4
VACANTIE BETEKENT VOOR ONS KAMPEREN
EUVELE DADEN TUSSEN 2 EN VIER
INDISCH JARGON
DE TOEVLUCHT
„En je bent padvinder geweest!" zeiden we verontwaardigd, verwijtend, plagend spottend. Al naar
onze aard, de kinderen en ik.
Tussen ons, op tafel, lag de brief van mijn broers Ik snap niet, dat jullie zoveel geld willen neertellen
voor het huren van een zomerhuisje. Waarom gaan jullie niet kamperen? Het lijkt me echt iets voor
jullie. Jullie kunnen het toch in elk geval proberen? Alles krijgen jullie van ons ter leen en ik
breng en haal jullie wel!"
En nog meer bijzonders natuurlijk. De kinderen
en ik waren direkt laaiend enthousiast. Maar wie
sputterde tegen en wie had de onmogelijkste be
zwaren? Onze man en vader. En dat terwijl hij in
zijn jeugd... (zie boven!)
De zaak zat zó: Onze eerste vakantie hier in Ne
derland, hadden we een zomerhuisje gehuurd bij
een boer op z'n erf, in Geulle, Zuid-Limburg. Het
moet gezegd worden, dat we daar een heerlijke
tijd hebben gehad. We konden uitstekend met de
mensen uit de buurt opschieten, hebben einden ge
wandeld en genoten van de stilte, na een heel jaar
drukte van een grote wereldstad in opbouw. En
nu we voor een keuze stonden van het „Wat deze
keer?", was daar, op tijd, de soerat van m'n broer,
die een auto had, binnen gedwarreld.
Ach natuurlijk kregen wij onze zin, de kinderen en
ik. Hij moest toch wel zwichten voor zoveel argu
menten, zoveel logica, zoveel nou ja!
VIANDEN
Voor die eerste keer zouden we „dicht bij huis"
blijven. Mijn broer ried Vianden (Luxemburg) aan.
Omdat het bergachtig was, zodat het een beetje
aan Indië zou doen denken en omdat hij het uit
eigen ervaring kende. We werden lid van de
A.N.W.B., waar we een internationale kampeercar-
net aanvroegen en waar we verder alles te weten
konden komen, wat met kamperen samenhing. En
verder een lijst van erkende „campings" in Luxem
burg en België in geval wij onverhoopt onze oor
spronkelijke plannen zouden wijzigen. Het zou
voor ons een „vast kamp" worden. Mijn broer zou
ons in Vianden „droppen", naar huis terug rijden
en ons twee weken erna ophalen. Dank zij de hulp
en raadgevingen van mijn broer en zijn vrouw,
kwamen wij vrij goed beslagen op het kampeerter
rein aan. Het ligt daar schilderachtig aan de Our,
waar het water maar kniediep is (een Dorado
vooral voor kinderen) en waar het krioelt van fo
rel en een soort vis, die „witvis" wordt genoemd.
De tent was in een minimum van tijd opgezet,
dank zij de jeugdervaringen van heer en meester.
Als naaste buurlui hadden we een alleraardigst
stel jongens uit Rotterdam (die ons nu nog ge
regeld komen opzoeken) en een Belgische familie.
Iedere morgen, zodra de kinderen wakker werden,
doken zij in hun badpakken, namen schepnetten en
emmertjes mee en weg waren ze het water in, waar
al tientallen kinderen uit andere tenten juichend
en plonzend bezig waren. Ik luierde altijd wat na
in pyama, terwijl mijn man de primus op gang
bracht. Koffie op bed! Het slapen in slaapzakken
en op luchtbedden valt reuze mee, zelfs op mijn
(middelbare) leeftijd. We hadden iedere dag een an
der programma met als onderdeel telkens op een
ander verrukkelijk plekje piknikken. De prachtige
omgeving leent zich uitstekend voor lange wande
lingen (waar wij zoveel van houden).Ook musea en
dergelijke worden niet vergeten. Want voor de kin
deren is geen vakantie volmaakt, als er geen his
torische bezienswaardigheden te bezichtigen zijn.
