IF 1958-1959 34 13 INDISCHE SPREEKWOORDEN De beste stuurlui verdienen het meest. Na regen komt modder. Na gedane arbeid lekker pidjitten. Als drahen aap de gouden ring wèh dat ding. Wie het laatst lacht beslist ompong. De appel valt niet ver van de boom alleen als ister tjodot valt erg ver. Wie een kuil graaft voor een ander wordt moe Een gegeven paard niet in de bek zien want stink. (Uit verschillende bronnen) (Sommige hebben zelfs een nieuwe betekenis ge kregen, b.v. van de aap en de gouden ring: hoge waarden zijn verspild aan die het niet waard zijn). INDISCHE ANTI-CLIMAXEN HARAM Op een zondag waren wij in Banjoebiroe (bij Pa- soeroean) om te zwemmen. De jongens waren te middernacht vertrokken en waren er om acht uur 's morgens. De meisjes kwamen later per dogcar. OUDE N A AM-ASSIMILATIES Het hoofd van de Afdelingsbank te Ponorogo heet te destijds (pl.m. 1920) Toussaint. Deze naam, door de bevolking uitgesproken „Toengsèn" werd al gauw verbasterd tot „Teloengsèn" (drie cent). Te Salatiga was de naam Hamar de la Brethonière zeer bekend. Brieven, waarop slechts naam en plaatsnaam, dus geen nader adres vermeld wa ren, werden steeds keurig netjes door de post be zorgd. Het gebeurde echter dat er een nieuwe postbode deze naam niet kende, en aan de chef vroeg: „waar moet deze brief bezorgd worden?" De chef las hardop: Hamar de la Brethonière" en vroeg toen verbaasd: ,,Weet je dat niet eens? Die woont Hij schreef de straatnaam op het adres, zonder vermelding van het huisnummer. Toen de postbode, in die straat aangekomen merk te, dat er geen huisnummer op het adres was ge zet, schoot een dame aan en vroeg: „Njonja, di ma- na roemah-nja toean Amar-di-labrak-monjet?" (Amar die pakslaag van aap kreeg). EMILIE INTVELD. (Als de telefoon kapot is) „De wonderen der mo derne techniek pajèèè!" (Dame, kijkend naar stoeiende kinderen bij een pomp): „Kinderen en water... al dèh.' „De moderne binnenhuis-architectuur is inder daad ning-nong!" „Wie vraag ik U, wie zorgt er voor de kleine Boengs?! ja wie". „Olie meneer, olie is de steunpilaar waar de mo derne maatschappij van afhangt". „Het geheim van de samenstelling van smakelijke en voedzame spijzen berust bij de bibih-petjil BEETJE LOEPOET Op Samarinda komt 's morgens de klerk P. met een glunder gezicht binnen bij de controleur: Mijnheer, vraag excuus, mijn vrouw zij vanmorgen bevallen, ik vraah vrij vandaah. Controleur feliciteert en zegt: En, wat is het? Mannetje, 'neer! Tijdje later vraagt de controleur belangstellend: En hoe gaat het nu met de voeding van je kind? Wah, 'neer, krijh Gollandse opvoeding, krijh blik- melk! DE TRAPPEN Het is een ouwe mop van het huis van Oom Jop: „Waddoeh mijn chuis! Fan foor lek, fan binnen lekker, van ahter lekkerder, ahterste-nja de lek kerste." Van „Kadal" hoorden we ook een leuke: Monteur, belast met controle accu's vliegmotoren, schrijft in zijn rapport: 12 april, accu no... zwak 13 april, accu no zwaak 15 april, accu no... zwaaaak HUISHOUDEN VAN JAN BATOE Moeder: „Waar is toch de schaar?! Oma: „O hier, in de keuken!" Moeder: „Waarom daar?! Oma: „Voor knippen tahoe In de keuken: „Hie is de koffiekan de melk kan de oliekan de oelekan HAPPY ENDING Recruut die graag promotie wil maken door het gebruik van mooie woorden (al blijven de d's jam merlijk dik), komt ademloos bij de kapitein verslag uitbrengen van een gesprongen leiding achter in de tangsi: „Kapitein! Naar aanleiding van de waterleiding is de mededeling dat de waterleiding is is djeblós!" ACHTERSTE KIES Baboe Krol is door haar huwelijk met koporaal Bot „meproo" geworden en leert ijverig de Neder landse taal. Wat ze niet goed zeggen kan, dat lacht ze maar, met een mooie parelende lach. Zegt een meneer eens bewonderend: „Wat een mooi gebit heeft U, mevrouw!" Zegt mevrouw Bot: „Ha-a ja meneer, alleen in mijn achterste is een gaatje." Maar helaas waren anderen ons toch reeds voor. Een tiental Arabieren spartelde in het blauwe nat en maakte geen aanstalten om op te breken. Reeds waren de meisjes in driedubbele zwempakken ge stoken, Hoe lang zouden we nog moeten wachten? Tjoh ging aan de overkant bij de Arabieren verveeld een boterham eten. Aan de rand van de bak. Hij at zó slordig dat er een stukje opsnit in de bak viel. Even later braken de Arabieren plot seling óp. Waarom opeens zo vlug? Pas toen we onze eerste duik genomen hadden zagen we, wat de Arabieren veel eerder hadden gezien: een sneet je ham! OLLY. BABOES EN NAMEN Onze baboes die zo vaak boodschappen moesten doen bij bevriende families hadden altijd zo hun eigen uitspraak van al die namen. Zo werd Casem- broot „kesemprot", Cochlovius „Loepioes", Char- pentier „sekarpatjé", de Carrière „dari kalèr" en Keasberry „kebiri", Sommige namen kregen een gemoedelijk tintje, zoals Doorschodt „dojot" of Schreuders „tjeuttjeuk" (de combinatie rsch of schr is té moeilijk) of Lorié „lontjèr. Een andere meneer, die ook een onuitsprekelijke naam had, maar op zijn naamboord als voorletters voer de A.W.W. werd Toean „Awèwè (Soend, voor vrouw) genoemd. NOG EEN GOEDE! In uw laatste blad las ik de verbastering van de naam Bruin Kops tot Bengkok. Ik weet er nog één: in de tijd dat de gouverneur Pijnacker Hordijk in Buitenzorg resideerde, sprak mijn djongos altijd van goebernoer „Pranakan Oedik", tot grote hilari teit van het hele gezin. E. EARLE PURVIS DE RUISENDE BABOES We hebben zo zoetjes aan al heel wat naamsver basteringen van baboes aangehoord uit het land van de ruisende tjemara's. Maar dat ook Europea nen er wel eens naast konden zijn, bewijst die ro mantische zinsnede in een novelle van Willy Cor- sari, waarin zij spreekt van ,,de wind die waait door de tjelana's

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 13