IN ROTTERDAM GROEIT EEN WARINGIN 3 O En ook nog een katjapiring, een pisang, tembelean, kladija, natuurlijk in een kas. Maar als er in zo'n kas met tropische planten zó'n gekke combinatie te vinden is, dan móet die man uit Indië komen. Dat klopt, die man kómt uit Indië, Ir. P. Koster, ex-opperhoutvester, geboren te Salatiga, de bouwer van practisch alles wat groen is in na-oorlogs Rotterdam. In dit stuk noemen we Rotterdam en de Wa- ringin in één adem. Evenals de waringin, de Keizer van de Tropische Natuur, belooft Rot terdam op te groeien tot de „Kandjeng Besar" onder de Nederlandse en zelfs Europese steden. Hoe kan dat? Er is een trait d'union tussen Waringin en Rotterdam: Ir. P. Koster. En met hem een hele garde Indischgasten van aparte kwaliteit! Ouwe, dierbare Indische Maatschappij. Versaag niet. Evenals bij Rotterdam kan op Uw puin hopen een Nieuw Leven verrijzen. Als U maar Trouw bent. En Branie. En Ondernemend. Als Rotterdam! Vlak dat niet uit, lezeressen en lezers. Rotterdam, na de oorlog practisch één puinhoop, waaruit duizenden stenen torens zouden verrijzen: kanto ren, fabrieken, winkels, woonhuizen, pakhuizen. Hoe zou de mens moeten leven in die steen-woes tenij? Er moesten zeker ook bossages komen en parken en plantsoenen: een compromis, een even wicht met de natuur. Wie moest dit gigantische werk opzetten? In Rotterdam hebben van het begin af aan men sen gezeten, die voor het juiste werk de juiste man konden kiezen. Deze juiste man zochten en vonden zij helemaal in Haarlem, waar de toen net uit krijgsgevangenschap teruggekeerde is. Koster een tam baantje had als technisch adviseur voor Stad en Landschap voor de Provincie Zuid Holland, een baantje dat practisch neerkwam op twee reis jes per week per trein om het landschap te be kijken en adviezen te geven wat er geplant moest worden. Met nog een tam baantje erbij van een paar lesuren per week als onderwijzer aan de Rijkskweekschool te Haarlem. Rotterdam zei niet: „Iemand met zó weinig „koea- sa" is natuurlijk weinig waard." Rotterdam zat ook niet met van die dwaze assimilatiecomplexen van „Die lui uit Indië moeten zich maar eerst eens leren aanpassen". Ze pikten deze ir. Koster uit, hoewel hij practisch zijn leven lang in Indië gezeten had of juist omdat hij practisch zijn hele leven in Indië gezeten had? En dus grote ondernemingen met brede visie en wijde opzet aan kon? OPROEP VOOR ROTTERDAM Hoe dan ook, Ir Koster werd (hoewel enigszins verbijsterd door het grote aanbod) benoemd tot Hoofd van de Plantsoendienst en Begraafplaatsen. En we weten niet of hij de djatibossen van Rem bang in zijn hoofd gehad heeft, de bosrijke hel lingen van de Jang, de wildhoutbossen van Cen traal Sumatra, maar Ir. Koster heeft dat kolossale werk Rotterdam's natuur gelijk te laten op groeien met zijn beton- en staalstructuren als een tijger besprongen en kijk, na tien jaren zijn daar „kotjar-katjir" door heel Rotterdam 700 hectaren grond (1000 bouws) royaal en artistiek beplant, met een nóg rijker belofte voorover nóg tien jaren. Als straks Europort daar wérkelijk zal staan als een enorme Poort van Europa, dan zal het stugge steenpatroon op frisse wijze overal doorbroken wor den door lommerrijke alleeën, beboste waterpar tijen, parken en tuinen. Hoge bomen zullen staan aan de Coolsingel en in menige nu nog al te kale straat. De Rotterdammer zal volop gelegenheid hebben na zijn keiharde werktaak toch „buiten" uit te blazen midden in zijn stad. Zoals nu al de wijde Kralingse bossen (voordien stortplaats van havengrond!) maar een kilometer verwijderd van het daverende stadscentrum de fa zanten en de hazen, de nachtegalen en de hout duiven koesteren en waar NERGENS o, paradijs in Nederland) vervelende bordjes met „Verboden tede burger in stijve stenen wandelpaadjes neppen. „In de Rotterdamse plantsoenen en bossen", zegt ir. Koster trots, „mag iedereen overal komen!" Sapperloot, ook dat klinkt door en door Indisch! Wie is deze ir. Koster, aan wie Rotterdam nog na vele jaren met plezier terug zal denken? Die even ver in de toekomst werkt als hij in het ver leden in Indië gewerkt heeft? LEVENSLOOP Hij werd in 1894 in Salatiga geboren als zoon van een onderwijzer, die later naar Jogja werd overgeplaatst en dan naar Ngawi. Daar in Ngawi werd de grondslag gelegd van zijn toekomst, want bij Pa thuis kwam wel eens een jong houtvester, de heer Braat. En die nam de kleine Piet eens vier dagen lang mee op een tournee op de hellingen van de Lawoe. Daar en dan