TERWILLE VAN HET KIND
REÜNIE EN CONTACT AVOND
AMSTERDAM
De Stichting TONG TONG Amsterdam geeft op
28 november a.s. een gezellige contactavond in de
Burgemeester Fockschool, aanvang 20 uur. Op
deze avond ontvangt zij haar Eregasten, de mede
werkers van het Theatre Eternite en enige vrou
welijke medewerksters uit de Vrouwenkampen.
Deze gasten zullen aan U worden voorgesteld door
Tjalie Robinson en enige van hen hebben toege
zegd U iets ten gehore te brengen van de nummers
welke zij in de diverse kampen brachten. De avond
wordt gevuld met cabaret, muziek en conferences
welke verzorgd worden door de toneel groep van
Amsterdam, terwijl contact gezocht werd met het
koor Excelsior welk koor de nieuw gecomponeer
de TONG TONG-mars van componist Adriaanv.d.
Bilt ten gehore zal komen brengen, terwijl zij
tevens een programma brengen van populaire lied
jes welke opnieuw werden getoonzet door Adriaan
v. d. Bilt. De Componist van dit lied is thans
73 jaar en dirigent van het koor dat reeds diverse
prijzen op wedstrijden wegsleepte. De Heer v. d.
Bilt komt uit Indië, het lied werd op rijm gezet
door zijn echtgenote en aan de Stichting Amster
dam TONG TONG aangeboden door beiden, met
de oprechte wens voor een veel belovende toe
komst voor alle TONG TONG S.
Kaarten a 1,50 kunt U verkrijgen aan de volgen
de adressen:
W. Wanrooy, Woutertje Pietersestraat 34, tel.
80411.
Kokkie's Winkel, Witte de Withstr. 128, tel. 89438.
Kokkies Winkel, Slotermeerlaan 125, tel. 130362
AFD. SECRETARIAAT:
Johannes Verhulststraat 107 a bv., tel. 721816.
H. J. v. d. Maal, Stadionweg 285, tel. 714854.
DE GEWETTIGDE HOND
ln 1926, op het 16de Bataljon Infantrie te Mees-
ter-Cornelis, zat er in één der brigades van de
Jannen-Compagnie (le Compie) een Indische Jon
gen, X genaamd, die spandrie was (Infanterist
le klasse)
Deze X was gehuwd en woonde achter het Batal
jon. Hij was een keurige soldaat: uniform altijd
netjes in orde en mooi gestreken, glimmende
schoenen en zijn geweer en patroontassen blonken
als een spiegel! Kortom een pracht soldaat met
een blanco strafregister. Zijn enige gebrek, zoals
toentertijd (jammer genoeg) nog bij vele sinjo s
het geval was, dat hij krom Hollands sprak en
zich niet goed kon uitdrukken. Op zekere dag vroeg
hij Compagnies-rapport aan. Toen hij voor de
Kapitein stond, vroeg deze wat voor verzoek hij
had. X antwoordde: Ja, Kapitein, ik vragen vrij
voor morgen in de vroegte.'
„Waarvoor?" was de wedervraag. „Wah Kapitein,
ik moet hond van mij wettigen! Ik niet meer
kan tegenhoud en zo lang wacht!" De Kapitein
stomverwonderd! Hij was een goede oude baas
met jarenlange tropenervaring, die door zijn man
schappen op de handen werd gedragen. Deze
X mocht hij bijzonder graag vanwege zijn zeer
correcte militaire eigenschappen en diensten.
,,Je hond wettigen? Dat heb ik nog nooit gehoord!"
X op hete kolen hoe hij het toch moest uitleggen.
Plotseling een ingeving. „Ah, ik al weten Kapitein,
kaloeng voor zijn nek!" De oude vechtjas van een
Kapitein, die licht zag dagen en met van pret
twinkelende ogen achter zijn schrijftafel zat. zei:
„Nou begrijp ik je. Je wilde dus morgen vrij heb
ben om een penning voor je hond te kopen!
„Ja itoe, Kapitein!" „Accoord," zei de oude,
„je bent morgen vrij om je hond te wettigen. "Waar
op X, stram in de houding, de Kapitein bedankte,
de militaire groet bracht, correct rechtsomkeert
maakte en met militaire pas het bureau verliet,
nageoogd door een lachende Kapitein.
W. F. VAN WIJK
Het kleine meisje zit op de trap. Het marmer voelt
koel aan door haar dunne tjelana monjet heen.
