Een Indische jongen op een Hollandse Tram
3
O
AAN HET WOORD
In dit nummer Tjalie te veel aan het woord?
Neen, het zijn de samengevatte meningen
van vele honderden van onze lezers, onder
de letters T.R. Lees. Ja of nee?
Maar 's avonds de intieme, vriendelijke, eenvoudige gezinskring weer. De fijne bruine kindervingertjes,
de donkere ogen, waarin onuitwisbaar weerspiegeld de nachthemel van voorheen. En toch allemaal:
de blik vooruit. Selamat djalan, kleine garde! (Foto: POSTMA)
Niet de vaste werkuren van de ambtenaar of de
fabrieksarbeider, maar de wisselende werktijden
van een conducteur. Vaak 's morgens héél vroeg
de deur uit en in elk hondenweer, maar het is een
interessant beroep, de werkvoorzieningen zijn uit
stekend (24 vrije dagen per jaar) en je staat mid
den in het open leven. Foto: POSTMA)
Dat elk leven in elke maatschappij ladders heeft,
waarlangs men opgaat naar eigen verdiensten, en
dat het beginnen op een lage sport van een ladder
niet betekent laag te zijn.
Villanueva heeft een solide stap gezet op één van die
lage sporten. De zelfverzekerde wijze waarop hij dat
doet, geeft ons de overtuiging dat hij een goed le
ven tegemoet gaat, waar ook ter wereld. In deze
zin is hij een uitstekend voorbeeld van de goede
Indische jongen. Wij wensen hem en zijn gezin veel
succes toe in het leven.
T. R.
CATECHESATIE IN DE OEDIK
Een kotta ergens in de Oosthoek op Java, vlak na
de eerste wereldoorlog. In die kotta een H.I.S.
Kent U ze nog? De Hollands-Inlandse-Scholen in
de twintiger jaren? Enfin
In de hogere klassen werd één lesuur per week cate-
chesatie gegeven. De koster (Dominéé was ziek)
gaf vervangles en vertelde van Noach en de Ark.
Toen hij aan het gedeelte kwam dat Noach van alle
Dieren des Velds en van alle Vogelen des Hemels en
stel aan boord nam, kwam er critiek van één der
achterste banken: ,,Loh! Hoe die kén dese?" „Dat
kan toch wel", zei de koster, „van alle dieren en vo
gels nam hij een mannetje en een wijfje mee." „Ik
heloof niet! Massak hij weet!" klonk de ongelo
vige stem. „Dat is toch niet moeilijk, kereltje. Jij
weet toch ook wel of je met een reu of een teef hebt
te maken, zo ook of je een zeug of een beer voor je
hebt dan wel een hengst of een merrie?" „Ja nir!
Als fan paard mèmang makklek, als fan muskiet
hoe? Ajo!" Gordijn
PETfOEK.
„JAVA: DROOM EN HERINNERING"
Zojuist is een boekje verschenen van Hein Buiten
weg (de bekende schrijver van Omong kosong).
Het heet „Java: droom en herinnering" en is uit
gegeven door Servire. Hiervoor verwijzen we U
naar de advertentie in ons blad.
Op het boekje zelf komen we nog nader terug in
de redactionele kolommen van TONG TONG.
REDACTIE.
„Wij hebben gedacht over emigratie en we dénken er nóg over maar wat doe je in het nieuwe
land? Elk baantje aannemen dat je krijgen kunt, immers? Ik dacht: waarom niet meteen hier in
Holland zo begonnen? Hoe eerder je je leert instellen op nieuwe levenswijzen, hoe wijder je mogelijk
heden later."
Het is een bijna professorale uitspraak over assimi
latie, maar de man uit wiens mond we dit hoorden,
is maar een eenvoudige Indische jongen („Ik heb
maar sekolah djongkok, meneer!") en hij werkt
nu als conducteur bij de Amsterdamse tram. Je
zou zo denken: iemand die zó ver vooruitkijkt, zegt
natuurlijk óók: breken met het verleden. Maar niets
is minder waar. Hij kijkt vaak en met het grootste
plezier naar Indië terug. En uit die herinneringen
put hij het optimisme voor heden en toekomst.
De man heet W.V.L. Villanueva en Indo's met
zo n naam kunnen verbazend ver in de historie te
rugkijken. Met dragers van zulke namen als Calbo,
da Cunha, de Rozario, Rodrigues behoren zij tot
Spaanse en Portugese voorgeslachten, die al in In
dië waren lang voordat de Hollanders er kwamen.
Je zou ze mestiezen „pur sang" kunnen noemen.
Ze hebben een kalme zelfverzekerdheid en trots,
die staat buiten maatschappelijke positie. Mensen
van dit type hebben we in Spanje ook voor de
ossenkar zien lopen of als schoenpoetser met een
waardigheid, waar je van verbaasd staat. Zulke
mensen schijnen geen systeem van democratische
rechten voor bescherming van de kleine man nodig
te hebben. Omdat ze het nooit zijn kunnen.
