KERSTMIS 1944
11
De Kerstavond was mooimaar hij was perfect als je de middag ervóór nog een goeie voetbalwedstrijd
had kunnen zien. Nou, dat kón vroeger. Die kersttournooien, die waren werkelijk subliem en tussen
het nieuwjaarsvuurwerk hoor je nóg de donderende schoten van zulke Hercules-kanonnen als (staande)
Piepie Geertsema, Olive, van Polanen Petel, Mantiel Bodegraven, Musch, Vogelsang, Wolf, Heuer,
Davies sr. (en zittende) Tjoh Davies, „Djodjie' Galstaun en Kooymans. 43 jaar geleden en toch „nog
pas gisteren"!
TJIDENG KAMP BATAVIA
ALS KINDEREN BEGINNEN TE DENKEN
Voor Sint Nicolaas en de kerstdagen placht ik op
Bandjarmasin steeds speelgoed en cadeautjes te
betrekken uit Djakarta. Door de Irian-Barat-actie
en de K.P.M.-affaire kwam mijn bestelling niet op
tijd aan. Om mijn kinderen niet erg teleur te stel
len kocht ik ter plaatse maar wat speelgoed, op
dat Sinterklaas mijn kinderen toch zou bedenken.
Toen na het Sinterklaasfeest in de soos mijn kin
deren thuiskwamen, stak mijn oudste zoon van 9
jaar zijn ongenoegen niet onder stoelen of banken.
Hij vond Sinterklaas maar een stommeling, die niet
kon lezen of zoals hij het uitdrukte: „hij doet
maar raak".
Ik troostte hem door te zeggen, dat Sinterklaas
misschien zijn verlanglijstje nog niet had kunnen af
werken: immers, daar zijn millioenen verlangens.
Dan moest de goede man maar overwerk maken,
vond mijn zoontje, want als papa niet klaar
komt doet hij het ook.
Ik brak dit gesprek maar af door te zeggen: „Nu
ja, Sinterklaas zal via het kerstmannetje jouw ver
langlijst heus wel nakomen". Intussen was het be
stelde aangekomen en ik had besloten één en ander
maar aan de kerstboom te hangen.
Toen het Kerstmis was, waren mijn kinderen ver
rukt, want alle wensen waren vervuld, ook de bij
Sinterklaas ingediende lijsten waren prompt uitge
voerd. Mijn zoontje bekeek de tractor, die hij van
de boom had afgehaald nauwkeurig, woog het in
zijn hand en ging naar zijn kamer toe om de
kraanwagen die hij van Sinterklaas gekregen had
nogmaals te onderzoeken. Plotseling zei hij tegen
me: ,,Er komt nooit meer oorlog, hé pap!" Ik
keek wel verwonderd en vroeg: „Hoe kom je daar
zo opeens aan".
„Kijk maar, hier op mijn tractor staat U.S.A. en
op de kraanwagen U.S.S.R. en beiden zijn ze
zwaar. Amerika en Rusland zijn even sterk, ze
moeten dus vrienden zijn, vraag het maar aan
Sinterklaas en het Kerstmannetje of ik geen gelijk
heb". „Ja", zei ik wat afwezig.
BRAM BLAAST RAT
Omstreeks de eeuwwisseling kon men op een gou
vernementskantoor geplaatst worden, als men maar
het Klein Ambtenaars Examen had afgelegd. Veel
oudere jongens, die op verafgelegen plaatsen woon
den en nooit school hadden gegaan, studeerden
ijverig voor dat examen, dat ongeveer gelijk stond
met dat van eind Lagere School. Nochtans waren
vele examinandi in het trotse bezit van een for
midabele Kaiser Wilhelmknevel. Eén ervan was
Bram L., die de bijnaam droeg „Toekang Soempit",
omdat hij een blekok met zijn soempiet in de vlucht
kon neerhalen. Die jongelui met blaasroer en buks
lieten zich niet zo gauw uit het veld slaan en
toen Bram gevraagd werd, wat het verschil was
tussen rad en rat, antwoordde hij vaardig: „Mak
kelek die nir. Als de rad met d njang so nir
(maakt met de hand een draaiende beweging). Als
rat met t nir, njang so (laat z'n vingers over de
tafel kruipen). En het strekt tot eer aan de examina
toren van die tijd: Bram slaagde.