Heel haar aandacht schijnt gevangen door de re
gen. Het erf staat wel een decimeter onder het
bruine water en de dikke druppels van de dakgoot
maken daar diepe putjes in en spatten dan in een
krans van kleinere druppels uit elkaar. Ze heeft
haar sandalen uitgetrokken die naast haar staan
nat te worden. Haar magere beentjes houdt ze zo
ver mogelijk naar voren. Zou ze nog een treetje
naar beneden durven? Nee, toch maar niet. Als
Mammie haar opmerkt zal ze tóch al boos genoeg
worden dat ze hier zit, zo maar op de stenen, daar
krijg je buikpijn van, wordt gezegd, die kou trekt
op. Eigenlijk begrijpt ze het allemaal niet zo goed,
maar ze is ook nog niet zo heel groot. Ook mag
ze, om de zelfde reden, niet op blote voeten lopen
zoals de andere kinderen uit de buurt. Krijgen die
dan geen buikpijn? Schichtig kijkt ze even achter
om. Mammie zit daar en kijkt in de verte. Het is
alsof ze er zelf niet is. Zopas nog zat Paatje daar
ook met de krant, die nu op de grond ligt. Opeens
had Mammies stem de stilte verbroken: „Ik haat
EEN BLOUSE VOOR EEN KLAPPER
Mijn kostbaas in Djakarta, de heer HOORN (door
zijn kameraden kortweg „WIM genoemd) is een
typisch anak Betawie. Hij werd als zoon van de
Koster van de Haantjeskerk (Protestanse kerk met
een weerhaantje) op Pintu Besi in het jaar 1891
geboren en was in zijn jeugd ook geen zoete jongen
geweest. De jeugd blijft door alle tijden heen de
zelfde, althans wat kwajongensstreken betreft. Ik
kan me nog herinneren, dat hij me vertelde hoe hij
op een zondag, toen hij een jaar of 13 was, met de
meisjes X en zijn boezemvrienden, Otto, Jan,
Karei alias si Kalong en de jongens X, op stroop
tocht ging naar de aanplant van Liang Boe op
Sentiong. De jongens waren op de hoogte dat daar
grote ketimoens (komkommers) „voor het grijpen
lagen. De eigenaar was nergens te bespeuren zo
dat de ketimoens in weinige ogenblikken kaal wer
den geplukt. De nog groene Jtomkommers werden
in een doekje gewikkeld terwijl ook het nodige
smakelijk in de mond verdween. Het groepje ging
daarna naar de klappertuin om jonge klappers
naar beneden te halen want ze hadden allen trek
in een verfrissende dronk. Jan was de beste klim
mer; hij trok zijn badjoe tjina uit en klom als een
aap in de boom. De jongens en meisjes keken vol
spanning naar boven en gaven Jan de nodige aan
wijzingen.
„Daar Jan, achter jou „Jang itoe, Jan, boven
jou!" Wah, even, lui," schreeuwde Jan, „straks
ik vallen naar beneden".
Enkele klappers vielen met een bons naar beneden.
Opeens was er een hele consternatie. De eigenaar van
de aanplant, kennelijk opgeschrikt door het geluid
van de vallende klappers, kwam met een golok
(kapmes) in zijn vuist op het groepje af. Als een
haas ging het groepje er van door! Jan bleef in
de boom achter en moest allerlei scheldwoorden
over zijn ontbloot bovenlijf laten gaan. „Toeroen
loe!" schreeuwde de man Jan toe, maar deze bleef
rustig in de boom zitten en stak zijn tong uit ter
wijl hij nog allerlei grimassen met zijn gezicht trok
hetgeen de man daar beneden nog woedender maak
te. Ten slotte werd het een compromis, want de man
zag de badjoe tjina van Jan op de grond liggen en
brulde: „Goea ambil badjoe loe, kaloe tida maoe
toeroenHij nam inderdaad Jan's blousje weg
en droop tenslotte af, want hij had kennelijk al
kramp in zijn nek gekregen en was bang dat hij
een klapper op zijn hoofd zou krijgen.
Als een indiaan, met ontbloot bovenlijf, rende Jan
niet lang daarna naar het huis naast de Haantjes-
kerk, waar het hele groepje hem met een luid ge
juich binnenhaalde.
Van de meegebrachte komkommers werd roedjak
gemaakt met veel lombok, waardoor de moesten er
buikpijn van kregen. Jan kreeg van zijn moeder
ook nog een stevig pak slaag omdat zijn badjoe
tjina verdwenen was.
M ICO LA.
Wij plaatsen dit verhaal als een typisch voorbeeld
van dc kwajongensstreken in onze jeugd.
