Toontje Poland, Avonturier en Vechtjas 6 Wonderbaarlijk Leven van Trouw, Branie en Ondernemingslust Dat TONG-TONG zich waagt aan een korte levensbeschrijving van Toontje Poland, houdt gewis nog niet in dat de redactie zich verbeeldt zelfs maar bij benadering een honderdste te kunnen ver tellen van dit leven van ongetwijfeld de grootste en wonderlijkste van al Holland's avonturiers. In feite is dit maar een korte levensschets van een man, die het devies van TONG-TONGt Trouw - Branie Ondernemend, ruim honderd jaar geleden al trots in zijn wapen had mogen dragen. Een man, in al zijn ruige eerlijkheid honderd procent Hollander. We hopen Toontje's biografie eens ook in onze Tjitakreeks te mogen uitgeven. TOONTJE EN DE VLAG Hoe kwam Theodorus Poland aan de naam Toontje? Sinds hij luitenant was liet Toon tje zich in alle veldslagen vergezellen door een drager van een rood wit blauwe vlag van extra groot formaat. Vriend en vijand wist: waar de vlag was, daar was Poland. Hij trok hierdoor des te meer vuur tot zich, maar aan de andere kant gaf deze vlag ook moed en hoop waar de ondergang nabij was. Eens, toen na een verspreide veldslag Poland nog steeds niet terug was (hij was altijd het eerst uit de benteng en het laatst terug) en iedereen ongerust naar hem uitkeek, ontwaarde de commandant Cochius door zijn kijker aan een verre kampongrand de bekende vlag en riep opge lucht: „Daar is Toontje! Ik herken hem aan de vlag!" Sindsdien heette hij Toontje en zijn hij en de vlag roemrijke en trouwe kameraden gebleven tot aan het graf. Toontje Poland is 63 jaar oud geworden. Hij leefde van 20 januari 1795 tot 19 december 1857. Welk een wereld ligt er tussen zijn jeugd, als vaderloos bandietje in Alkmaar, en de reeds bij zijn leven legendarisch geworden krijgsoverste, drager van de versierselen van de Militaire Willems Orde én de Nederlandse Leeuw, drager van de Gouden Kris, aangenomen zoon van de Sultan van Ma- doera, „Held van Fort Amerongen", maar boven dien de reputatie dragend bij hoog en laag van „een man die wérkelijk voor niets staat". Zijn levensbeschrijving omvat een onvergelijkelijk ruim gamma van onmogelijkheden. Toontje was een man die koel de Militaire Willems Orde wei gerde omdat een andere hem gedane belofte niet eerder ingelost was, die aan de chirurg weigerde toestemming te geven zijn door koudvuur aangetaste been te laten afzetten met zijn getrokken sabel erbij en de waarschuwing: „Je kop eraf als je het doet!" en de printa aan zijn vrouw Fine: „En let erop dat hij het niet doet!" nee, het was zijn wettig erkende vrouw niet. Het was zijn „njai die hem trouw bleef in alle ups and downs en aan wie hij trouw bleef. Die hem twee-en-twintig kinderen schonk, en die hij later huwde een vrouw die hem letterlijk uit het vuur droeg, toen zijn colonne in de pan gehakt dreigde te worden en Toontje zelf niet lopen kon! Dit alles gegroeid uit een jeugd, die met huid en haar uit Dickens' Oliver Twist geplukt schijnt: vol armoe en dieverijen, kloppartijen en weglope- rijen een jeugd, die in onze slappe moderne tijd zo gemakkelijk wordt aangevoerd als excuus om mislukkingen goed te praten, maar een jeugd waar Toontje - - nee Dorus (Theodorus) heette hij toen, gezond doorheen groeide omdat hij altijd opgewekt, leergierig, trouw en moedig was. Een jeugd ook, waarover deze merkwaardige Hollander later met verbijsterende eerlijkheid geschreven heeft, zonder ook maar iets te verbloemen. VROEGE JEUGD Reeds op elfjarige leeftijd