Vv KLEINE BOENG, GROTE BOENG DRINGEND VERZOEK 4e JAARGANG, No. 9 16 NOVEMBER 1959 HET ENIGE INDISCHE BLAD IN NEDERLAND - TROUW - BRANIE - ONDERNEMEND DISCUSSIE t DE INDO Schrijf voortaan bij ALLE betalingen (briefkaart, giro, postwissel, enz.) „Oud Abonné" als U reeds abonné bent, en „Nieuw Abonné" als U Uw eerste betaling doet Dit betekent enorme ver lichting van onze administratie. Dank U. Onafhankelijk Indisch Tijdschrift Prins Mauritslaan 36 - Den Haag Tel. 542.542 - Giro 6685 Op dinsdag 27 oktober is in het Institute of Social Studies in Den Haag, dat bezocht wordt door studenten uit alle streken van de wereld, een „lecture" gehouden door Prof. van der Veur van de University of Honolulu over het onderwerp „The Eurasian Group and its Relation to the Economic and Political Change in Indonesia, 1900-1930," Aan de discussie werd deelgenomen door aan ons bekende figuren als prof. Chabot, prof. Wertheim, prof. Logeman, prof. v. d. Straaten, die met (de eveneens van origine „Indische") prof. v. d. Veur en Tjalie Robinson aan de ene kant van „de groe ne tafel" zaten, en een internationaal gezelschap studenten (Africa, Nw. Zealand, Malaya, Pakis tan, etc. etc.) aan de andere kant. Er ontstond een levendige discussie die enkele uren duurde, en waarbij de meest uiteenlopende gezichtspunten de revue passeerden. De discussie bracht wel heel scherp aan het licht dat de meng- bloedgroepen, hoe marginaal en smal ook, toch een belangrijke rol spelen in de sociale verhou dingen over de gehele wereld Méér nog: hoe on volledig eigenlijk het inzicht is in de EIGEN plaats van deze groepen in de samenleving van twee rassen of volken, sociologisch, psychologisch en historisch. Voor Tjalie Robinson, die voor de Indische Kunst kring een symposion organiseerde („De Indo", Tongtong No. 7), was deze „lecture" nog een aparte ervaring, want hier bleek toch weer dui delijk dat het „mengbloedprobleem" een ding is dat bestaan heeft, bestaat en zal blijven bestaan. En als zodanig bij alle volken en in vele studies brede interesse geniet. En dat het dus wel zéér merkwaardig blijft dat de mengbloedgroep zelf (althans die in Nederland) er maar steeds niets van wil weten of er alleen een sentimentszaak van maakt. Welk een curieus bestaan heeft de man, die zich tot „Invisible Man" verklaart, maar door kleur en habitus juist dubbel duidelijk zichtbaar is WAT IS HET VERSCHIL? Brieven van abonnees worden veel te vaak ver keerd geadresseerd. Men weet het verschil niet tussen „Redactie" en „Administratie". Men onthoude: brieven betreffende verzending, abonnering. voldoening ab.gelden, verhuizing, gaan naar de Administratie. Brieven die betrekking hebben op de inhoud van het blad, ingezonden copy of foto's, verzoeken om hulp, algemene informaties, gaan naar de Redactie. In dit beginstadium van TONG-TONG gaan ook advertenties naar de Redactie. Brieven die aan Tjalie Robinson gericht zijn, wor den gericht aai. hem persoonlijk, eventueel voor zien van de aantekening privé. Dit laatste moet men echter niet te gauw doen. Zaken van alge- in.en redactioneel belang kunnen gewoon aan de Redactie gericht worden. T. R. ziet namelijk alles tóch wel, maar dringende zaken kunnen direct worden afgehandeld. Sinds zijn intrede in de wereld der schrijvers staat Tjalie Robinson te boek als „de chroniqueur van de Kleine Boeng" en sinds zijn stichting van TONG-TONG ook nog als „Kampioen voor de Kleine Boeng Tegen beide „titels" heeft Tjalie altijd protest aan getekend. Niet omdat hij het niet wil zijn of uit „gepaste bescheidenheid", maar omdat deze beti telingen fout zijn. En de ontwikkelingsgang van TONG-TONG blijkt dit te bevestigen. Wat het chroniqueur-schap betreft. Inderdaad hou den de „Piekerans van een Straatslijper" en „Tjies" zich bezig met de levens van eenvoudige mensen, maar om