7
OORLOGSGRAF
Van mevrouw Butteling uit Paramaribo kregen wij deze leuke pasar-scène in haar nieuwe vader
land. Kijk eens naar die rommel op de afdakjes, naar al die bruine gezichten en al die prettige
losse vrijheid onder de tropenzon. Het is alsof je weer „thuis" bent in Betawie!
men in een hagelbui van kogels zit, maar Toontjes
makkers doen het wel en eindelijk kan Toontje
het niet meer houden. De korte lans van zijn pieke-
niers grijpend roept hij zijn Madoerese „anaks om
er „met papa" op los te gaan. Het wordt een
vermetele uitval, de vijand deinst terug, de aanval
geheel afgeslagen.
Een andere keer, Dipo Negoro achtervolgend naar
zijn verste schuilplaatsen ontdekt Poland's leger
onderdeel de inmiddels heilig verklaarde grotten
waarin de vrijheidsheld zo lang gehuisd heeft.
Daar wordt een groot feest aangericht en flink
boven hun theewater nemen een paar officieren
een duik in de heilige bron. De voorspelde gevol
gen zijn inderdaad fataal: de ene officier sterft
kort daarop aan een hevige ziekte, Toontje over
leeft het nog maar net.
VRIEND VAN DE „VIJAND"
Is het toeval dat Toontje gespaard blijft of heeft
op de een of andere wijze de Javaanse mystiek hem
geholpen? Eén ding is zeker: zoals hij met Indo
nesiërs van allerlei ras en stand kon omgaan, zo
kon geen ander het. Hij sprak verscheidene dia
lecten vloeiend, respecteerde hormat en adat waar
hij kon, vocht net zo lang voor gelijkstelling al
thans in uiterlijke waardigheid voor zijn Madoerese
officieren tot hij zijn zin kreeg, en had in elk
geval een zó bijzondere tact dat hij „uitverkoren
werd om speciale kindermeid en beschermer te
zijn van de kroonprins van de Soesoehoenan. La
ter werd hij adjudant, vertrouwde en zelfs aange
nomen zoon van de sultan van Madoera.
Merkwaardig hoe deze man, die aan Sultans-
hoven de uitzonderlijkste waardigheden kon be
kleden in Nederlandse kringen moeilijk aanvaard
baar bleef door zijn vaak ruwe omgangsvormen,
grove taal en „uiterst vrijmoedig" gedrag. Hoe
vreemd, een man in vele opzichten een rauwe
Geus, aan de andere kant een uiterst begrijpend
vriend voor Mohammedaanse oosterlingen. Of
zou daar aan zijn huwelijksleven met Fine veel
hebben bijgedragen? Wonderlijke vrouw, die Fine
als onbetekenende „njai" mee trekkend met een
gevierde held, die kameraad is van vorsten en
generaals. Een vrouw, die ongezien op haar Toon
tje past in de vreugden van de vrede, maar onver
saagd naar voren treedt als in de oorlog gevaar
dreigt. Als in de bloedige Padrie-oorlog Toontje
Poland het fort Amerongen verdedigt tot het
uiterste en eindelijk toch vrije aftocht moet be
dingen voor een handvol overgebleven overver-
moeiden, uitgehongerden en gewonden, zelf zó
gevaarlijk gewond dat hij in een tandoe moet wor
den meegedragen, breken de belegeraars hun woord
en vallen de ontwapende stoet aan. De koelie
dragers vluchten. Het einde is nabij. Toontje geeft
Fine zijn pistool: „Schiet jezelf voor het hoofd.
Als ze je te pakken krijgen Maar Fine weet
niet van wijken. Met de bediende Kendoe neemt
ze de draagbaar op en het gaat tóch verder. De
troep weet zich te handhaven en bereikt eindelijk
de vrije benteng Limoen Manis, waar Fine uitge
put bewusteloos neervalt. Maar als later de chi
rurg meent dat Toontje's been afgezet moet worden,
blijft zij waken aan het ziekbed van haar man,
wiens been zij net zo lang behandelt met koude
compressen tot de vier fatale dagen om zijn en
de chirurg tot zijn stomme verbazing een genezen
Toontje Poland terugvindt.
GEEN TERMEN..."
Een onafzienbare rij van wapenfeiten in de Riouw-
en Lingga-groep, bij de Boeginezen, in de Batak-
landen moet eigenlijk nog afgewerkt worden. Een
reeks van andere feiten: hoe hij een kwart van
de honderdduizend trok en een heel jacht en hoe
hij alles opmaakte in een reeks klaterende feesten;
afgezant om een Sultansdochter ten huwelijk te
vragen voor een andere sultan, enz., enz. Er is
geen plaats voor. Hij verliet de dienst in de rang
van overste, nadat een verzoek om nog één jaar als
kolonel te dienen (voor een hoger pensioen) was
afgewezen („geen termen aanwezig en hoe
er evenmin „geen termen aanwezig waren om
zijn weduwe later pensioen uit te keren. Mien paste
hier in Holland wel verduiveld goed op de centen.