verloor Toontje zijn vader (een Alkmaarse kruidenier) door de dood en het gezin raakte snel in slechte omstandigheden door het minder goede gezelschap waarin zijn moeder kwam. Toontje bleek al gauw „onbruik baar": als leerling mislukte hij in een vijftal am bachten. Bij hard-nuchtere familie vond hij niet bijster veel begrip en hulp. In deze tijd ontwikkelde hij zo'n antipathie tegen de dronkaard die het leven van zijn moeder verwoestte dat hij tot twee maal toe getracht heeft de man „op te ruimen", éénmaal door hem in de winter in de gracht te smijten, een andere keer door hem met een paar vrienden een dracht stokslagen toe te dienen, maar de schurk overleefde beide straffen. Van het gezin van Toontje bleef niet veel over. Het keerpunt in zijn leven was echter onverwachts gekomen door kennismaking met een sergeant van de Gardegrenadiers van Napoleon, wiens verhalen Toontje zodanig imponeerden dat hij zich met de beurs van zijn moeder uit de voeten maakte om maar te kunnen tekenen als pupil bij de Konink lijke Kweckelingen in Den Haag om op te groeien tot krijgsman. Dat ging in die dagen zo gemakkelijk niet. Het waren ruwe en grove tijden. Geen moderne tucht school was zo grof en naar moderne opvattingen zo vernederend in orde en tucht als die Koninklijke Kweekschool, waar eigenlijk alleen het pakje mooi was. Maar omstreeks de vorige eeuwwisseling trof alles nóg slechter omdat de inlijving van Nederland bij Frankrijk, Elba, de terugkeer van het Keizerrijk en Waterloo snel op elkander volg den en Toontje beurtelings soldaat, matroos, krijgs gevangene en soldaat werd met al de ontberingen van dien. Een tekenend voorval uit die tijd: in de gevechten rond en na Waterloo wordt een kapitein die onwillige soldaten tot de orde roept, door één van hen van zijn paard geschoten. De onverlaat vlucht, maar wordt neergeschoten, maar alsof dat niet genoeg is, gelast de korpscommandant dat het lijk met de voeten aan een caisson wordt gebonden en twee dagen lang meegesleept! Het waren harde en wrede tijden overal niet alleen in Indië! NAAR INDIE Hij is intussen ingedeeld geraakt bij de vrijwil ligers voor de Oost en zodra de spanningen in Europa voorbij zijn, vertrekt Poland's legeronder deel naar Indië. Reizen in die tijd ging nogal met moeilijkheden gepaard. Poland's schip raakt onder weg afgekeurd en gewacht moet worden op een ander schip, zodat pas na een reis van 561 dagen Indië bereikt werd! Intussen was Toontje van soldaat tot korporaal bevorderd. Bij dezelfde plechtigheid werd zijn vriend Pieter de Bruijn (van wie hij aan boord lezen en schrijven leerde) gedegradeerd tot ge woon soldaat. Maar diezelfde De Bruijn werd, toen de troepen in Batavia debarkeerden, afge haald door zijn broer in een rijtuig met vier paar den. De broer was namelijk resident en later zag Toontje zijn sobat terug als controleur op weg naar grotere successen. Poland was toen nog maar sergeant Het eerste ontbijt bestaat uit brood, kaas en arak! Dat laatste vindt Toontje afschuwelijk, maar dat gaat gauw genoeg over. Toontje leert later dat bij alle krijgstochten arak zowat samen wordt uit gedeeld met munitie. Maar voorlopig zit Toontje rustig in een stad Weltevreden nog in aan bouw. Van de Gedong Poetih aan het Waterloo- plein staan de eerste beginselen nog onder een bamboe afdak. De legercommandant woonde in een huis dat later werd omgebouwd tot militair hospitaal, de generaal de Koek in een huis dat later plaats zou maken voor een cathedraal; alleen