EEN VERVOLG 10 PROFESSOR BOERMA KLEINE KLAAS, GROTE KLAAS De kans, dat uw buurman iemand is, die een deel van zijn leven in Indië heeft doorgebracht, is, wanneer u in het Statenkwartier van Den Haag woont, vrij groot (bewijs: we hebben er procents- gewijs de meeste abonnees), maar we waren toch blij-verrast te ontdekken, dat de TONG TONG- buurman Professor Boerma heel wat jaren in dat warme land heeft gewoond. Van 1919 tot 1930: in die goede oude tijd dus! Hij werd in Groningen geboren, waar hij ook medi cijnen studeerde, in 1900 zijn artsdiploma haalde en zich als vrouwenarts vestigde na reeds in 1904 een reis door Indië te hebben gemaakt. Toen hij in 1919 wederom naar Indië vertrok, was het ditmaal om de leiding op zich te nemen van een te Medan op te richten vroedvrouwen school, waaraan tevens een kliniek verbonden zou zijn. Met deze oprichting wilde het echter niet bijster vlotten. Van regeringswege verzocht men Professor Boerma toen naar Batavia te komen om zich beschikbaar te stellen als leraar in de verlos kunde en de gynaecologie aan de S.t.o.v.i.a. Hij was ook de man, die het initiatief nam tot de oprichting van een verloskundige-gynaecologische kliniek en poliklinieken; instellingen, die daar tot dusvere vrijwel onbekend waren, maar daarom niet minder noodzakelijk. Aanvankelijk stond de bevolking nogal schuw te genover deze nieuwigheden, maar geleidelijk aan werd de toeloop groter, zodat men zich een beeld kon vormen van de ellende, die er toen nog op dit gebied in de Inlandse wereld bestond. Spoedig moest tot uitbreiding worden overgegaan: te dien einde werd een voor die tijd zeer moderne aparte vrouwenkliniek gebouwd. Bij de oprichting van de Generale Hoogeschool werd Professor Boerma in het Corps van Docenten opgenomen, maar in 1930 vroeg en verkreeg hij eervol ontslag uit zijn functie om naar Nederland terug te kunnen keren. Natuurlijk is er nog oneindig veel meer te schrij ven over al het werk, dat hij in zijn leven verricht te, over zijn vinding: de constructie van de even wijdige verloskundige tang, waarmee niet, zoals met de gekruisde tang, een te sterke druk op de tere kinderschedel wordt uitgeoefend. Voorts ver schenen er regelmatig oorspronkelijke artikelen van zijn hand in bekende Nederlandse en Duitse medische tijdschriften. Maar we willen er niet een volledige persoons- en levensbeschrijving van maken; dit stukje is slechts bedoeld als een kleine herinnering aan de man, die zo veel studenten opleidde tot bekwame art sen, die ieder op hun beurt weer velen van ons het leven hebben gered. ELLEN. We hebben genoten van uw verhalen in „Tjies Als u schrijft over de Tjiliwoeng dan zien we het bruine water, de brug bij Raden Saleh met de Moskee er naast, en voelen in gedachten de hitte van de Indische zon. Het allermooiste vonden we ,,de Maaltijd We konden het „subliem" van Greshoff in Elsevier voor honderd procent onderschrijven. Wij woonden de laatste jaren in „Residence Palace flats" op de weg naar Kebajoran, weet u wel? Hoe dikwijls reden we niet langs de Theresia Kerkweg? We za gen bij uw verhaal de Indische voorerven met de mooie gevlochten ijzergaas hekken en, na de oorlog - de vuilnisbakken met hopen vuil er voor. Wij zagen in gedachten de bedelaar èn de hond. Daar hoefden we onze ogen niet voor dicht te doen, hij lag naast ons in onze kamer, zo n echte „kamponggladakker" van een hond, uw hond van de Theresia Kerkweg. „De littekens" zie je niet meer; z'n oren zijn nu „netjes" hoewel nog altijd „spits" toelopend daarom noemden de kinderen hem destijds: Spits. Maar zijn kleur, de „schut kleur van de vuilnisbakken" heeft-ie nog altijd. Het is nu alleen geen magere, maar welgedane hond Hij kwam bij ons binnenrennen toen we nog op de Soekaboemiweg woonden. De hele kampong Soe- kaboemi zat op z'n hielen en wilde hem doodslaan. Het was een erbarmelijke hond. Z'n vel hing in repen. Wij haden een huis met „medebewoners" en kleine kinderen in die tijd. t„Géén hond in huis", had mijn man gezegd, „we hebben al gezanik ge noeg je weet hoe gevaarlijk hondsdolheid is. Als de hond de kleine kinderen bijt, krijg je een reuze misère". Dus hadden we geen hond. Daar stond dan die zielige kamponggladakker van een hond. Het was op een zaterdag en we zouden naar „bo ven" naar onze bungalow rijden. We gaven de hond eten en water en toen we de maandag na het weekend terug kwamen, kroop ons de hond tege moet. Hij lag onder de grote bladeren van onze be gonia en keek ons aan alsof hij zeggen wilde: laat mij hier nou rustig doodgaan. Toen mijn man thuiskwam, lag hij verzorgd en wel in de koele Ik plaats bijgaand brieffragment om een heel speciale reden: er zijn vast nog heel wat lezers, die wat te vertellen hebben van het assimilatieprobleem van hun hond of kat. Ook deze vierbenige sobats uit Indië hebben zo hun eigen interessante ervarin