Maar Goddank dachten de officieren in Indië
er anders over. Een inschrijving werd onder hen
geopend voor een fonds voor Fine en haar on
verzorgde kinderen en uit al die povere officiers-
salarissen kwam nog f 15.000,bijeen!
Kort voor zijn dood waagde Toontje nog een
goede bestaanskans in het particuliere leven en
werd hoofd van een steenbakkerij, die echter door
gebrek aan geld over de kop ging. Hoe te leven
met zo'n groot gezin met een pensioen van f 150,
'smaands? Dapper begon Toontje (de man die
altijd zo slecht schreef!) aan het op schrift stellen
van zijn levenservaringen, in de hoop met dit
boek nog wat te verdienen, maar middenin dit werk
werd hij door de dysenterie uit het leven gerukt.
Zijn laatste wens: „onder de Nederlandse vlag
begraven te worden" ging uiteraard in vervulling.
Geen ander Nederlands avonturier en vechtjas
heeft met groter eer die vlag gedragen. Hij kon
onder die vlag niet sneuvelen, maar het rood-wit-
blauw van branie heeft hem met eer mogen ver
gezellen op zijn laatste veldtocht!
In 1946 was ik bij het 15e Bataljon Inf. in Pare-
Pare. Van de Oorlogsgravendienst kwam op een
dag het verzoek binnen, om het graf van een
Amerikaanse jagerpiloot die in de oorlogsdagen,
na een luchtgevecht, in de baai van Pare-Pare
was neergestort te localiseren. Het moest in
de buurt van een kleine strandkampong zijn, aan
de overkant van de baai.
Uit vrijwilligers werd een kleine patrouille gevormd
onder een sergt.-majoor. Wij gingen al vroeg op pad
en trokken helemaal om de prachtige baai, met
zijn smalle strand en een weelde van klapperbossen,
heen. Na enkele uren bereikten wij de bewuste
kampong. De kepala kampong wachtte ons reeds
op en na enig heen en weer gepraat, leidde hij ons
naar het strandje.
En daar, onder een slordige hoop kalistenen, moes
ten de overblijfselen van de Amerikaan liggen. De
nogal luidruchtige troep werd aanmerkelijk stiller.
In een flits overbrugden mijn gedachten duizenden
mijlen. Waar zou de jongen vandaan komen?
Wyoming Utah Boston
Aangezien een nader onderzoek niet tot onze taak
behoorde, maakten wij de omgeving van het graf
schoon, bakenden het af met witte karangstenen
en plaatsten er een, uit wat strandhout gefabri
ceerd, ruw kruis bij.
Toen klonk een kort „Geeft Acht!". Wij namen
de houding aan, de vechtpetjes gingen af en met
een ogenblik stilte brachten wij het laatste ere
saluut aan een gevallen bondgenoot.
MAUS.
EEN MAN DIE NIET VERGEET
Op 1 mei 1959 werd op het opleidingsdepot van
het Regiment van Heutz, dat de traditie van het
oude KNIL voortzet, in Schoonhoven de 1ste
Luitenant van Speciale Diensten F. A. Vermelt-
vort beëdigd. Er worden in Nederland regelmatig
nieuw benoemde officieren beëdigd. Dat is niets
nieuws. Er worden uiteraard maar weinig Indische
jongens als officier beëdigd, dat is een beetje
meer nieuws. Maar dit is een Indische jongen,
INDISCHE UITLEG
„Tjalie, heb je wel eens van Hollandse Nieuwe
gehoord?"
„Ja, hoezo?"
„Dat zijn wij."
„Leuk."
„En weet ja wat een nassibal is?"
„Hm?"
„Een Indische fuif."
die altijd als KNIL-onderofficier het Vaderland
gediend heeft en nu zijn grote waarde gehonoreerd
ziet door zijn opname in het officierskorps. Dat
is wél nieuws. Maar wat extra-nieuws is voor
TONG-TONG (het blad dat niet vergeet) is het
feit, dat deze officier in zijn dankwoord na de
feestelijke „indronk" in de officiersmess met trots
gewaagde van de TWEE opvoeders, die zijn loop
baan gericht hebben: het KNIL en PA VAN DER
STEUR.
Er zijn helaas zoveel Indische jongens die het ver
schoppen en dan maar het Indische verleden als
schaamtevol wegmoffelen. Er zijn Steurtjes, die
zich ervoor schamen dat ze „gestichtsjongen" ge
weest zijn. Des te ruimer gaat dus ons hart open
naar de eerlijke kerel, die dankbaar en trots is op
zijn verleden. Hij toonde bij deze beëdiging niet
a'leer. de distinctie als officier, maar ook als Mens.