I r: 0 DE GENTENGSCHOOL 7 ALLEFN Van links naar rechts: Achterste rij: mej. T. Veldhuijzen, mej. Prins, mej. Clara Wilson, mej. FienLe- maire, mei. julie Bosman, mej. Suze Douwes Dekker, mej. Marie Slingervoet Ramondt me,- Dicky Bosman, mej. M. Benard, mej. Midelste rij: mej. H. Harting, mej. H. J. Michell, mejmej. Annie Grevinck, mej. Jo Lagaay, mej. Lies Kramer, mej jet Schuijt, me, Anme Gus- dor[mevr. Rouveroy. Voorste rij: mevr. Idzerda, mej. Akkerhuis, mej. G Slingervoet Ramondt (directrice)mej. J. Kunst, mej. L. Slothouwer, mevr. A. Weijgers. Op de 7e juni werd in een gewoon huis in de Gatottan te Soerabaia een „Meisjesschool ge opend met een aanvankelijk leerlingenaantal van 10 meisjes. De Loge „De Vriendschap" stichtte op initiatief van Ds. Dr. A. H. Chr. van Leeuwen deze onderwijsinrichting „voor meisjes van den beschaafden stand". In het reglement werd met nadruk vastgesteld dat het onderwijs neutraal zou zijn. Ik ben heel lang op de Gentengschool geweest. Ik kwam erin 1910, was twee jaar op de fröbelschool zeven jaar op de lagere school en drie jaar op de H.B.S. Op het bord aan de ingang stond: „Parti culiere Meisjeskostschool, Kost en dagschool. De school werd genoemd P.M.S., ook „Van Logchem- school', maar meestal Gentengschool naar de straat Genteng, waar zij aan lag. Nu wilde ik U nog wel een paar historische fei ten geven voor ik verder ga met mijn verhaal. In 1876 werd besloten een nieuw schoolgebouw op te richten op een terrein aan de linkeroever van de Kali Mas bij de Bibisbrug, aangezien het aantal leerlingen was gestegen tot 132. Door ziekte van de toenmalige directrice mej. Huygens verliep de school. De Loge besloot tot liquidatie en daarop werd op 11 juni de vereniging „De Meisjesschool opgericht. Na de dood van de volgende directrice mej. Alme- rood kon men niet direct een vervangster vinden; het duurde enige maanden voor mej. A. J. van Loghem, lerares aan de H.B.S. te Middelburg, in Indië voet aan wal zette. In de „onthoofde" periode stoorden de meisjes zich aan wet noch gebod, de schooltucht was in minimum van tijd verdwenen. De oudste meisjes voelden zich zo vrij als een vogel in de lucht, aten „roedjak" en „katjang" in de klas en kochten de meid van de Fröbelschool om, die geraspt ijs en stroop voor ze haalde in de ijsfabriek naast de Bibisbrug. Met een bak vol glazen stroop wan delde die baboe rustig langs alle klassen naar het lokaal der oudste meisjes! Deze periode heeft de school veel kwaad gedaan. Mej. van Loghem ruimde de bestaande Augiasstal met ferme hand in zeer korte tijd op. Zij was klein van postuur maar dapper! In het begin was zij te „Hollands" gekleed, zij droeg nl. enige maan den lang dezelfde grijs wollen japon met een sleep, waarmee zij volgens de jeugd de school schoon- veegde. De meisjes wachtten zich echter wel om in het openbaar aan haar spotlust uiting te geven! Na de eerste grijs wollen japon kleedde mej. van Log hem zich goed en duur, vertoonde zich overal, was van alles lid en maakte bij alle ouders een visite, omdat zij dit nodig achtte voor het aanzien van de school. Het duurde dan ook niet lang of het aantal leerlingen begon weer te stijgen. Het plan om een kostschool op te richten werd in 1898 door de voorzitter van het Bestuur, de heer Fabius, voor het eerst geopperd. Er werd overgegaan tot aankoop vqn het gebouw op Gen teng 46, dat bestond uit een hoofdgebouw en twee paviljoens. Mej. van Loghem trok in het linker paviljoen. Het rechterpaviljoen werd eerst omge bouwd tot een rij schoollokalen, vervolgens werd er een bovenverdieping op gezet, de z.g. „kippen ren", die bestond uit zeven naast elkaar gelegen ka mers met een lange galerij en een uitgebouwd platje. De dames leraressen en onderwijzeressen woonden er lange jaren, daar zij in het genot waren gesteld van vrije kost en inwoning. Het aantal in ternen begon met vijf leerlingen. Er was een oprijlaan van tjemara's, een grote tuin waarop in het midden een waringinboom met vele luchtwortels. Aan de voet van de hoofdstronk wa ren grote gele keien opgestapeld, waar de lucht wortels door en overheen gegroeid waren, en waar we heerlijk op konden zitten en spelen. Als we hierop gingenstaan konden we bundels lucht- worteld grijpen en slingeren als apen, maar dat mocht natuurlijk niet. Het was oorspronkelijk een meisjesschool, maar op de fröbel- en lagereschool werden in mijn tijd toch wel enkele jongens toegelaten. Op de H. B.S. en kweekschool echter niet. En de kostschool was natuurlijk uitsluitend voor meisjes. Van de twintig leerlingen in de klas waren er maar twee a drie jongens. In de achtertuin stond een karetboom, waarin een tokeh huisde. O, wat was ik bang als het beest begon te roepen! Ook was er een „tennisballen boom" (kientjo) en een sawoh ketjikboom, waar in een wespennest hing. De „gentengkippen" hadden een grote aantrek kingskracht voor de jongelui van de middelbare scholen. In groepen fietsten deze onze school voor bij, alsmaar bellende, maar de meisjes mochten niet groeten, o, neen! De surveillantes waren streng, hoor! 