gen. Wie schrijft erover? Maar pas op: wees altijd zo kort mogelijk! T. R. voorgalerij. „Hij blijft hier", verkondigde ik beslist. „Mooi is dat", lachte mijn man, „en dan ben ik nog wel voorzitter van de kynologenvereniging. En dan zón hond!" Maar „Spits" zoals de kinderen hem noemden, bleef. Hij ging januari 1956 op de Oranje naar Holland. Hij at zich rond aan alle kluifjes en boutjes van de eerste klas „Oranje". Wat een car rière voor een Theresia Kerkweg beest!! Hij woonde in de Alpen van Oostenrijk. Hij reed door Europa. Hij was in Nice, in Cannes, in Ra- pallo aan de Adriatische zee. Z'n baas en vrouw kookten z'n rijst voor hem boven op de Apenijnen hij wandelde door Venetië en hij trok enige maan den door Spanje en Majorca. Hij heeft intussen een vriend gekregen, een rashond, die óók mee mocht reizen. Toen wij met Spits door Tirol wan delden. haalde een Oostenrijkse dame hem aan. Zo vroeg wat dat voor een beest was? Ze vond het een Wunderschöne Hund, waaruit je dan al weer kunt zien hoe alle dingen betrekkelijk zijn! óók beoordeling en smaak. Als ik uw verhaal van „De Maaltijd" lees heb ik plezier om de hond, kijk naar Spits, en lach. MEVR. A. L.-S. GOUDEN JUBILEUM. Het Borromeusziekenhuis, aan de Dagoweg te Bandung, is zonder enige twijfel aan een ieder be kend die kortere of langere tijd in de Bergstad heeft doorgebracht. En zij, die behoren tot de tal loos velen die in dit ziekenhuis genezing hebben gevonden voor hun kwalen, zullen zich allen zeker nog de Eerwaarde Zuster Isabelle herinneren die tot aan, en gedurende de laatste oorlog de scepter zwaaide in het Josef-paviljoen. Zuster Isabelle heeft in de lange jaren dat zij in Borromeus werkte, duizenden patiënten geholpen op hun weg naar herstel: haar hulp en zorgen be perkten zich niet tot de lichamelijke verpleging, maar ook geestelijk had zij er bijzonder de gave van om met hartelijke, vaak humoristische woorden de zieken op te monteren en hun het vertrouwen in de toekomst te hergeven. Gedurende het eerste jaar van de bezetting bleef zij werkzaam en was vermaard om de kordate wijze waarop zij tegen de nippen placht op te treden! Zij heeft op die wijze menige patiënt, die naar haar oordeel nog niet voldoende hersteld was, tégen de bevelen van de bezetters in het ziekenhuis weten te houden. Tenslotte werden ook alle Zusters geïnterneerd en ook in de kampen hebben zij op onnavolgbare wijze geholpen om het vele leed zoveel mogelijk te ver zachten. Ook daarin heeft Zuster Isabelle ruim schoots haar aandeel gehad. Na de bevrijding is zij toen vrij spoedig gerepatri eerd en zij heeft toen eerst gewerkt in het Moeder huis van haar Orde, het klooster „Onder de Bogen te Maastricht. Maar enkele jaren geleden was het voor haar gezondheidstoestand noodzakelijk dat zij verandering van klimaat kreeg en zij werd geplaatst in het sanatorium „Heliomare" te Wijk aan Zee En daar heeft zij op 21 november 1.1. het feit her dacht dat zij vijftig jaar geleden werd opgenomen in haar Orde: haar gouden jubileum als klooster linge dus. Gelukkig hadden enige artsen, die vroe ger veel met haar hadden samengewerkt, dit bijtijds vernomen en zo werd zij dus, behalve door talloos vele familieleden en ook verscheidene oud-patiënten uit Bandung, ook nog gelukgewenst door enige artsen die wellicht beter dan wie ook wisten wat Isabelle in al die jaren in Borromeus gedaan heeft voor de verpleging van haar patiënten. Het was een mooie dag, het weer was stralend en de jubilaresse zelf wellicht nog stralender! Vele herinneringen aan de goede oude tijd werden opge haald en wij vonden het een voorrecht dat wij dit alles konden bijwonen. Zuster Isabelle neemt aan het eigenlijke verple- gingswerk natuurlijk niet meer deel. Haar activiteit beperkt zich tot het ziekenbezoek aan de patiënten van het sanatorium die dit ongetwijfeld op even hoge prijs zullen stellen als de Bandungse patiënten dit deden. Moge zij dit werk nog vele jaren kunnen voortzetten! P. ,,Als Kleine Boeng inderdaad niet mee wil doen, Tjalie, hoe ver kan Grote Boeng dan komen zonder hem? Of moeten zij een apart leven hebben met TONG-TONG? Dus b.v. sterker cultureel?" W. P. Verwijzend naar de discussie tussen Breton de Nijs en mij (TT. No. 11, pag. 2) vraag ik mij toch af welke Kleine en Grote Boengs we bedoelen. Want als ik de lange lijst doorneem van extra bijdragen die mogelijk hebben gemaakt dat U nu TONG TONG leest dan weet ik dat het de financieel KLEINE Boengs zijn, die dit blad betalen. Zeker een 7000 gulden is opgebracht uit „armoedjes", soms zelfs met bedragen van kleine luyden, waarbij we verschrikt uitriepen: „Nee, dat mag niet!" Kijken wij dus rond in onze eigen Indische maat schappij rondom TONG-TONG, dan zien we dat Kleine Boeng de krant betaalt van Grote Boeng. Waar blijven wij nou? T. R.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 10