AKWASIBUAHI
11
Wandeling door de kampong. De volmaakte andere sfeer na onze „Europese buurt", het gemoedelijk
primitieve, de geuren, de diergeluiden, het snoepje. Je kwam geestelijk geheel opgefrist en vrij weer
thuis. Zoiets is voor de mensen hier romantiek; voor ons was het werkelijkheid.
iFOTO HEIN BUITENWEG)
In „TONG-TONG" van 15 februari 1959, no. 15
(pag. 10, links boven) stond het een en ander
over de heren Asiakwabuahi en Enkoroma Cof-
fie.
In het voormalig Nederlands-Indië stond de eerst
genoemde bekend als Akwasibuahi. In elk geval
betreft het hier een en dezelfde persoon. Akwa
sibuahi was inderdaad een Afrikaanse prins, zoon
van de vorst van Ashianti. Hij werd door een
zeeofficier vanuit Afrika naar Nederland meege
nomen om aan het Hof van Koning Willem II te
worden opgevoed. De latere Koning Willem III
was dus zijn speelmakker.
Na zijn studie in Nederland te hebben voltooid
ging Akwasibuahi als mijningenieur naar Neder
lands-Indië en werd toen geplaatst op het hoofd
kantoor van het Mijnwezen, gevestigd te Batavia,
achter de sociëteit Harmonie aan de Rijswijkstraat
(Franse buurt).
Op een zekere dag moest hij een bespreking voe
ren met de vice-president van de Raad van Indië,
de heer Daan van Rees en begaf hij zich toen
naar het kantoor van de Raad van Indië aan
het Waterlooplein (het Witte huis). Aldaar te
vroeg aangekomen zijnde, kon hij nog niet worden
toegelaten. De heer Van Rees was nl. bezig met
de wekelijkse vergadering van de leden van de
Raad van Indië. De voor de deur van de vergader
zaal aanwezige oppasser, hem blijkbaar in ver
band met zijn donkere huidskleur, heel laag taxe
rende, nodigde hem uit naast hem op een houten
bank plaats te nemen, waaraan door Akwasibuahi
zender erg werd voldaan. Toen de oppasser een
strootje gng opsteken presenteerde hij ook een
aan zijn buurman, die het strootje gemoedelijk
■opstak. Daar het wachten wel wat lang duurde
begon de oppasser een beetje te babbelen.
Oppasser: Toean apa lepassen soldadoe? (Is me
neer soms een gepasporteerd soldaat).
Akwasibuahi: Ja, betoel, bagimana koewe'bisa li-
hat? (Juist, waaraan heb je dat kunnen zien).
Oppasser: Wah, gambang; sebab semoea orang
Aprikan di Betawi lepassan soldadoe, boekan?
Djoega toean poenja ramboet di goenting pen-
dek, dari itoe tamtoe betoel saja poenja doenda
(Heel eenvoudig: bijna alle Afrikanen in Batavia
zijn gepasporteerde soldaten, nietwaar? Ook uw
kort geknipt haar geeft mij de verzekering dat mijn
veronderstelling goed is)
Intussen was de vergadering beëindigd en kwam
de heer Van Rees buiten. Akwasibuahi stond toen
op en de heer Van Rees tegemoetkomende zeide hij:
„Daan, ik moet je even spreken", en klopte hem op
zijn schouder. Van Rees greep hem met beide
handen vast en begroette hem erg amicaal. Beiden
gingen daarna de vergaderzaal in.
De oppasser was zeer verwonderd en geschrokken
tegelijk over de vriendschappelijke verhouding
van beide heren en maakte zich bezorgd over zijn
gesprek met Akwasibuahi, vooral over zijn uitla
ting van „lepassan soldadoe". Hij rende dan ook
naar de chef van het personeel, die een oom was
van mij, de heer Louis Blok, en vertelde hem het
voorgevallene. „Toean, saja tjilaka besar", zo be
gon hij. „Kalau toean itoe kelak (zich beklagen)
sama toean Besar, temtoe saja di onslag". Mijn
oom stelde hem echter gerust met de mededeling,
dat het zover wel niet zou komen, hetgeen ook
inderdaad het geval was.
Akwasibuahi daarover door mijn oom onder
vraagd, zeide het voorgevallene als een lolletje te
hebben beschouwd.
Genoemde mijningenieur bleef steeds op het hoofd
kantoor te Batavia geplaatst. Na een tiental jaren
werd hij bevorderd tot hoofdingenieur en als zoda
nig aangesteld tot hoofd van de Dienst te Bata
via. Sommigen konden dat minder goed verdra
gen. Zij protesteerden tegen zijn aanstelling tot
hoofd van de Dienst, niet zozeer om zijn capaci
teiten, maar vanwege zijn nationaliteit en zeer
donkere huidskleur.
