I
Tjalie toch De „Chroniquer van de Klein Bung"
2
Ja! ja
abonnementen op, zoals Margriet, Revue, e.a. maar
TONG-TONG teroesü!
S. A. CEULEERS.
't Zou zeer jammer zijn indien U verplicht zou
worden TONG-TONG stop te zetten en hoop dan
ook dat U een weg kunt vinden om dit zo nuttige
en aardige blad verder uit te geven.
E. DE PREZ.
Geen flauwe kul met ons aller TONG-TONG, na
tuurlijk moet U doorzetten. 7.800 trouwe èn dank
bare lezers zullen er toch wel een extra centje
voor over hebben?! Lijkt me sterk van niet zeg,
dus POEKOEL TEROESÜ!! Ik ben bereid voor
het komende jaar (1960) een extra bedrag van
5.- ineens op Uw giro te storten. Ende des-
pereert niet Er zal nu iets groots in Holland
gepleegd worden: Opbloei van TONG-TONG!!!!
Het beste toegewenst.
VAN WEERDEN.
Ik hoop dat het nooit zover zal komen dat we zou
den moeten schrijven: ,,In Memoriam TONG
TONG. Doodgegaan wegens bloedarmoede!
F. F. H.
Ik ben vrijwel overal geweest om eens te weten te
komen waarom onze aandacht voor alles wat .In
disch" is zo adembenemend aan het verslappen is
naarmate de tijd voortschrijdt en ben tot de volgen
de conclusie gekomen:
Het geld (abonnementsgeld, bijdragen, enz.) speelt
heus geen noemenswaardige rol, vanwaar anders
die glanzende brommers (ƒ700), t.v. toestellen
(ƒ900.tot ƒ1200.radio's (steeds moderner
300.- tot ƒ600. -), bandrecorders, pick-ups,
platen, voetbalpools (alle kolommen ingevuld) en
zovoort, enzovoort!
Geen mens kan mij wijs maken dat bovenstaande
dingen essentieel zijn voor ons bestaan in Neder
land, en van de andere kant ben ik ook niet
zo ,,rot" om deze luxe verwerpelijk of onzinnig te
noemen. Deze opsomming is enkel een bewijs van
mijn conclusie dat geld geen grote rol speelt.
Dit leven, zoals de meesten van ons gedoemd zijn
hier te leven, vermoordt onze principes, onze aan
hankelijkheid jegens elkaar en vernietigt tevens de
grootste troef en kracht van ieder mens: volledig je
zelf zijn. Het milieu maakt alles uit.
Neen Tjalie, de schuld ligt niet voor 100 aan ons.
maar voor 95 aan de omstandigheid, de wijze
waarop wij ons hier moeten gedragen. Het klei-
na aantal boeng-lons tel ik niet mee.
BENNY L.
Wat die omstandigheid betreft tenslotte, misschien
zou die after all het best geschreven kunnen wor
den in een tweede vers bij de opmerking van Hugo:
Old Sinjo's never die
They just A.O.W
Laat ik maar met de deur in huis vallen: ik ben
verantwoordelijk voor de aanduiding „chroniqueur
van de kleine Bung": ik heb Tjalie in TONG
TONG (al heette het toen nog Onze Brug) voor
't eerst zo genoemd. En nog altijd, geloof ik,
zonder dat ik „fout" of „onjuist" ben geweest. Ik
heb de aanduiding gebruikt voor de schrijver Tjalie
Robinson/Vincent Mahieu, op grond van zijn werk,
van de Piekerans en Tjies, die zich naar de
eigen woorden van Tjalie „bezig houden met de
levens van eenvoudige mensenmensen uit een so
ciale laag van de Indo-Europese samenleving,
waartoe ik de kleine bungs reken. „Grote bung
en „Kleine bung" zijn sociale aanduidingen, géén
individuele en géén psychologische. We mogen er
vooral geen „gevoelens" of waardeoordelen aan
verbinden!
Natuurlijk houdt Tjalie zich als schrijver met „de
Mens" bezig en natuurlijk schuilt de „Mens zowel
in de grote als in de kleine bung, maar als sociale
groep heeft de kleine bung een andere gedragspa
troon dan de grote bung; dat kan eenvoudig niet
anders.
Het hele betoog van Tjalie en zijn ervaringen met
TONG-Tong doen niets anders dan dit bevesti
gen! Natuurlijk schuilt in de grote bung, een klei
ne bung en natuurlijk kunnen kleine bungs een
„verbazingwekkende ruimheid van hart en geest
hebben"; ik ben het er allemaal mee eens, ik be
grijp alleen niet wat het er toe doet en hoe het be
toog van Tjalie kan dienen om de „fout" in mijn
karakteristiek aan te wijzen.
In het werk van Tjalie vinden we allereerst de
kleine bung uitgebeeld dat staat vast met
weemoed, met sympathie, met begrip, met een
typisch gevoel voor diens eigenaardigheden, zoals
bij geen andere Indische schrijver of schrijfster. Hij
moet zelf iets van de kleine bung in zich heb
ben en tegelijk méér zijn; anders zou hij niet over
hem kunnen schrijven. Alleen Tjalie is van ons al
len al$ schrijver in staat een verhaal over kleine
bungs te schrijven als het meesterlijke De Pagger.
