KNIL-MONUMENT
WAAROM EEN
HAI MARSOSE!
De laatste Mars
8
„senapan pendek, klewang pandjang
itoe sendjata dari anak-marsosé
8997
KNIL-MONUMENT
Prins Mauritslaan 36 - Den Haag
GIREER NU!
8997
BOER, BOER, BOER
„Waarom een KNIL-monument en geen monu
ment voor bijv. het Corps BB o[ andere minstens
even verdienstelijke groepen uit Indië? Als U
daaraan begint, doe ik direct mee
M.
Wij zijn overtuigd van de grote verdiensten, die
alle gouvernementsdiensten en andere groeperingen
in Indië ieder op zijn eigen specifieke terrein
hebben gehad. Natuurlijkl In Tong-Tong proberen
wij juist aan alle facetten van de brede samenle
ving van het oude Indië recht te doen wedervaren,
hormat te brengen aan wie die toekomt, aan de
vergetelheid te ontrukken al wat daar onverdiend
dreigt te geraken of reeds is geraakt. De kolom
men in ons blad spreken hierover klare taal, de
specifieke spirit van Tong-Tong wordt door dit
streven in grote mate bepaald.
En toch hebben wij het initiatief genomen voor
de oprichting van een gedenkteken voor het leger,
waarvan wij allemaal deel hebben uitgemaakt. Als
beroepsmilitair of als landstormer of milicien sad-
ja. In de rang van militiesoldaat, landstormser
geant, CORO-vaandrig, spandrie, brigges, onderlui
tenant of kolonel.
Allemaal kennen wij de penetrante geur van dé-
gras en consistenvet; ieder van ons herinnert zich
het dagverblijf, de vrouwenloods en de anak ko-
long; allemaal hebben wij geschutterd met de M-95
en gevloekt op uitrukkende dienst en schijfcorvée
en allemaal hebben we ergens een zwak plekje
behouden voor dit KNIL met zijn straffe dicipline,
zijn eigenaardige, door vele landaarden bepaalde
sfeer en zijn typische humor, liedjes en uitdruk
kingen.
Waarom een monument juist voor dit leger?
1Geen enkele Indische groepering heeft zoveel
offers gebracht en daartegenover zo weinig aan
zien en waardering genoten als het KNIL. Zeker
zijn er grove tekortkomingen aan te wijzen in hon
derdachttien jaren KNIL-historie. Het zou vreemd
zijn als het niet zo was. Des te opvallender zijn
de schitterende prestaties geweest. Als wij links en
rechts in zijn geschedenis duiken, stuiten wij voort
durend op namen als Tjot Glé, Brondjol, Bonto
Batoe, Tarakan, Tjiater en Timor. Ha! Wat een
dash, wat een plichtsbetrachting, onverzettelijkheid
en doodsverachting. En wat een grove onderbeta
ling, wat een gebrekkige uitrusting, verouderde
bewapening, wat een onheuse bejegening door de
burgerij
2. Het gaat hier niet om zo maar een Indische
aangelegenheid maar om een nationaal belang. Het
KNIL heeft een uiterst belangrijk aandeel gehad
in de pacificatie van een Nederlands gebiedsdeel
in opdracht van de Nederlandse Staat. Hierdoor
werd de voorwaarde geschapen voor de zinvolle
werkzaamheid van alle overige diensten en de ba
sis gelegd voor de economische ontwikkeling van
Indië.
3. Jaarlijks worden in alle landen bij nationale
herdenkingsdagen toespraken gehouden en kransen
gelegd bij monumenten, opgericht ter nagedachte
nis van gevallenen in oorlog of verzet. Monumen
ten dus voor hen die het hoogste offerden bij de
vervulling van een taak, waaraan de inzet van het
leven onverbrekelijk is verbonden. Ook buitenland
se staatshoofden en diplomaten betuigen hulde en
eerbied bij dit soort gedenktekenen. Het ligt voor
de hand dat in dit enkele gebaar de hele natie
wordt geëerd.
4. Definitieve aard en idee zijn nog niet vastge
steld. Tong-Tong zélf is het meest geporteerd voor
de KNIL-soldaat: de man, die het uniform droeg.
In de geest dus van een monument voor ,,de on
bekende soldaat". En in elk geval gaat het bij
alle gedenktekenen (menen wij) om de mensen, die
het werk uitvoerden. Maar bij alles wat wij doen
willen of menen dat er gedaan moet worden, is
ergens een begin nodig.
Daarom hebben wij de stoot gegeven voor een
blijvend „in memoriam" van de Indische soldaat,
opdat het Nederlandse volk zijn dapperen niet
zal vergeten. En omdat wij in hen hormat brengen
aan alle andere Indische diensten, corpsen en in
stellingen, die in bonte verscheidenheid maar met
dezelfde geest bezield, Indië èn Nederland hebben
groot gemaakt.
M. H. R.
Noot: de redactie twijfelt er niet aan of een groep
van oud-gasten zal de uitvoering weten te vinden,
die niet kwetsend zal zijn voor het volk, waarmee
wij ondanks alles eeuwen lang in vrede en weder
zijds respect leefden en welks voorvechters ook
door de KNIL-soldaat werden geprezen. Alleen
grote tegenstanders maken grote soldaten.
Ontvangen tot en met 30 september 1959
voor het KNIL-monument:
Saldi per 22 juli 1959 555.—
Contante bijdragen66.
Giro's op nr. 8997 1205.
Totaal 1826.
Vannacht had ik een droom. Ik droomde dat ik
in een grote weelderig ingerichte zaal stond. De
zaal was stralend verlicht, alle mensen waren in
avondkleding en er heerste een uitgesproken „cock
tail-party" stemming. Tot mijn verwondering had
ik ook iets kostbaar lamé-achtigs aan.