nam de kleine zwer ver het vaste besluit: „Ik word ook houtvester!" Op zijn elfde jaar ging hij naar Holland. Eind L.S. en H.B.S. in Haarlem. Daarna naar Wageningen voor een studie, die door uiterst scherpe selectie dubbel zwaar was, maar waar hij met glans door heen kwam. In 1919 huwde hij en vertrok als houtvester naar Indië. Eerste standplaats: Pati. In de djati. Dan kwam de desa Kebon bij Man- tingan (de eerste jaren van zijn carrière zit elke houtvester vér van de beschaafde wereld!), Tja- bak, Wirosari, Kradenan, Ngawi („hier vond ik veel ouwe schoolmakers terug: Si Koeplek, Si Lo- wo, Konkong!"), dan in 1922 naar Sumatra: Moea ra Sidjoendjoeng, midden in een berucht tijgerge- bied („Mijn vrouw heeft er hier óók nog één geschoten!") In 1926 kwamen de bekende relletjes en grote rampokpartijen alsmede De Grote Aardbeving. Beide overleefde ir. Koster zonder kleerscheuren. Dan na een Europees verlof weer naar Java terug: eerst 2 jaren Bogor en dan 4 jaren Bondo- woso, waar ir. Koster nóch de heerlijke bos sen van de Arak-Arak met hun bloeiende Ploso en de ajam alas vergeten is noch zovele bekende figuren uit die omgeving (Geul, Beiten, Ledeboer, Ottolander, noem maar op!). Dan weer drie jaren in de djati (Tegal). En toen weer naar Sumatra, Fort de Koek „tot perang!" In al deze jaren had ir. Koster ijverig orchideeën gezocht en gekweekt (een hobby, waar hij nog steeds geheel in opgaat) en alleen al de wijze waarop hij zijn collectie door de oorlog heen en daar na dwars door de bersiaptijd en zelfs op een Brits oorlogsschip en daarna dwars door een win ter heen veilig in een broeikas in Aerdenhout heeft weten te brengen, is een verhaal op zichzelf. Luisterend naar dit verhaal en denkend aan alles wat ir. Koster gedaan heeft, nóg doet en doen zal, kwamen onwillekeurig de drie woorden van het TONG-TONG-devies in onze gedachten: Trouw - Branie - Ondernemend! Ir. Koster heeft op de normale pensioengerech tigde leeftijd de dienst moeten verlaten, maar Rot terdam laat hem zo gauw niet los. Nog steeds is hij adviseur voor de Plantsoendienst en nu zit hij o.a. ook in het hoofdbestuur van de Floriade. „Gojang kaki", dat is er voor ir. Koster nog lang niet bij! EEN INDISCHE GARDE Evenals voor zovele andere oud-gasten, die met ir. Koster in Rotterdam's opbouw een belangrijke rol vervullen. Daar heb je de opvolger van ir. Koster, eveneens een oud-opperhoutvester, Ir. A. Raad. Daar heb je Ir. Wentink, techn. adj. direc teur Gemeenteiverken, Ir. van Rossum, hfd. ing. van Aanleg en Onderhoud Bestratingen, Ir. de Herder, hfd. ing. Havenwerken, lr. de Jager, hfd. ing. Volkshuisvesting, Ir. Dorreboom, hfd. ing. Volkshuisvesting, Ir. Duyvis, Techn. Beheer Ge bouwen, Ir. Appelman, dir. Dierentuin Blijdorp (ook gep. opperhoutvester). En er zijn er nóg meer. „Het gebeurt vaak, dat we voor de een of andere gelegenheid allemaal bij mekaar zijn", zegt ir. Koster, „man, dat doet goed! Het is „tempo doeloe" weer en aanpakken op grote schaal. Dat kunnen we ons zo levendig indenken. Ook op de Redactie van dit blad en bij de Indische Kunst kring hebben we vaak zo'n ongezochte rapat van „kandjeng besars" van vroeger. Het is te hopen dat wij ook hier evenveel kunnen opzetten als in Rot terdam. Want hier moeten we toch even iets pre ciezer stellen: als deze Rotterdamse oude garde bij mekaar is, dan is dat niet „tempo doeloe", maar Tempo jang akan dateng", De Toekomst! En als we zo met ir. Koster door Rotterdam heen rijden, naar zijn „visioenen" voor de beplanting van Zuid-Rotterdam luisteren, horen van de mil joenen kubieke meters aarde die verzet moeten wor den, de honderdduizenden bomen die geplant zul len worden, dan gaat opeens dat ouwe bekende Indië weer voor ons open; we zien opeens geen grenzen en beperkingen, geen pietluttigheden en partijtwistjes meer. Hier is diezelfde verre blik van Linschoten en Tasman en Roggeveen. Het is opeens niet meer dwaas dat deze ir. Koster ook experimenteert met een zeldzame Chinese sequoya, met asem, met katjapiring en waringin: alleen hij, die steeds met zijn gedachten bij verre landen zijn kan, die kan de groenversiering maken, een Poort van Europa waardig. l Herinnert U zich nog van de lste Lagere School B de „Invallen van de Noormannen?" En de wandplaten met de baardige kerels, de reuzenzwaarden en de vlammende hemel? Een onzer lezers stuurt ons nu een vreedzamer inval in de historie van ons landStaan we er niet leuk op?

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 3