Als je Villanueva op de Amsterdamse tram (dat
volksvehikel per excellence!) ziet staan met z'n smal
profiel, z'n fijne snorretje, dat correct gedragen uni
form en toch in alle opzichten een consciëntieus
en vriendelijk conducteur, dan pas weet je wat assi
milatie is, na al het gezwets of academisch gerede
neer erover. En misschien denk je ook: „Nee, deze
man zie je vroeger of later onder de tropenzon te
rug." Maar je weet ook: niet als jammerend toegangs-
vragertje, maar als zelfbewust maker van zijn eigen
leven.
Villanueva is dertig jaar en reken maar even terug,
hij is dus „oorlogsslachtoffer". Nauwelijks de „se-
kola djongkok" af en ,Jiabis perkara" met alle stu
die. In ruil ervoor interneringskampen, ber iap ijd,
En daarna? Zonder enige bekwaamheid is er maar
één uitweg: dienen bij het KNIL, als hulpmonteur,
chauffeur, om zo te proberen al werkende tóch nog
wat te worden. Nog wat te worden in een maatschap
pij die om hem heen ineen stort, want kort daarna
komt de overdracht en staat Villanueva verlatener
op straat dan welke andere Nederlander in zijn
vaderland ook, want hij kan niet bewijzen dat hij
Nederlander is en dus is hij „automatisch" warga
negara.
Nou ja, in het begin, het leek er wel op of het toch
allemaal wel goed zou worden, maar toen de maat
schappij meer en meer verslechterde, moest er ge
vochten worden om weg te komen. Niet minder
dan vier jaar achtereen heeft Villanueva gereques-
treerd om zijn Nederlanderschap terug te krijgen en
eindelijk in 1957, was het gelukt en kon hij weg.
En dan hier in Holland? Weer een voortzetting van
het oude leven? Dus voor de Indischman óf het kan
toor óf de bèngkèl? Villanueva heeft het korte tijd
bij Fokker geprobeerd, maar de andere maatschap
pelijke mogelijkheden bleven trekken. Tenslotte
heeft hij dit beroep gekozen (en hij hoopt via deze
étappe gauw bij het buschauffeurschap te komen).
Hij verdient zo n honderd gulden in de week en heeft
uitstekende voorzieningen, maar wat meer zegt: hij
vindt dit werk interessant. Een vlotte omgang met
collega's, geen moeilijkheden met het publiek. Hij
bestudeert zijn passagiers en luistert naar hun ver
halen. Leven is leren; hoe ruimer je je leerschool
des-levens maakt, hoe waardevoller je leven.
Villanueva is hoofd van een gezin, vrouw en vier
kinderen. Met de gezondheid van mevrouw is het
niet zo best, toen al in Indië niet; de kou kan ze
maar moeilijk accepteren en ze hoopt eens te kunnen
leven in een milder klimaat. Maar daar is ze eigen
lijk ook een echt Indisch meisje voor, uit een heel
bijzonder geslacht. De naam van dit geslacht stond
in het artikel „Doekoen Djawa" (TONG-TONG
no. 8) nog vermeld als een bijzondere naam, al
stond het in „Doekoen Djawa" fout geschreven. Het
moet namelijk Coolen zijn met een C.
De Coolens behoorden tot de eerste protestanten, die
zich in het Ngoro'se (Noord-oost Kediri) vestigden
en onder de bevolking daar hun geloof verbreidden.
Nog steeds is Ngoro een christelijke kolonie in de
Javaanse Mohamedaanse wereld. De Coolens waren
grondbezitters (het kerkhofje van Ngoro is familie
bezit). Met enkele andere geslachten leefden zij in
een nauw contact met de bevolking (zij huwden met
Javaanse en Toebanese vrouwen) en stichtten een
merkwaardige kolonie van grote goodwill en eerlijk
gedeelde culturele en sociale waarden.
De vader van mevrouw Villanueva-Coolen zit nu
in Hollandia waar hij een autobedrijf heeft, dat hij
met enorme wilskracht zelf heeft opgebouwd, een
zuster van Villanueva zit ook in Nw. Guinea, een
broer in Suriname. Wie weet hoevelen uit deze
beide families nog overal heen zullen emigreren?
Maar het is goed bloed en ze zullen overal wel een
bestaan kunnen maken.
In m'n eerste gesprek met Villanueva op de tram zei
hij: „Weet U nog hoe we vroeger dachten over de
„toekang sodok trèm", meneer?" Hij zei het met een
olijke schittering in de ogen, zonder enige schaamte
of rancune. Ik dacht aan de tijd toen wij allemaal op
groeiden als Toewantjes en Njonjaatjes met maar
één doel: ook Hollander, dus Toewan Besar, te
zijn. Hier zien wij hoe het wemelt van de Hollandse
„toekang-sodok-trems", ook in Frankrijk, in Span
je, in Amerika. Voor sommigen onzer daagt ein
delijk het besef, dat het zichzelf zijn de hoogste
bestemming is van het leven, niet het „duplicaatje-
schap".