BO GERIJEN
DAAR EN HIER
5
Decembermaand feestmaand snoepmaand.
Het begint al vóór Sinterklaas met marsepein en
chocoladeletters. Nauwelijks heeft het paard van
Sint zijn hoeven gelicht, of de etalages kondigen
het naderend kerstfeest aan. Weer verschijnen alle
mogelijke soorten lekkernijen. Dan, na de kalkoe
nen, eenden en kerstkransen komen tot besluit de
appelflappen en oliebollen, waarna (gelukkig!) de
lange, saaie Januarimaand tijd geeft om van al de
ze eetvermoeienissen uit te blazen. Wie dan ook
wel wat extra rust hebben verdiend, zijn bijv. de
banketbakkers.
Eind oktober had ik een gesprek met de Heer
A. Th. (Tonny) Knuivers van Maison Bogerijen,
Bandoeng; voor zeer velen een bekende figuur,
thans eigenaar van de patisserie „Sterk" (Reinken-
straat 50, den Haag). De plannen zijn er echter
om zeer binnenkort de naam „Bogerijen" die van
af de overname al wel op het verpakkingsmateriaal
en in de etalage te lezen was, ook in grote neon
letters op de voorgevel van de zaak aan te bren
gen.
Als ik er kom is de heer Knuivers druk aan het
werk, maar; „voor een gesprek over Indië heb ik
altijd de tijd", zegt hij enthousiast. „Ja, en dan
in het bijzonder over de kersttijd, al is het mis
schien een beetje vroeg om dat nu in oktober al
te doen", antwoord ik. „Te vroeg??" zegt de
heer Knuivers verbaasd, „Weet U, dat ik nu al be
zig ben met de voorbereidingen? Spijs bijv. moet
lang van te voren gemaakt worden en in tonnen
bewaard om te besterven. Het Hollandse klimaat
geeft daarbij geen moeilijkheden, maar in Indië
moesten die tonnen in koelkamers worden opge
slagen. Eigenlijk is er helemaal geen verschil tussen
mijn werk hier en daar; ook in de kersttijd niet.
Dat komt natuurlijk, omdat ik ook in Indië het
typisch Hollandse gebak maakte. Daarover kan
ik U nog een aardig voorval vertellen. Voor de
Sinterklaastijd had ik weer alle mogelijke marse
peinen vruchten gemaakt en, net zoals de groente
boer dat hier in Holland doet, in kistjes uit
gestald.
Een Chinese klant kocht wat appelen en peren,
ging tevreden op „het platje" zitten, haalde zijn
zakmes tevoorschijn en begon welgemoed te schil
len. In een minimum van tijd stond hij weer bin
nen; „Adoeh meneer, dese vruchten helemaal
versuikerd!"
Ik heb toen wel al mijn redenaarstalenten nodig
gehad om de man uit te leggen dat dit echt geen
verlakkerij was, maar een gewone Hollandse lek
kernij!"
Nu was Bogerijen-Bandoeng niet alleen een patis
serie maar ook een restaurant, terwijl er eveneens
een bakkerij, waar niet minder dan 125 man werk
zaam waren, aan verbonden was. In de kersttijd
moest dus niet alleen voor gebak worden gezorgd,
maar ook voor de bereiding en uitzending van
kerstdiners.
Oud-Bandoengers zullen zich de zaak aan de Bra-
gaweg, die door een oom van de Heer Knuivers,
oudste broer van zijn moeder, in 1919, begonnen
werd en die er ook zijn naam aan gaf, ongetwij
feld nog herinneren.
„Het platje" ervoor met zijn zitjes en pajoengs
was o.a. vaste koempoelanplaats voor de planters.
Toen vaststond, dat de heer Knuivers later in de
zaak zou komen, vertrok hij in 1936 voor een all
round opleiding, die 12 jaar zou gaan duren, naar
Holland. Na de Vakschool voor Banketbakkers,
practische ervaring in hotelkeukens en bakkerijen,
het behalen van het Diploma Vakbekwaamheid,
enz., enz., reisde hij in 1948 weer naar zijn ge
boorteland.