dezelfde reden zou men dan schrijvers als Brederode, Justus van Maurik, Victor Ido, Steinbeck en Charles Dickens „Chroniqueurs van de Kleine Man" kunnen noemen. Ook al zou men het doen, het heeft geen zin. Dus heeft het qualificeren van Tjalie als chroniqueur van de Kleine Boeng geen zin. Tjalie houdt zich trouwens bezig in deze boeken met de „Mens" in de Kleine Boeng, en die zelfde Mens vinden wij terug bij de Grote Boeng. zowel in zijn groothartigheid als zijn kleinzieligheid. Nu wat het Kampioenschap betreft. De Kleine Boeng wenst geen kampioenen voor zijn groep. Hij Verschijnt de 15de en 30ste van elke maand Prijs per nummer f 0.40. Kwartaal f 2 25 Halfjaar 14.Per jaar f7. Uitgave GAMBIR Uitgeverij voor Oost en West Onder redactie van TJALIE ROBINSON Met de volle inzet van ALLE NEDER LANDERS UIT INDIË. die het Ned. volk vertellen willen hoe wij WERKELIJK teelden, en die overtuigd zijn van de nood zaak om met veel van onze, waarden het leven hier te verrijken. wenst op zijn hoogst iemand, die hem helpt als hij nu moeilijkheden heeft, maar zich bewust zijn van een maatschappelijke afhankelijkheid waarin hij constant verkeert en die nodig maakt dat er verbondenheid, verantwoordelijkheid en plicht op gebracht moeten worden, dat kan hij niet. Dat was al zo in de tijd van Dick de Hoog (die men „op een afstand vereerde", practisch willoos gehoor zaamde, maar ook „liet vallen" als men meende dat Dick iets verkeerd deed), dat zal wel zo blijven. Kampioenschap veronderstelt de aanwezigheid van een receptieve en stuwende massa, zoals b.v. in de sport, waarin een kampioen zijn categorie „om hoog trekt", omdat deze massa zich bewust is van de grote waarde van de kampioen voor haar tak van sport. De Kleine Boeng is een groep, die niet te verwe zenlijken is met b.v. de Europese Kleine Man, die zich verenigt in politieke verenigipgen of vak bonden. Hij heeft altijd een klein afgerond BBL- bestaantje geleid zonder verantwoordelijkheden, heeft ook nooit de grote waarde van het IEV be grepen. Zijn regering is zijn kampioen. Punt. Als de regering „stout" is, jammert hij. Maar een op positie maakt hij nooit. Ver in de toekomst kijkt hij nooit. Zijn enige verlangen is Grote Boeng zijn, wat voor hem betekent: veel geld hebben, netjes praten, „pangkat hebben". En als hij het eindelijk is blijkt hij vaak Klei ne Boeng gebléven te zijn, een snobje, die zijn zojuist verworven Grote Boeng-schap blijft ophan gen aan titel, geld en keurige manieren sadja. Ja. want ook onder de Grote Boengs zitten Kleine Boengs, net zoals onder (maatschappelijk) Kleine Boengs mensen zijn met een verbazingwek kende ruimheid van geest en hart (in kerkelijke kringen treft men ze veel aan). Hoe dan ook, de Kleine Boengs trekt TONG TONG niet aan, ondanks alle propaganda. Wij zijn nu op ongeveer 7.800 lezers blijven staan, die ken nelijk behoren tot de groep der Grote Boengs, die immers niet op elk slakje zout leggen, niet gauw gekrenkt bedanken, niet kleine jainmerstukjes, in zenden en op hoge toon eisen dat er direct werk van gemaakt wordt. Op de tienduizenden Indische Nederlanders is 7.800 wel een heel klein beetje en het is werkelijk de vraag of we op zo n klein aantal lezers kunnen blijven bestaan. In feite, beste lezers, is het een kopzorg waar Tjalie alleen niet uitkomt. Want TONG-TONG, dat is niet de theorie over Grote en Kleine Boeng, maar de practijk. Als blijkt dat Kleine Boeng niet kan of wil, wat doet Grote Boeng verder? T.R. BOEKEN Langs deze weg wilden we alle bekende en onbe kende gevers van boeken hartelijk bedanken voor hun spontane reacties. We kregen meteen visioenen van harde bonkarrende dames en dachten: wat zal het er netjes uitzien nu. Er was heel veel bij, waar we heel blij mee zijn. Hartelijk dank. REDACTIE.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 1