KALKOEN, GANS, EEND OF KIP 20 GEBED HENRY TURPI]N. MIJMERING Koken kan men een mens leren, Wild braden is een gave. Mijn gebed moet zijn als een middag van idylliek als een doodstille middag onder de tropenzon. Mijn gebed moet zijn als het gefluister van de bamboe over het water als het schreeuwen van de vogels in de klapperbomen. Mijn gebed moet zijn als het silhouet van de bergen tegen de hemel met witte wolken als de oneindige groengele massa der rijstvelden, als de, als de dromerige weedeom van een middag in het land ver over de einder. Er is wel veel veranderd sinds als kleuter ik in het zonnig Indië naar de lichtjes van de kerstboom Nu zit ik bij de kachel met hetzelfde kerstverhaal, of onder andere tropenzon, in een vaak andere streek. Straks wordt het Oud en Nieuw. „Veel heil en zegen klinkt in Drachten, Pasadena of op Sorong Doom, Geen mertjon meer, maar heel diep weggestopt een vleugje heimwee naar een nu vervlogen droom. Waar een wit strand, waar bruine kinderen witte schelpjes zoeken, Of naar een donker bos, waar vochtig mos aan stammen kleeft, En qroeniq blauwe bergen zich spiegelen in heldere meertjes terwijl daarboven traag de boeroeng lêlang zweeft. Maar waar of ik de drempel van dit 1960 zal over gaan, Dichtbij of ver hiervan, ik zal niet eenzaam zijn, omdat ik mij verbonden weet met duizendtallen die net als ik, ook eens ,,daar mochten zijn. A. C. de ONG. O Heer geef mij een vreedzaam hart. Dat niet veel vraagt, Met weinig dankbaar is En als mijn tuintje slechts wat gras kan zijn tussen twee keien, Leer mij 't kleine stukje tuin beminnen. LIVRE DE LÊZARD. Deze voor de Kerstdagen klassieke vogels kun nen, ofschoon ze niet op elkaar gelijken, op bijna dezelfde manieren worden bereid. Ook bezitten ze dezelfde ijdele pretentie om zich gedurende deze dagen met een gedurfde culinaire make-up te la ten opsieren en bekijken. Na de Kersttijd blijft meestal alleen de kippenfa milie over waaraan de meesters van de keuken re cepten en aandacht schenken. Kippen zijn van na ture veel prettiger om mee om te gaan dan kal koenen en ganzen, waarbij men, om er iets aan te beleven, meestal eerst een culinair avontuur moet beginnen. De kerststemming brengt U hopelijk in °eze richting en verder moet er maar wat fantasie bij te- pas komen. Tot de uiterlijke verfraaiingen van dit gevogelte behoort allereerst een goudbruin velletje, waarop het bijzonder gesteld is en welke wordt verkregen na een kundig en „vurig experiment. Om dit te bereiken „clarificeert" men de boter voor men begint, d.w.z. men doet de nodige boter in een pan op een zacht vuur en roomt er het witte schuim af. Men houdt dan precies de boter over, geschikt voor een goudbruin velletje. Vindt men dit, uit een oogpunt van culinaire luiheid te veel werk, welaan, vermeng deze boter dan met wat olie of nog beter, met olijfolie. Men kan dan zonder ongelukken op hogere temperaturen komen. Voor het dichtschroeien van het vlees moet men n.l. be ginnen met een goed vuur. Het braden dient verder altijd gepaard te gaan met herhaaldelijk bedruipen, wentelen en keren en och arme, af en toe de gaar heid onderzoeken, door met een breinaald in het dikste gedeelte van de dij te prikken. Het uit- sprenkelende vocht mag dan vooral niet rood of rose zijn. Pas als het vocht bleek ziet, is het beestje gaar (misschien is het goed om bij deze handeling eerst eens na te gaan, hoe de dieren bescherming hierover denkt) Maak Uw gebraad vooral niet al te gaar, want dan verliest het alle sap. Het moet mals en sappig zijn en niet hard en houterig alsof men het uit de ruïnes van een bran dend gebouw heeft gehaald. Bedenk dat het de moeite waard is er iets goeds van te maken en het niet nodig is dat het beestje voor niets sterft. In het vorig Kerstnummer gaf ik U een recept voor Zwartzuur. Ik vertelde U ook dat er kippen en ajams bestaan en dat een soepkip geen braad kip is. Een soepkip is n.l. een kip die haar qrootmoeder heeft overleefd. Wanneer het U ernst is, de kalkoen, gans, eend of kip iets prettigs aan te doen, begin dit werk dan een dag te voren en roep de goden aan. Dan qaat U bij de poelier binnen en vraagt een fris beestje in de kracht van z'n jeugd. Moet het een opqevuld beestje worden, vraag dan het borstbeen te verwijderen. Voor de bereiding wordt het van binnen en van buiten goed gewassen. Daarna ge droogd met een schone doek; nat vlees wordt n.l. moeilijk mooi bruin! Dan wordt het Tjan binnen en buiten gezouten en gepeperd. Men neemt een pan waar het vlees goed in past, opdat alle delen de panbodem en de boter raken. Urn het uitdrogen te voorkomen kan men het beestje „barderen" d.i. omwikkelen met dun gesneden vers spek, dat op borst en buik wordt vastgebonden met een draadje. Bij 't bereiden in de oven, kan men het bedekken met een stuk goed vet ge maakt oliepapier. Tijdens de bereiding is het aan te raden het vlees herhaalde malen te bedruipen en om te leggen. Het gerecht is gaar, wanneer het vlees loslaat van de beenderen. Moet het beestje gevuld worden, maak dan met 4 eieren, een fijn gehakt, gekruid als saucijsjes, of men maakt van gemalen kippenlever, spek en kalfsvlees een fijne vulling. Maak deze vulling niet te droog en vul niet te vol, aangezien de vul ling zwelt en hierdoor de kans bestaat dat het vel scheurt Men vult aan de voorzijde. Aan de ach terzijde wordt het beestje dichtgenaaid. Het vlees moet langzaam gaar worden in een matig warme oven (ongeveer 2 uren). In die tijd heeft U het meermalen bedropen. Om te weten of het gaar is, laat U een breinaald een halve minuut diep in de borst van Uw gebraad zitten. Als U hem eruit haalt, moet hij gloeiend heet zijn. Is zij lauw, dan is het vlees nog niet gaar. Het sausje waarmee het gerecht werd bedropen, is nu juist goed om verder bereid te worden. Door toevoeging van boter, gesnipperde uitjes, een kopje room en vlees- justabletten, krijgt men een mooi gebonden saus. Wijn wordt toegevoegd naar eigen smaak. Up- dienen met appelmoes, compote, peren of ananas op sap. MARY BRüCKEL-BEITEN. njonja en kokkie zelf alles deden. En zo n njsttafel meneer, daar zet ,e met alleen „u g maakte je een complete sembah voor

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1959 | | pagina 20