Tijdens de oorlog was de zaak onder Japanse lei
ding geweest, terwijl in de bersiap-tijd veel van de
inboedel verloren was gegaan. Zo ontdekte een
kennis op een banket in Djocja „Maison Bogerijen"
tafelzilver. Een ander vond op de Bandoengse pasar
een zilveren vaasje uit het restaurant.
Zijn moeder en een andere oom waren reeds be
gonnen wat orde in de na-oorlogse chaos te bren
gen, toen de heer Knuivers vol goede moed en
nieuwe ideeën in de zaak arriveerde. Zo voerde
hij onmiddellijk allerlei sociale voorzieningen in.
die naderhand bij de souvereiniteitsoverdracht
in 1949 algemeen verplicht werden gesteld door
de overheid.
Het duurde niet lang of de zaak liep weer even
goed als voor de oorlog, misschien zelfs beter,
aangezien Bandoeng door het bombarderen van
de Soos een samenkomstplaats armer was gewor
den.
Later toen veel Hollanders naar Nederland terug
keerden vond een verandering in de klantenkring
plaats; steeds meer gegoede Indonesiërs en Chine
zen gingen daartoe behoren. Zo was niet alleen de
cember een topmaand, maar ook met de Lebaran
en het Chinees Nieuwjaar was het hard werken ge
blazen. De aard van de bestellingen echter was in
de laatste twee gevallen anders. Bestelden de Hol
landers een grote verscheidenheid van snoepartike-
len, van de Chinese en Indonesische klanten luidde
de opdracht meestal: „Stuur maar 25 taarten, kan
niet schelen wat!" Het was beslist geen uitzonde
ring, wanneer Maison Bogerijen met Chinees
Nieuwjaar zo'n 1500 taarten en spekkoeken moest
afleveren.
Natuurlijk waren er ook wel moeilijkheden. De aan
voer van meel voor brood bijv. stagneerde nog
al eens. De heer Knuivers was in die tijd bestuurs
lid van de „Gaboengan Pabrik2 Roti Bandoeng".
In deze Bond zaten mensen van verschillend ras
en geloof, maar de samenwerking was steeds bij
zonder goed, zelfs beter dan in de bonden hier in
Nederland. „Bij mijn vertrek uit Indonesië," ver
telt de heer Knuivers, „heb ik in een afscheids
speech voor deze Gaboengan gezegd, dat menige
bond in Nederland een voorbeeld kan nemen
aan deze Bandoengse bond en ik ben nu tot de
conclusie gekomen, dat ik toen niets te veel gezegd
heb. Hier vraagt men allereerst: Wat ben je? Ka
tholiek? Protestant? Neutraal? Dan moet je in de
Katholieke, Protestantse of Algemene bond. Waar
om deze verdeeldheid? De Gaboengan in Ban
doeng heeft bewezen, dat samenwerking tussen vol-
„ALLO-ALLO!'
Door mijn werk moest ik vaak ondernemingen
bezoeken en kon het gebeuren dat ik niet op tijd
thuis kon zijn om te eten. Ik probeerde dan tele
fonisch contact met mijn huis te krijgen, hetgeen
soms tijd, veel gezwengel en veel geschreeuw door
de telefoon vereiste.
Wanneer met veel moeite en pijn eindelijk aan
sluiting met mijn huis tot stand was gekomen
ontwikkelde zich soms het volgende gesprek:
Ik: Siapa itoe? (Ik hoorde slechts enkele kreten).
Mijn huis: Saja.
Ik: Siapa saja?
Mijn huis: (hoogst verwonderd dat ik dat niet kon
zien) BABOE!!
Ik: Manna Nonja?
Mijn huis: Di kamer ketjil.
Ik weer: Baboe, saja Toewan.
Mijn huis: Toewan tida ada.