's Middags als de „kostkippen" gingen wandelen met een juffrouw, moesten ze zedig naar de grond kijken! De meisjes van de kweekschool mochten wandelen zonder geleide. Op de hoek van de straat was een ijshuisje, „No va Zembla", van Mas Topoh. Daar zaten de jon gens ook altijd, als de Genteng school uitging. Mas Topoh voer er wèl bij! Met schoolfuifjes, bijv. als de directrice jarig was, mochten we dansen. Dan werd er een orgel ge huurd (zo'n echt ouderwets pierement met bijna uitsluitend walsmuziek) en moesten de meisjes met elkaar dansen. jongens kwamen er nooit bij, o, neen! Zo lang ik er was heb ik maar één fuifje meegemaakt waar- Toen ik uitstapte, stapte Omaatje ook uit. Ik had haar oude, kromme voeten al gezien zonet in de tram. Ik wachtte even en stak m'n hand uit. Ze keek me door haar lorgnetje streng aan en zei: „Nee nee, jongeman. Ik kom er best. Zorg jij maar voor jezelf!" Ik was compleet verbouwereerd. In dit Holland met z'n eeuwige liefderijke ge- help en gesteun en opstaan voor een ander die zitten moet enzovoort enzovoort, deze strijdbare zelfstandigheid? Ook was ik verbouwereerd om dat „jongeman' (ik streek verbluft door mijn grijze haren) en nog meer was ik verbluft om dat: „ZORG JIJ MAAR VOOR JEZELF!" Zag ik er dan zó uit als iemand, die teveel door anderen „gekoekoet" wordt en die maar eens voor zichzelf moest zorgen? Het Omaatje was met haar stokje veilig op de straat gekomen en stak na een zorgzame blik links en rechts alleen over. Tot mijn verrassing draaide ze zich op het trottoir opeens om en zei: „Dank je wel!" Ik bleef Omaatje een tijd na kijken. Gek, ze was alleen, maar maakte niet de minste kassian-in- druk. Méér dan dat, ze was een figuur waarvan je wist: daar kan ik elk moment hulp van verwach ten! Waar was Opa? Misschien al lang overleden. De kinderen? Geëmigreerd misschien. Of zich ge lukkig wetend met zo'n Oma, die zelfbewust haar eigen gang kon gaan. Nee, nee, dit Omaatje had niemands hulp nodig. Ik ontdekte een oude waarheid: dat de mens niet slechts alleen geboren wordt en alleen sterft, maar ook zijn hele leven wérkelijk alleen is. En dat sterk is hij (of zij), die zich het spoedigst met de waar heid confronteren kan en rust en geluk kan vinden in onafhankelijkheid. Ja, want „Alleen" betekent: „Kassian, help mij". En „Onafhankelijk" betekent: „Ik kan anderen helpen!" Ik ontdekte dat een maatschappij, waarin alle mensen zich voortdurend aan elkaar vastklampen, een zwakke maatschappij is. En dat het een schone waarheid is die zegt: „Help O zelf, zo helpt U God". Omaatje heeft dus ontdekt wat door Christenen Godsvertrouwen genoemd wordt. Door Boeddhis ten „Tao". Beide begrippen zijn terug te vin den in het ons bekende „sabar". En wie weet wat „sabar" is, weet ook dat wie op zichzelf staat, niet alleen is. T. P.S. Pas later zag ik ook in dat Omaatje met dat „Dank je wel" bedoelde: dankjewel voor de mede werking om me mezelf te laten helpen! bij de meisjes een jongen mochten uitnodigen. Dat was in 't laatste jaar dat ik op de H.B.S. was, in 1922. De leerkrachten waren bijna uitsluitend dames. We hadden slechts drie leraren: Van der Bilt, de boek- houdleraar, Van der Ent, voor Engels en Frans Hofman, de zangleraar. Wat dweepten de meisies met deze laatste! Hij had een mooie bariton, zong in het kerkkoor. Leerde ons Franse, Duitse, Engelse en natuurlijk ook Nederlandse liederen. Als we tijd over hadden, mochten we zelf bepalen wat we wilden zingen en dan was het prompt „Ich liebe dichl", alléén maar om deze woorden tegen hem te kunnen zeggen! (Gek zijn meisjes op die leeftijd hè) Als we proefwerk hadden kregen we onze op gaven op gekopieerde papiertjes. Dit ging vroeger zo: De opgaven werden opgeschreven met een spe ciale paarse kopieerinkt, dit vel papier werd in een rechthoekig blik, waarin een laag geprepa reerde agar-agar, gelegd en de tekst werd door de ze agar-agar opgenomen. Zo werd telkens een nieuw vel bedrukt door hem op de agar-agar te leggen. Je begrijpt dat de laatste vellen helemaal vervloeid en slecht leesbaar waren. De Gentengschool is steeds verbouwd en bij gebouwd. Tenslotte werd de lagere school verplaatst naar Simpang, de fröbelschool kreeg een filiaal op Darmo, de driejarige H.B.S. werd een vijfjarige maar dat is allemaal na mijn tijd gebeurd. De naam werd veranderd in „Soerabajasche Schoolvereniging S.S.V." EMILIE 1NTVELD.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 7