BOONG INDRI.
Ik lag in het ziekenhuis dat ingericht was in de
school aan de Tjitaroemlaan. We lagen met z'n
achten op een zaal. Over het algemeen waren we
nogal opgewekt en hoopvol, maar deze dag was de
stemming wat mineur. Alweer Kerstmis achter de
kawat, de derde.
Om een uur of 11 's morgens kwam een dame,
ex zaalgenote, binnen met een mand met groene
takken en begon de kamer te versieren. De Jappen
hadden toegestaan dat we Kerstmis vierden, zei ze.
We kregen allemaal een cadeautje: een met rood
omboord stukje tikar, voorzien van een lusje, om
ons glas of kopje tegen vliegen af te dekken,
's Middags op het bezoekuur kregen de meesten
van ons van een vriendin nog een kleinigheid (we
wisten toen van niets iets te maken). Ik kreeg een
leeswijzer van wol, die ik nu nog gebruik. De ka
mer zag er feestelijk uit en door het bezoek waren
we in een wat betere stemming gekomen, maar
toen de bezoekers weg waren en het „avondeten"
op was, zakte de stemming weer en lagen we maar
wat te praten en te wachten tot om 9 uur de lichten
zouden worden uitgedraaid. En toen, opeens, klonk
orgelmuziek. We keken verrast op. Er stond een
orgel op de dodenkamer, waarop een psalm mocht
worden gespeeld als een van ons de strijd had op
gegeven en werd uitgedragen, maar dit gebeurde
toch alleen 's morgens, bijna dagelijks, maar nu was
het avond.
Eerst wat gepreludeer en toen: „Stille Nacht Hei
lige Nacht". Hier en daar begon iemand mee te
zingen, anderen volgden en ten slotte klonken door
het hele ziekenhuis de bekende Kerstliederen en ten
slotte het „Ere zij God". Het klonk niet erg zuiver,
maar dat hinderde niet. In onze oren was het prach
tig, er bleef geen oog droog.
Toen de muziek ophield kwam de zaalzuster bin
nen met een blad met voor ieder een schoteltje
pudding met chocolade saus, daarna kregen we
een kopje koffie met watermelk en een kleine
overrijpe pisang. Wat een tractatie. We aten de
pudding met een theelepeltje om het zolang moge
lijk te laten duren. De koffie en pisang bleken een
afgebedelde tractatie van de Jap te zijn. De pud
ding was gemaakt van „Hoen-Kwee"-meel en deze
en de chocolade poeder waren afkomstig, vertelde
men ons, van een voorraad verzameld door de
hoofdzuster, toen het kamp nog niet hermetisch ge
sloten was en misschien gesmokkeld over de gedèk.
Deze voorraad werd alleen in zeer bijzondere geval
len aangesproken.
Toen het lekkers op was las de zaalzuster ons een
Kerstverhaal voor en daarna baden we tezamen
het „Onze Vader". Toen werden de lichten uit
gedraaid en gingen we slapen. De dag die zo glans
loos begonnen was, was toch mooi geworden. Nooit
heeft een Kerstfeest op mij zo'n indruk gemaakt
als dat, gelukkig laatste, in het kamp.
M. u. L.-W.
JAARGETIJDEN
Schooljuffrouw: „Vertel eens Karei, hoe vind je
het weer in Holland?"
Karei: „Koud juffrouw".
J.: „Koud is het toch niet altijd. Noem eens de
jaargetijden?"
K.: „Winter, strenge Winter, Lange Winter, zach
te Winter.