Helpen Nederlands spreken RIJST w. w. 8 /A: sta volkomen aan Uw zijde, dat het erg verkeerd is het minder goed Nederlands sprekende kind te veroordelen en te bestraffen als onopgevoed, Inlands, minderwaardig, etc. Hierover heb ik het volgende meegemaakt. Zekere fam. X. (namen overbodig). Meneer X intussen overleden is een Indo en gepensioneerd militair. Mevrouw is een Javaanse en kan noch lezen noch schrijven. De kinderen hebben respec tievelijk de meisjes, de huishoudscholen en de jon gens de Mulo-scholen bezocht in Indonesië, dus geen Nederlandse doch Maleise scholen, zodat de kinderen dus geen Nederlands spreken maar daar entegen vloeiend Maleis, een taal, die net zo goed is als alle andere talen maar desondanks ge doodverfd wordt als Inlands en minderwaardig en zelfs ordinair!!! Dit is m.i. volkomen misplaatst. En dan te be denken, dat zij die dit zeggen in dat land zijn ge boren en getogen en van Indonesiërs afstammen. Bedoelde familie dus, in een pension woonachtig, hadden natuurlijk te kampen met diverse moeilijk heden, omdat zij zich niet in het Nederlands konden uiten. Buiten dit gebrek aan kennis van de Nederlandse taal, heeft deze familie alles wat wij normaal hebben zoals de gangbare etiquette enz. (hebben die mensen die deze soort veroordelen dit ook?). Zaak is dus deze mensen alleen te helpen met hun gebrek aan kennis van de Nederlandse taal. Maar nee, deze mensen zijn onopgevoed (vanwege hun taalgebrek) en achterlijk, aldus een zekere groep ambtenaren en daarom moeten zij worden op genomen in een opvoedingsgesticht! Gelukkig is hiervan niets terecht gekomen. Sinds een paar jaar hebben deze kinderen nu les in Nederlands en 2 meisjes zitten nu al op de avond school voor de cursus typen, terwijl de 2 jongens op de avond Lasschool zitten. Met deze mensen heb ik inderdaad zeer humoristi sche gevalletjes meegemaakt. Mijn echtgenote die de zorg heeft over een jongen, die nooit op school is geweest, was bezig hem het rekenen bij te brengen. Onderwerp was aftrekken. Na een poosje snapte hij, dat, wanneer je 7 van 10 aftrekt er 3 overblijft. Na nog enkele voorbeel den te hebben aangehaald, dit gebeurt natuurlijk met zowel Nederlands als Maleis, vroeg m'n vrouw. ,,Als jij ada 90,en jij ambil 30,hoeveel heb jij dan Sisah?" Na lang en en ingespannen nadenken antwoordde hij: ,,Ik nda taoe". „Waarom niet?" „Ik sal vraghen aan moeder". „Waarom moet je tanja sama je moeder?" In dit blad wordt nogal getwist over het goed of niet goed Nederlands spreken. Maar over het algemeen leidt het twistpunt zelden tot daad werkelijke hulp. Daarom hier een voorbeeld van hulpbetoon zoals er veel meer hoorden te zijn. Met haar kinderen had ik het volgende: „Jongens, je hebt dus werkwoorden in de bepaalde en onbe paalde wijs. Werken, spelen eten enz. Werkwoor den voorafgegaan door het woordje „te" zijn altijd volle werkwoorden. Bijv. ik probeer te slapen, te eten enz. enz. Is dat begrepen?' „Ja 'neer'" Noemen jullie eens een paar voorbeelden, dus werkwoorden voorafgegaan door te" vroeg ik. „Te laat," schreeuwde er een triomfantelijk. KEONG. 