Ik: Verd Saja Toewan sindiri!
Mijn huis: Saja-Tetapi Toewan tida ada.
komen anders ingestelde mensen zeer wel mogelijk
is."
Een vraag, die men de heer Knuivers ook al eens
stelt is: „Hoe was het werken met de inheemse
krachten? Die waren toch helemaal niet geschoold
en niet in het bezit van een of ander diploma?"
Maar ook daarover is hij goed te spreken: „Goed,
inheemse krachten, maar daar moet U niet te
min over denken. Ze waren intelligent en leergie
rig genoeg. Ik leidde ze zelf op en had na een
tijdje wel door voor welke afdeling ze het meest
geschikt waren. Mijn oordeel is, dat een diploma
alleen niets zegt. Mijn jongens daar, zónder diplo
ma, deden voor de jongens, die ik nu in dienst
heb, mèt diploma, beslist niet onder."
Sinds 1956 woont de heer Knuivers weer in Hol
land.
„Ook over de zaken hier heb ik niet te klagen"
zegt hij, „het televisiekijken bevordert het snoepen.
Dertig, veertig jaar geleden was gebak nog een
luxe. Nu is het heel normaal om voor een televisie
avondje of het weekend wat taartjes in huis te
halen.
Dan heb ik plannen, maar dat zijn eigenlijk nog
hele vage toekomstdromen, om in de binnenstad
weer een restaurant te beginnen met de naam
„Bogerijen". De heer Knuivers slaakt een diepe
zucht: „Zoals al gezegd, het werk als zodanig hier
verschilt niet veel van dat in Indië. Alleen kon je
daar na een zware dag lekker in je pyama op
een krossi males buiten gaan zitten met een schaal
pisang goreng of mangga golek naast je. Hier kruip
je 's avonds bij de kachel en daar word je zo sla
perig van, dat je balorig in je bed duikt."
Enfin, laat het de heer Knuivers een troost zijn,
dat hij niet de enige is, die deze heerlijke tropen
avonden mist!
ELLEN.
SALAH SAMBOENG
In Soerabaja had ik in Zuid hetzelfde telefoon
nummer als de ladingchef van het station Semoet
in Noord. Vaak werd ik 's nachts om drie uur
uit mijn bed gebeld om een slaperige stem te horen
vragen of de „barang soedah boleh moeat".
Het hielp niet of ik donderde en vloekte, er werd
altijd even lijzig ge-„maafd" met de uitlegging
„salah samboeng" tot ik er genoeg van kreeg en
op een nacht de order gaf: „Djangan moeat. Tahan
sampé djam toedjoe!" Ik weet niet welke kolos
sale stagnatie deze order veroorzaakt heeft, maar
ik werd nooit meer opgebeld.
V. M.
Ik nijdig: BoDoh-1— bitjara sama Toewan sindiri!
Baboe bingoeng: Toengoe doeloe.
Komt de kebon aan de telefoon die resoluut het
woord neemt en zegt: Tabé Toewan! Toewan tida
ada. Nonja tida ada. Tabé toewan. (Hij legt de
hoorn op de haak en belt af.)
T. HERMANS.
Tonny Knuivers (de ziel van het oude én het nieuwe Bogerijen!) in Indië (links) en in Holland
(rechts). Toen een groot en florerend bedrijf met een massa bruine bakkersknechts, nu zowat in z'n
eentje, maar met dizelfde volharding die eens een Indië groot maaktex djangan omong pandjang, djan
gan gojang kaki, djangan nangis, aanpakken, aanpakken, aanpakken! En als Tonny na een drukke werk
dag in z'n huiskamer zit met een tevreden uitzicht op een levensgroot schilderij van de Bandoengse
hoogvlakte, dan pinkt hij niet jammerend een traan weg. maar hij voelt zich gesterkt; hij heeft weer xvat
je noemt een „soentik pitamien" (injectie vit amine-Indië) te pakken, en dan is het natuurlijk: poekoel
teroes!