnbaar tenger en mager, maar zó elastisch en gespierd. Ah, je moet hem gekend hebben. Ay, we zochten naar een man en evenals op zovele terreinen van TONG-TONG, we vonden een vrouw: Wicsje van Vianen. We raakten zo aan het praten. ,,Zou je een planter kunnen beeldhouwen, Wies?" Antwoord: „Ik kom uit de Oosthoek." „Zou je een Knil- soldaat kunnen beeldhouwen, Wies?" Antwoord: „Ik heb het grootste deel van m'n leven in Malang en Bandoeng gewoond." Zie je? Rang-rang, dat GEEN LID MAAR ABONNE TONG-TONG is géén orgaan van club of ver eniging, waarvan men lid moet zijn. TONG-TONG is een vrij en onafhankelijk tijd schrift, waarvan men abonné is (zoals van Else vier of De Lach of Haagse Post of Picollo). TONG-TONG bemoeit zich dus NIET met welk verenigingsleven ook, is GEEN concurrent van welk orgaan of clubblad ook. TONG-TONG treedt BUITEN de beperktheid van het clubverband en presenteert het Indische gedachtenleven in AL zijn geledingen aan het Nederlandse volk, zonder enig veroordeel. TONG-TONG neemt dus notie van (en respec teert) ALLE Indische opvattingen, terugblikkend en vooruitziend, assimilerend en „eigen cultuur voorstaan", hoog en laag. TONG-TONG heeft daarom tot abonné en mede werker generaals en soldaten, hoogleraren en Mulo-leerlingen, beroemde schrijvers en schrijvers- derde-klas-pensioenfondsen. TONG-TONG verzet zich ten sterktse tegen sec- tarisme van welke aard dan ook, sluit dus nooit de Kleine Boeng en zijn taaltje uit, nooit de Totok uit, berijpt de Indischman die emigreren wil, de Indischman die Nieuw Guinea kiest, de Indischman die „volkomen integreren wil maar TONG-TONG staat niet toe dat al deze groepe ringen elkaar vijandig of denigrerend bejegenen. Wij zijn kinderen van één volk, van Indische herkomst, wij moeten elkaar verdragen en helpen. zijn „thuis-begrippen". Wies is insider. En ze werd nóg meer insider toen ze paar maal bij ons op de redactie was geweest, boeken had ingezien, foto's bekeken. Ze was (en is nog steeds) wég van Fine, de vrouw van Toontje Poland, die ze vast eens ook in steen wil vereeuwigen mede als symbool voor al onze Indische vrouwen, die hun man volgden door dik en dun, die hem be hoedden door vele gevaren en zijn carrière moge lijk maakten. Het KNIL-monument heeft haar thans volkomen begeesterd en omdat ze iemand is, die houdt van detail en van karakteristieke finesse, heeft ze stapels boeken mee naar huis genomen om kara bijnen en klewangs en uniformen en zo zorgvuldig te bestuderen. Overweldigd door de enorme ver scheidenheid van bijzondere wapenfeiten, weet ze haast niet wat te kiezen: die ouwe vechtjassen in attila en slobkousen? De maréchaussèes in Ga- roet-B met klewang en karabijn? Welk bijzondere feit? Welke episode? Welke karakteristieke houding? Ah, als de begeestering er is, lezers, dan komt er zeker goed werk! KORTE LEVENSLOOP Wies van Vianen werd 15 februari 1924 geboren te Tegal en groeide door schooljaren in Soerabaja, Malang en Bandoeng rechtstreeks naar de oorlog toe. Van school af was haar eerste werkkring de KMA te Bandoeng. Kort daarna kwam de capi tulatie. Buiten de kampen. Klapperolieverkoopster, en tjatoetster van alles en nog wat. Na de oorlog eerst verpleegster, daarna verslaggeefster bij het AID. In 1947 naar Holland. Eerst weer in de journalistiek, daarna een job bij Monumenten zorg, die zich o.a. bezighoudt met de restauratie van monumenten van geschiedkundige waarde. Het waren de aan deze dienst verbonden beeldhouwers Slinger en v. d. Schaft, die haar talent ontdekten en haar adviseerden naar de Aacademie te gaan. Dus keerde Wies terug naar de „schoolbanken en beëindigde haar studie met succes. Maar er is in dit vak voor een beginneling niet veel te ver dienen. Dus werkt Wies nu als typiste om elke dag, als andere mensen moe van kantoor komen, met nieuwe energie in haar atelier „op haar keien los te hakken". De Nederlandse beeldhouwkunst „ligt" Wies echter niet zo bijzonder. Haar hart gaat uit naar Zuidelijke stijlen en karakters en het liefst zit ze in Italië („daar leef je in Indië"). Het graagst maakt ze portretten en van allerlei mar kante koppen uit Indië is ze „weg Het is te hopen dat ze gauw genoeg werk krijgt om de typ-machine vaarwel te kunnen zeggen. Werk voor haar behalve in een sporadisch monument, ligt in het maken van portretten en reliefs (voor huizen en huiskamers), grafmonumenten, enz., enz. Het is te hopen dat Wies uit onze groep veel werk krijgt. PLANNEN Niet alleen met haar eigen bestaan heeft Wies het druk. Ze denkt ook om anderen. Reeds heeft ze een schooltje geopend om les te geven aan mensen, die zich in de boetseer- en beeldhouw kunst willen bekwamen. Maar ze stelt zich ook beschikbaar om iedereen, die er interesse voor heeft, meer thius te brengen in deze kunst. Op 18 juli leidt ze een rondgang op de expositie van Mexicaanse beeldhouwkunst in het Haagse Gemeentemuseum. Alle belangstellenden zijn wel kom. Men dient om 2 uur aanwezig te zijn bij de ingang van 't musem. Malden bij Wies Dan kan de rondgang beginnen. Deze Mexicaanse expositie ligt ons, Indische mensen, wel bijzonder goed. De Mexicaanse mestizo's zien b.v. ook ver terug in hun Indiaanse verleden (zoals velen onzer in het Indische verleden). Ook zij zoeken een synthese van moderne Europese opvattingen met oer-oude autochthone kunstvormen. Ook in augustus, september en oktober staan leer rijke excursies en lezingen op haar programma. Men houde de agenda in TONG-TONG goed in het oog! VOLGENDE PATIENT Wij hadden een Duitse garnizoensarts op Tjimahi anno 1913, die voor alle ziekten castorolie gaf. Op zeker dag kwam hij hem een Inlandse fuselier op het ziekenrapport en klaagde over pijn op de borst. „Castorolie", zei de dokter. De ziekenver pleger schonk een kopje castorolie in en gaf het hem. De zieke nam het aan, maakte zijn jas open, goot de castorolie in zijn hand en smeerde zijn borst er mee in. „Du dommes luder", zei de dokter, „dat solst du trinken!" „Saja toean dokter", zei Kromo, salueerde, maakte rechts om keert en ging af. NEKKIE.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 3