Met deze simpele geschiedenis uit Tjies wordt de
kleine bung in zijn „wezen" getroffen, in zijn psy
chologie, zo men wil. En waarom mag ik dan Tja
lie niet de kroniekschrijver van de kleine bung
noemen? Ik ben zo eigenwijs het teblijven doen,
al vindt Tjalie misschien dat ik een „kepala batu
heb.
E. BRETON DE NIJS.
De schrijver van „Vergeelde Portretten" wordt op
recht gefeliciteerd met zijn „kepala batoe", want
koppigheid is zo niet de enige, dan toch zeker
de hoogste menselijke deugd. Overigens praten we
misschien langs elkaar heen (en daar ben ik zelf
hoofdzakelijk schuldig aan): ik ben bang dat het
„tjap" Kleine Boeng te gemakkelijk gebruikt wordt
om (deels ook verouderde) sociale barrières te hand
haven. Net zoals men wel kan zeggen: „Die vent
zit achter de tralies: hij is een boef", maar als je
met hem kennis maakt ontdekt, dat het iemand is
die het slachtoffer is geweest van sociale struc-
tuurfouten (Gandhi, Nehru zaten eens ook achter
tralies!)
Ook zeg ik dat een Grote Boeng hoort te weten
wat „Noblesse Oblige" betekent en zijn verant
woordelijkheid aanvaardt tegenover de Kleine Boeng.
Doet hij dat niet, ondanks zijn hoge pangkat of
rijkheid, dan is hij een sociaal misplaatste Kleine
Boeng.
Uit ervaring weet ik dat het kampioenschap voor
de Kleine Boeng mij achter een bepaald hek zet.
dat toenadering tot Grote Boengs en beter begrip
van de Kleine Boengs dwars zit. Dan gaat dus de
acceptering van een sociaal verschil het psycholo
gische verschil (dat niet bestaat) verscherpen. Ook
in Nederlandse kringen gaat men onderscheid ma
ken tussen „zielepoten van Budel" en „zeerovers
van Bloemendaal en Wassenaar". Dit is allemaal
erg belemmerend voor de ontwikkeling van TONG
TONG als blad van die merkwaardige en mij ui
terst sympathieke orang, die vier en een halve
eeuw lang eerst als Kandjeng Besar en dan als
uitgestotene geleefd heeft onder het Zuiderkruis,
blank of bruin, hoog of laag.
Voor mij is er geen verschil tussen Groot en
Klein. Ik heb mijn meeste vrienden onder groot en
„zelfs" onder Blank. Zij verstaan mij; ik versta
hen. Maar er is een heel grote groep (vaag aan
geduid en sociaal afgescheiden als Kleine Boeng)
die wij niet verstaan en niet kennen. Voor onze
zelfkennis, voor een beter begrip in onze wonder
lijke en machtige historie is het nodig, dat wij ook
de eenvoudige mensen beter gaan begrijpen. Ik heb
als „pientere jongen" altijd de druk van „Groot
gevoeld om mij van „Klein" te distanciëren. Dat
heb ik als kleine jongen vertikt (en daarvoor vele,
vele tikken gekregen) en nog steeds gaat mijn hart
de kant uit van ..Klein". Dat doe ik niet met op
zet. Onbewust vul ik een lacune; meer niet. Het
is alsof Grote Boeng mij gevraagd heeft: Tjalie, ga
de straat op en vertel mij, hoe de mensen daar
leven. Wel, dat doe ik. Ik heb dus op straat ge
leefd. maar ook in rijke ambtswoningen, ik heb
eerste klasse KPM gereisd, maar ook als dekpas
sagier. Waar hoor ik thuis? Nergens. Er is een he
melsbreed verschil tussen mij en Victor Ido („De
Paupers") en wie dat verschil begrijpt, weet ook
waarom ik protest aanteken tegen het Chroniqueur
schap of Kampioenschap van de Kleine Boeng.
Ergens ben ik het natuurlijk toch, maar alsje
blieft Breton de Nijs, wil je het vergeten? Was-
salam!
TJALIE ROBINSON.
Hier hebben we een paar foto's van een paar groepjes gasten van de reünie van oud-Algemene Secretarissen in „De Witte in Den Haag. U herkent V-In.r.
de heren Jhr. mr. O. E. W. Six, AL van Loon. A. Bagchus. J. Hardeman. P. Scheffer, T. E. H. Arriëns en rechts 2de v.l. de heer Peekema en rechts de
heer Bezemer (salvis titulis). We zouden graag meer foto's afgedrukt hebben als we er het geld voor hadden. En we zouden ook graag meer namen opgeschre
ven hebben als de heren ze zelf allemaal nog hadden kunnen herinneren.... Twee namen (en jammer dat de dragers ervan hier met op staan) herinneren
we ons allemaal natuurlijk nog wel. Ch. J. I. AL Weiter en „Piet" Gerkc. We hopen dat er nog vele rapats mogen komen van deze brilhante garde van dat
oude dierbare Algemene Secretarie, dat „administratieve centrale zenuwstelsel" van Indië, dat als mooiste eigenschappen in zijn devies mocht voeren:
Onkreukbaarheid. Betrouwbaarheid, Verantwoordelijkheid.