Wij ervoeren hoe vrij het kampleven was: douchen,
wanneer we wilden (in 1957 waren er enkel dou
che-cellen met koud stromend water. Als het te koud
was brachten we maar een emmer warm water
mee en gingen ons „sèka"), warm eten wanneer
we wilden, enz. Het kamp-koken is niet zo n pro
bleem, voor ons Indischen, die wat dat betreft in
ternationaal georienteerd zijn.
Rijst met een lap gebraden vlees, sambel badjak,
lalap ketimoen. Patates frites met worstjes uit een
kraampje gehaald, daarbij tomaten-sla van een ki
lo tomaten met saus uit een flesje. Vlugkokende
macaroni met gefruit ontbijtspek, geraspte kaas en
een blikje tomatenpuree getjampoerd. De variaties
zijn eindeloos. Behalve koffie en thee, had ik ook
zakjes rijst, kaas, eigengemaakte sambalans enz.
enz. uit Holland meegenomen. (Voor de goed
koopte).
den we in die tijd bramen plukken- van die kanjers
en wilde frambozen vonden we nog hier en daar
op onze tochten. En wanneer ik helemaal geen zin
had om te koken, gingen we in een restaurant
eten. (Je moet toch de specialiteiten op culinair
gebied geproefd hebben van het land, dat je be
zoekt?)
We hebben er heel wat avonturen beleefd, maar
wegens plaatsgebrek, zal ik er maar één van vertel
len: Toen we de ruïnes van het kasteel van Vian
den (bakermat van het huis Oranje-Nassau) be
zochten, speelde ik in een overmoedige bui „gidsje"
voor mijn man en kinderen. Ik las uit een ge
drukte gids, die wij bij de ingang hadden gekocht
(in drie talen verkrijgbaar ook in het Nederlands),
terwijl ik met mijn arm gebaarde. „En dit dames
en heren is de valpoort, die toegang geeft tot de
Ik zag twee dames om een hoek komen, die aar
zelend naar mijn explikaties bleven luisteren. Er
voegden zich andere mensen bij hen en voordat ik
het wist was ik gids voor een heel gezelschap,
dat met een touring-car uit Nederland gearriveerd
bleek te zijn. Na afloop bedankte men mij en een
van de twee dames, die zich in het begin bij ons
hadden gevoegd, zei: „Wat spreekt u het Neder
lands goed uit voor een Belgische".
Er kriebelde een lach in me omhoog: „Maar ik
bén geen Belgische".
Ze bekeek me aandachtig en vroeg schuchter:
„Komt U dan eh uit Holland?" Ik lachte
ronduit: „Ja", zei ik. „Nu kom ik uit Holland.
Maar daarvóór kwam ik uit Indonesië. Ik ben één
van de gerepatrieerden, weet u wel, waar in de
kranten nogal over geschreven is?"
Ze stond mij perplex aan te kijken. Toen werd er
geroepen, dat ze op moest schieten, omdat de bus
zou vertrekken. Haastig nam ze afscheid van ons.
Jammer! We hadden zo graag willen weten, waar
óm ze zo stomverbaasd was, want ik zie er toch
uitgesproken Indisch uit.
FÊ KLERKS-KÜHR.
Van 2 tot 4 uur. Siësta in Kota-Betawie. De zon
staat hoog aan de hemel en werpt verzengend haar
hete stralen over de half-slapende stad. Traag
sukkelt een sado voorbij en in de verte klingelt
het belletje van een toekang-es, die, op dit uur van
de dag, goede zaken probeert te maken. Het is
stil in huis. De kleintjes liggen in bed.