aan twee zijden van het plein stonden nog pas woningen, aan de weg naar Meester Cornelis stonden maar twee of drie huizen. Ja ja, alles was nog heel onaf en het is dus niet te verwonderen dat één van Toontje's eerste werkjes was om als korporaal-ordonnans bij de Generaal-Antigh des- zelfs papagaai te leren praten: 24 uur in de voor galerij gekleed zitten de kaka te leren praten! VECHTENDE OMZWERVINGEN Maar dit leven is van korte duur. Al gauw is Toontje Poland op mars naar een opstand in Cheribon de eerste maal wordt het leger sma delijk verslagen en neemt dan revanche. Wie de verhalen leest over deze oorlogen ze zijn ge vochten van Noord Sumatra af, over heel Java, in Borneo en de Grote Oost rijzen vaak de haren te bergen over de aan beide zijden gepleegde wreed heden. Het was toentertijd heel gewoon om een verslagen vijand zover mogelijk te vervolgen, levenden en lijken de kop af te hakken en er pyramiden mee te bouwen of ze op hoge bamboe- staken te prikken, zodat als straks de tegen aanval weer werd opgezet de terugkerenden de hoofden van hun eigen makkers als lugubere welkomstgroet op het slagveld zagen. Vooral de oorlogen van Dipo Negoro waren één voortdurende verschrikking. Men kende geen par don voor de vijand, maar evenmin enig pardon voor lafheid in eigen gelederen. Aan de andere kant stonden koelbloedigheid, doodsverachting, kameraadschap en moed op een zeldzaam hoog peil. Het KNIL moest nog geboren worden toen. onverslaanbaar waren de Nederlandse troepen nog lang niet. Vaak werden eenheden door troepen fanatieke Javanen uit elkander geslagen en was het elkaar terugvinden een wonder. Elke week, ja elke dag dat men leefde was compleet een feest en werd als een feest gevierd met arak, wijn, jenever, champagne de volgende dag werd weer krankzinnig gevochten. Soldaat zijn in die dagen scheen niets anders te zijn dan een voort zetting van de natuurwet van de „survival of the fittest". GESTRAFTE, GOENA-GOENA De onmogelijkste dingen maakt Toontje Poland mee. Hij heeft de vreemdste krijgsmakkers en bur gervrienden (zouden hoofdofficieren nu nog Pierke en Sieske genoemd worden of een resident On- daatje?zijn promoties wint hij niet per perio dieke verhoging, maar per slagveld: korporaal, sergeant, sergeant-majoor, tweede luitenant, eerste luitenant neen stop. Toen hem de laatste rang na een bijzonder moedig gedrag gewerd maar het definitieve besluit niet doorkwam, werd hij voor een ander wapenfeit voorgedragen voor de MWO welke onderscheiding hij echter weigerde te accep teren. Toen generaal de Koek hem er later over onderhield, hield hij koppig vol: „De onderscheiding is verleend aan de 1ste luitenant Poland en dat ben ik nog niet!" Beide onderscheidingen kwamen uiteraard in orde. Intussen was Toontje zo'n zoete jongen niet en meer dan eens had hij een correctie nodig. Eens als de Nederlandse benteng belegerd is, krijgt hij twist met een ander officier en de majoor verwijst hem naar de provoost die er onder deze omstan digheden niet is. „Waar is de provoost?" „Bij de drieponders!" Toontje gespt zijn sabel af en gaat mokkend op een affuit zitten. Op dat moment wordt er van drie zijden aangevallen en de bezetting krijgt het zwaar te verduren. De toestand wordt hachelijk en de majoor roept Poland om zich met zijn Madoerese piekeniers te weren. Maar Poland zegt ijskoud: „Ik zit in de provoost, majoor!" De majoor, ook koppig, dringt niet verder aan, hoewel

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 6