Redactie.
dit land. Ik haat dit klimaat, die sluipende Inlan
ders. O, God, nog tien jaar hier en dan pas kunnen
we terug".
De stem had anders geklonken dan gewoon: hoger,
zó, of Mammie direct zou gaan huilen. Paatje
had niets gezegd. Hij was opgestaan en weggegaan.
Hè, wat zou ze graag in de regen lopen, heerlijk
door die éne grote plas, die de tuin nu was. Je
kon er zo lekker in rondspringen. Maar dat mocht
niet van Mammie, die bang was voor longontste
king en dysentrie. Daar komt de baboe anak van
achteren schuiven. Met een tersluikse blik op
Njonja begint ze: „Ah, nonnie nakal betoel", maar
als ze merkt dat de njonja hoegenaamd geen no
titie van hun neemt, trekt ze het kleine meisje mee
naar achteren, waar ze genadiglijk nonnie's harte-
wens toestaat om, buiten het gezicht van de achter
galerij, in de regen rond te dansen.
En voor zit de moeder en ziet alleen maar Hol
land, Holland waar ze zo'n intens verlangen naar
heeft, dat het haast lichamelijk pijn doet.
Nu, vele jaren later, staat een niet meer zo jonge
vrouw voor het raam. De zon schijnt en de sneeuw,
die vannacht is gevallen, is nog schoon en wit. De
bomen, bedekt met een laagje rijp, zijn, volgens
de geijkte beschrijvingen, ogenverblindend mooi.
Zij ziet alleen maar de doodsheid en het eindeloze
wit. De kamer is gloeiend warm. Té warm. In ver
zet tegen dit alles heeft ze de kachel opgepookt
en er een hele kit kolen opgegooid. Stil staat ze
voor het raam en kijkt naar de heldere blauwe
vrieslucht, naar de bomen „als bezaaid met dia
manten" lacht ze schamper in zich zelf. Ze draait
zich om en zegt tegen de lege kamer: „Ik haat dit
land. Ik haat dit klimaat. O, mijn God, en nooit
kan ik meer terug". Haar stem klinkt een beetje
hoog of ze zo zal gaan huilen. Ze zwijgt. Die stem,
die woorden, waar heeft ze die meer gehoord?
Zoekend, terugkijkend, ziet ze weer dat kleine
meisje op de stoep met de beentjes in de regen.
Dat was zij toch immers en die stem was van haar
moeder, zo lang geleden. Had haar moeder, die
stille verbitterde vrouw, dan ook heimwee gekend,
heimwee, die haast lichamelijk pijn doet, die je in
verzet doet komen tegen alles en iedereen? „Heim
wee naar dit?" denkt ze verbijsterd.
De kamerdeur wordt opengegooid. „O, Mam het
is hier om te stikken". Met een paar schitterende
donkere ogen, een blos op de wangen staat haar
dochter daar, een paar schaatsen nog bengelend
op de rug. De vrolijke stem gaat verder. „Het was
knóts op de ijsbaan. En het gaat al zo lekker Ze
hoort het niet bewust. Zou haar kind eens zo
staan als zij nu, als haar moeder toen? Die jongen
waar ze veel mee optrekt en die naar Brazilië wil
en zal? Een lange reeks van moeder en dochter,
dochter en moeder trekt aan haar voorbij. Ze moet
deze keten verbreken, nü. Dit kind mag niet ver
moeden dit heimwee van haar. „Wat heb je
Mam?" dringt tot haar door. Ze lacht een beetje
en zegt: „Zou ik al te oud zijn om nu nog schaat
sen te leren rijden?"
MARGUERITE.
/jam
PA EN ZIJN KINDEREN.
Harrietje de Boer, echt brutaal. Hij djaloe inij om
niks, zei Tikoes, en ik die patak mijn kop tot ik
sienting.
's Avonds in donker een schoen van wraak vloog
richting Harry de Boer. Het daverde op zijn kop.
Adoe ik word vermoord, schreeuwde hij.
Voor straf allemaal voor de bedden. Gelukkig geen
vingerafdrukken op de schoen.
Toen na een tijdje „Tikoes" en „Katok gepakt.
Echt verraden door Judas. De kop van Harrietje
echt mooi gepolijst met een zichtbare bendollan
er op.
Beide jongens onder zijn geleide naar Pa.
Pa echt boos, vroeg: „Waarom deden jullie dat?"
„Ja Pa," zei Tikoes, „wij willen graag de uitwer
king van uw zondagsschoollessen zien. U toch
zeggen: „Alles wat van boven komt is heilig