Uit de bijgebouwen klinken vaag de stemmen van
kokkie en baboe tjoetjie. Ma zit als gewoonlijk te
gen deze tijd op haar luie stoel de benen uitge
strekt, een kipas in de hand, om onafgebroken,
de zich zo nodige koelte toe te waaien. Ik zit op
de vloer, die in de tropen zo lekker koel is en
speel in mijn eentje „bikkelen". Doek, doek, mo
notoon kaatst de kleine rubber bal, op en neer,
klik, klik, één voor één de bikkels opgehaald,
om ze dan met beide handen, de bal hoog opge
gooid. weer op de grond te gooien. Dit spel ver
veelt je zelden. Plotseling klinkt Ma's lome stem:
„Non, tjoba, jij zoekt Ma's oeban, Ma wordt al zo
grijs (waar je overigens niets van merkte, ze
had het haar nog altijd even zwart!)
Met een zucht raap ik de bikkels bij elkaar en
stop ze weg. Ik vind 't een vervelend werkje „tjari-
oeban", je moet er geduld voor hebben, en daar
ben ik te ongeduldig voor, maar het vooruitzicht,
weer zakgeld te hebben, deed je toch maar weer,
gewapend met een pincet achter Ma's stoel gaan.
Ma loofde nl. 1 ct. per wit haartje uit!) Als je er
10 vond, was het meer een „dub" oeang-kwatji of
iets dergelijks. Naast Ma op de vloer, lag, de kop
op de poten, onze kamponggladakker, si Matroos,
een wit gevlekt beest. Ik trok scheidingen in Ma's
haar, de korte witte haartjes waren nu duidelijk
te zien, zodat je ze gemakkelijk tussen 't pincet
er uit kon krijgen.
Intussen was Ma aan haar hazeslaapje begonnen,
wat ze altijd onder het „oeban-zoeken" deed. Na
een goed half uur had ik er schoon genoeg van,
er werd op straat kastie gespeeld en daar hadden
ze mij bij nodig. Helaas, was dit keer de oogst
van uitgetrokken witte haartjes vrij schaal, zegge
en schrijve zes, lagen er op Ma's armleuning, ('t
Resultaat moest ze altijd eerst in ogenschouw ne
men voordat ze met haar „oepah" over de brug
kwam) Si Matroos, had zich intussen geeuwend
uitgestrekt en was de tuin in gelopen, de plaats
waar hij had gelegen, lag vol kort wit honden
haar Dat bracht mij op een lumineus
idee
Toen ma, ontwaakt, 't resultaat zag, schrok ze
wel even van het bergje op haar armleuning, ten
slotte raakt het toch wel vrouws ijdelheid, te weten
dat ze al zó grijs werd. Maar haar belofte hield
ze ook deze keer gestand en ze betaalde prompt
drie kwartjes, waarvan de helft mijn tjelengan in
ging en de rest al gauw van eigenaar verwisselde
bij de toekang asinan
Dit grapje echter, kwam voor herhaling niet meer
in aanmerking, want Ma had 't door en werd
't een keer „tjari-oeban", met nihil verdienste mijn
request!
MEITI.
Op het Thor-veld te Soerabaja heeft een burgerelf
tal de strijd aangeboden tegen de marine. Het
spreekt vanzelf dat zich onder het talrijke pu
bliek een groot aantal zeesoldaten bevond. Het
was een aantrekkelijk partijtje voetbal. De burgers
waren technisch iets in de meerderheid.
Op een gegeven moment kreeg hun snelle midvoor
de bal handig toegespeeld, kwam meteen vrij
voor doel en loste een kanonskogel. Helaas, het
bruine monster vloog rakelings langs de verkeerde
kant van de paal. Een opgeschoten knaap langs
het lijntje naast het doel uitte zijn teleurstelling op
deze wijze: „Jammer sèh, iets ke-tezijen!"
Een marinier stootte zijn buurman aan en vroeg:
„Wat zei die vent?"
Die vatte het evenmin en haalde slechts de schou
ders op....
A. J. C. H.
Wij herinneren hierbij graag nog eens aan de
bazars van „De Toevlucht" (voor Hulp aan In
dische Gerepatrieerden) op 4 november a.s. in
„Amicitia", Westeinde 15, Den Haag. De jaarlijks
gehouden bazaar van de Toevlucht heeft altijd veel
gezellige toeloop gehad, waardoor elk jaar weer
aardige baten afgestaan konden worden aan het
nuttige doel.