Het vreemde aan de zaal was, dat zij slechts één
raam en één deur had en de wanden slechts uit
lange neerhangende gordijnen bestonden.
Door de feestelijke sfeer heen klonk ineens in de
verte marsmuziek. Ik liep naar het raam om te
kijken.
„O zeker weer een of andere optocht!" werd mij
toegeroepen. Maar toen ik uit het raam keek zag
ik, ver van de feestelijke zaal verwijderd, in de
duisternis door modder en regen langs een lange
rechte weg, het oude KNIL marcheren. In het ge
wone veldtenue, groene uniformen, puttees en bam-
boehoeden. Het was volledig bewapend en uitgerust
en voerde eigen flambouwen als verlichting mede
ook al de vlaggen en vaandels. Ze keken strak
voor zich uit deze soldaten; er stond niemand
langs hun weg om naar hen te kijken of hen te
bemoedigen.
En toen ineens voelde ik het: „Het is ons oude
KNIL dat voor het laatst marcheert, terwijl nie
mand hier het iets kan schelen. Wat houden ze
zich goed want hun hart moet toch vol zijn van
verdriet". Ik wilde naar buiten opdat er tenminste
iemand was die langs hun laatste weg stond. Maar
de mensen zeiden dat ik toch onmogelijk in mijn
dure feestkleren door weer en wind kon gaan bag
geren; trouwens mijn naam was in de aangrenzende
zaal reeds afgeroepen en ik kon geen spelbreek-
ster zijn.
In de andere zaal stond een enorme roulette-tafel
met croupiers en publiek. „Hoeveel is de laagste
inzet?" vroeg ik. „Een rijksdaalder" werd er min
achtend geantwoord, op de toon van „maar nie
mand zet hier zo weinig in". Ik zette een rijksdaal-
Sarminah, die door haar huwelijk met Jan van
Sloten Mevrouw en met haar man naar Nederland
gerepatriëerd is, leert ijverig de Hollandse taai.
Op een dag vraagt ze: „Jaan, als toekang sajoer
hoe tóh is sijn naam?"
„Die noem je hier de groenteboerantwoordt
Jan.
„En als toekang soesoe?"
„Die noem je melkboer".
Sarminah denkt even na en zegt dan: „Als so niet
muulek, allemaal met boer boer. Toekang ikan
hij wor dus visboer. Ja tóh?"
„Zo is het Minah," antwoordt haar man.
De volgende dag wordt er aan de deur gebeld.
„Ga eens kijken wie daar is, Minah", zegt Jan.
Minah gaat naar de voordeur, maakt deze open,
ziet de bakker staan en gilt: „Jaan, hier ister de
broodboer".
J. E. B1SH.
der in, de balletjes begonnen te rollen en mijn
nummer kwam uit onder gejuich van het publiek.
Ik kreeg een leeg oud lucifersdoosje, een uit de
krant geknipt plaatje van Japanse geisha's, een
besabbeld stompje potlood en een steentje. „Be
ginners luck U moet doorgaan zet U meer
op!" moedigde het publiek mij aan. Maar toen zei
ik ineens heel nadrukkelijk en luid: „Stop! Ik doe
niet meer mee met dit spel van jullie. Voor een riks
krijgt men bij geluk vier rotdingetjes terug ter
waarde van nog geen gulden!" Het werd opeens
akelig stil om me heen en ik voelde mij als het
kind in Andersen s „De nieuwe kleren van de
Keizer". Alleen waren hier de bedriegers wel ont
maskerd, maar de bedrogenen te fatsoenlijk om
de feeststemming te bederven.
Ik liep door de gevallen stilte terug naar de eerste
zaal en zocht een plaatsje tussen de lange gele
gordijnen. De overige gasten meden mij opmer
kelijk ik had immers niet mee gespeeld. Ik
dacht weer aan dat verlaten leger en ik voelde me
ongelukkig, dat ik toch niet naar buiten was ge
lopen.
Toen kwam er een afgrijselijke slijmjurk van een
vent naar mij toe met een opgepoetst gelegenheids
lachje en een presenteerblad met drie viezige pil
letjes. Hij sprak met een sterk Duits accent en of ik
maar een van de drie pilletjes wilde uitzoeken en
opeten. Ik koos de schoonst uitziende pil die be
paald smerig smaakte, maar er zat een rauwe rijst
korrel in die ik prompt uit mijn mond peuterde.
Bravo-geroep van de omstanders en „U hebt kans
op ein Million, Mefrau!" van de griezel. Ik werd zo
nijdig en beet hem toe dat ik niets van zijn „Mil
lion" moest hebben.
Ik raffelde de zin af want ik had opeens, en nu
van vlakbij, die marsmuziek van daarstraks gehoord.
Vlak onder het raam. Nu moesten het de bereden
wapens zijn, want ik hoorde de wielen en het hoef-
getraffel. Toen ik echter uit het raam wilde kijken
en hen toejuichen, bleek dit ineens enige meters
boven de vloer te zitten. Ik klom door mijn ellen
dig sleepgewaad gehinderd, en door niemand gehol
pen met moeite naar boven. De gasten riepen:
„Ze is een idioot, ze wil geen millioen maar gaat
liever naar zo'n optocht van soldaten kijken!"
Toen ik me eindelijk had opgehesen en me over
het raamkozijn heenboog was mijn lievelingswapen,
het paardevolk, reeds voorbij getrokken. En ik rea
liseerde me ineens dat zij de laatsten waren van het
langsgetrokken KNIL. Een naar huis gestuurd en
dapper leger, afmarcherend en door niemand op
gemerkt en gadegeslagen.
En ik werd huilend wakker.
G. M. SOERIA SANTOSO-DE VOS..