's Avonds gezellig om de tafel met lessen in Nederlands en lessen in vriendelijke hulpvaar digheid. Zelfvoldaan zei hij: „Omdat mijn moeder heeft 90 gulden, ik isterniet. Ik heb alleen maar 50 sen!" Op een dag was ik bezig met een vrouw (een ja- vaanse) die pas hier heeft leren lezen en schrij ven. Ze is nu al zo ver dat ik haar dictee's kan geven. We hadden het over gezegden en spreek woorden waarin het werkwoord „janken" in voor komt. Mevrouw zat ernstig over haar schrift ge bogen en schreef terwijl ik dicteerde: „De hond jankt" enz. „Mevrouw", zei ik, „wanneer een stel kinderen zit te schreeuwen en te huilen hoort U wel een zeggen: Jongens zit niet te janken!" Waarop mevrouw verongelijkt zei „Kinder tó boe kan honden!" Een andere keer liet ik haar na een half uur dictee opschrijven: „De koffie is bruin". Zij zette haar bril af, stond op en zei: „Bikin koppie ecrs' neer'. Een jonge abonné schreef ons: Dat wij toch nog wel wat goeds naar het moeder land hebben gebracht, blijkt wel uit een foldertje, dat laatst in onze bus rolde. Het was samenge steld door een van de vele kruideniers-coöperaties, die er hier zijn, en het maakte reclame voor het gebruik van rijst. Onder het motto van „Rijst-feest" geeft het de in woners van Den Haag de gelegenheid, om van de vele oosterse spijzen te genieten, maar dan op zijn westers. Wat denkt U b.v. van Caramelrijst met vanillevla? Lijkt het niet een beetje op gries meelpudding met sambal oelek? Vooral onder de „Heerlijke Combinaties" zijn ju weeltjes van kookkunst, die het water in de mond doen lopen. Heerlijk noemt de folder b.v. rijst met bramen of bessensap, rozijnen en krenten, of rijst met abrikozen, of pruimen of kanaal. Brr, geef mij dan maar gewoon rijst met soto. Noot van de redactie: Hoe dan ook: Rijst, het toekomstige hoofdvoed- sel van Nederland? INDONESISCHE WIJSHEID Ada air, ada ikan W aar water is, zijn vissen. De betekenis hiervan is moeilijk te leggen. Er ligt een verhaal aan ten grondslag dat men kennen moet: Er was eens een dom, maar zeer gelovig mens. Hij wilde de Koran leren opzeggen. Maar hij was zó dom, dat de leraar er geen kans toe zag hem iets bij te brengen. Daarom leerde hij zijn leerling maar één ding te zeggen: „Waar water is, zijn vissen". Toen de domoor in zijn dessa terug kwam, vroeg men hem wat hij geleerd had. Hij antwoordde: „Waar water is, zijn vissen." Dat antwoord gaf hij steeds. Om hem in het ootje te nemen, vroeg men hem of er in klapperwater ook vissen zaten. Kop pig antwoordde hij: „Waar water is, zijn vissen." Men haalde een klapper en met één klap van de golok spleet men de vrucht open. Tot aller ver bazing spartelde in het water werkelijk een vis. (Denk na, lezers van TONG-TONG, en wéét!) Juffrouw: „Dus: huisje - huis: haasje - haas: roosje - roos. Wie weet er meer voorbeelden?" Uit de klas: „Muisje-muis". „Musje-Mus". Enz. enz. Eindelijk ook Jacob: „Meisje - meis." Juffrouw: „Wat is dat nou: meis!" Jacob: „Ja juf, als klein: meisje, als groot, wor Meis." (Een veel voorkomende Indische bijnaam is: Meis). Van een sympathieke kring van Indische en Nederlandse vrienden in Haarlem kregen we bovenstaande oude prent ten geschenke van de tong-tong ,.in zijn element": het gardoehuisje in de desa. Een bijzon der vriendelijke geste, die TONG-TONG zeer op prijs stelt. Kijk die „boelan" eens lekker „terangen"! Maar zijn we er ooit wel voldoende van doordrongen geweest dat wij eindeloos van de Indische maan nachten hebben kunnen genieten, omdat deze eenvoudige kerels bij de tong-tong de wacht hielden? Ah, hoe koud kon het zijn boven in de bergen. En hoe konden de muskieten kwellen beneden in de vlakte! Ooit wel eens 's nachts gekout met deze mannen bij het sepet-vuurtje (tegen de muskieten)? Die bedaarde, melodieuze stemmen, de halve slaperigheid. Maar als er dan een onhoorbare stap van een blote voet de weg af kwam, dan klonk wakker en luid en waakzaam het: „Woerdal!" En als alles goed was. klonk het geruststellend uit de nacht: „Preng!" Houd de TONG-TONG-idee levend, vrien den uit Indië: waakzaam zijn, waakzaam zijn!

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 9