Akwasibuahi had nog niet de vereiste leeftijd en
diensttijd om te worden gepensioneerd. De In
dische regering kon terzake geen beslissing nemen
en bracht de kwestie voer bij de Kroon.
E;j Koninklijk Besluie werd Akwasibuahi eervol
uit 's lands dienst ontslagen onder toekenning van
een buitengewoon pensioen van f 500.per
maand.
Na zijn pensionering vestigde hij zich te Buiten
zorg op Bantar-Peteh. Een zoon van zijn eerste
vrouw was opziener bij het Boswezen en is op
jeugdige leeftijd overleden. Van zijn tweede vrouw
had hij een zoon en een dochter. Deze waren in
de kost bij een zekere heer Wilten, huismeester
bij het krankzinnigengesticht te Buitenzorg. Na het
doorlopen van de lagere school werden deze 2
kinderen voor hun verdere studie naar Nederland
gezonden. Over deze kinderen zijn mij niets be
kend.
Op Bantar-Peteh had Akwasibuahi een tentwagen
met twee paarden. Daarmede reed hij iedere dag
naar Buitenzorg (pl.m. 8 km) om een van zijn
beste vrienden en studiegenoot de mijningenieur
R. D. M. Verbeek op te zoeken. Deze had te
Buitenzorg een eigen kantoor en was door de
Regering belast met het onderzoek van mine
ralen in Nederlands-Indië. Een zoon van de heer
INDO
„Ik blijf erbij dat het handhaven van de naam
Indo en het toestaan van het gebruik van Indische
en Indonesische woorden en uitdrukking het stre
ven naar opheffing belemmeren."
Mevr. de L.
Opheffen veronderstelt laag aanslaan. Waarom doet
U dat dan? Om een naam? Om het af en toe ge
bruiken van een paar volkswoorden die tevreden
heid, gemoedsrust en geluk geven? Een mens is
geen papegaai. Hij heeft rede. Hij heeft liefdes
en voorliefdes. Als U onze kartotheek zou door
nemen, zou u merken dat u in té goed gezelschap
verkeert om ooit nog maar te denken aan ophef-
ferij.
MOTORFIETS
„Tjoh, Tjoh! Kijken Tjoh!"
„Waarom? Adoe, pirakoe jij, Pèh! Een motor
fiets. Van wie?"
„Van mijn oom. Ik mag lenen."
„Tsk, tsk, je bóf, jij. Tjap wat, dong?"
.Maadeliekeaaagun."
„Pigi mana, maadeliekeaaagun? Staat waar?"
„Deze."
„Ah, jij ook! Méét laik a gun, Engels deze. Ge-
maak als geweer."
„Hoe kèn, gemaak als geweer, kom deruit als
motorfiets?"
„Weet niet, Pèh, maar staat derop, kijken maar."
„Straks bladar! als geweer, en dan mijn ban kem-
pès?"
„Niet ah. Naar waar jij?"
„Zomaar."
„Kom ik ga mee?"
„Ajo, kom dan, wij gaan keliling."
Prrrrrttdoek, doek, doek, doek.
En toen om de hoek.
Weh.
ELS.
Verbeek was later lid van de Algemene Reken
kamer te Batavia.
Op de leeftijd van omstreeks 73 jaar is Akwasi
buahi op Buitenzorg overleden en aldaar begraven.
De met de heer Akwasibuahi naar Nederlands-
Indië vertrokken heer Enkoroma Coffie (groot
vader van de ,,TONG-TONG"-lezer) was in mi
litaire dienst getreden en maakte deel uit van de
Afrikaanse compagnie, die onder commando stond
van mijn grootvader, de kapitein Johannes Wil
helmus Arnoldus Kooijmans.
In het jaar 1875 werd het bataljon, waartoe de
Afrikaanse compagnie behoorde, naar Atjeh ge
zonden ter aanvulling van het Indische leger dat
de Atjeh-oorlog voerde. Enige jaren later was
dat bataljon te Batavia teruggekeerd en werd de
Afrikaanse compagnie afgeschaft. Het grootste ge
deelte had de ïailitaire dienst verlaten en vestigde
zich in de wijk Tanah-Tinggi te Batavia. De en
kele achtergeblevenen werden ingedeeld bij ver
schillende bataljons. Over de heer Enkoroma Cof
fie is verder niets bekend.
W. K.