„SELFFULFILLING PROPHECY" en onze GROEP 6 WIES VAN MAARSEVEEN: Wres van Maarseveen TONG TONG AMSTERDAM 10 Maart j.l. hield Mej. Mr. Wies van Maarseveen voor de Indische Kunstkring Tong-Tong in Den Haag een uiterst interessante inleiding over ,,Selffuifilling prophecy en onze groep", op origi nele wijze aangevuld met het voordragen van twee Indische gedichten onder guitaarbegeleiding van Renée Adeboi. Uit de levendige en gevarieerde discussie na de lezing bleek niet alleen hoe zeer het onderwerp had gepakt maar ook hoe positief een eigen denkleven zich in onze groep begint te ontwikkelen. De inleiding was gebaseerd op een weinig beken de, maar knappe studie van de Amerikaanse so cioloog Robert K. Merton, waarin aan de hand van tal van voorbeelden uit het werkelijke leven wordt aangetoond dat zich in de samenleving in onderscheidene vormen het merkwaardige proces voordoet, dat wanneer een groep sterk gelooft in een „voorspelling", deze voorspelling op den duur „uitkomt", niet omdat de voorspelling juist is, maar omdat het geloof erin de mensen ertoe brengt allerlei dingen te doen, die de gebeurtenissen lei den in de verwachte richting. Voorbeeld: als beleggers geloven dat hun Bank bankroet gaat, dan zullen zij onbewust en bewust gaan medewerken aan het wérkelijk bankroet en zodoende tot voltrekking brengen, wat in het geheel niet in de werkelijkheid besloten lag. Op maatschappelijk terrein spelen zulke selffulling prophecies een belangrijke rol op de grens tussen z.g. out-groups en in-groups. Als b.v. een kleine groep negers in een grote groep blanken niet wel kom is en „out-group" is, uitgesloten, zullen zich algemene gedragsregels ontwikkelen, die voor de negers niet prettig zijn. Zij worden b.v. uitgesloten van allerlei baantjes. Om tóch een bestaan te vin den zullen verschillende negers als onderkruiper tóch wel proberen aan een baan te komen. Het verschijnsel ontstaat dus: uitsluiting veroorzaakt onderkruipers. Over deze situatie nu ontstaat dan helaas een onjuist begrip. De mening gaat postvatten dat men geen negers een baan wil geven, omdat het onder kruipers zijn. Onderkruipers zijn immers zulke min derwaardige figuren, dat ze algemeen geweerd moe ten worden. Hier ontstaat dus zo'n s.f.p.: „Ach, wij negers zijn tot ondergang gedoemd omdat wij tóch onder kruipers zijn." Men gelooft erin: de ondergang is nu nog maar een kwestie van tijd! Hetzelfde nu doet zich vaak voor bij mengbloed- groepen, die als sterke minoriteit (dus ook met een gebrek aan mogelijkheden van scholing of finan ciële onafhankelijkheid) achterblijven bij de groep waarbij zij willen horen. Omdat zij (door sociale omstandigheden) vaak minder presteren, doet al gauw een bepaalde opinie opgang: ze zijn minder waardig. De ellende is nu dat veel mengbloeden dat gaan geloven en zelfs de mening post vat: „Om dat wij minderwaardig zijn, gaan wij ten onder." Hier voltrekt zich dan zo'n selffulfilling prophecy, die zo'n groep vaak tot volkomen lamheid brengt, zodat men zelfs niets meer durft te ondernemen en gelaten een zekere ondergang tegemoet gaat. Hier doet zich dan ook het verschijnsel voor, dat bij negers in de V.S. „passing" heet, onder kruipen. Men werkt zijn donkere huidskleur weg, laat zijn haar ontkrullen en blonderen en doet net of men blanke is. Natuurlijk wordt dit altijd door zien. De blanke groep voelt dit als een verraad, een leugenachtigheid en bedrog (wat ook zo isl) en veroordeelt de hele groep nóg harder. De „zelf moord" van de groep vindt plaats in een versneld tempo Tenzij. Tenzij in de betrokken „out-group" mensen op staan, die uit alle macht verzet aantekenen tegen de verkeerde opinie, die per sé niet geloven in eigen minderwaardigheid en zich integendeel uit spreken voor een positieve gelijk- zo niet méér waardigheid, en hiermede dus de s.f.p. aanvallen en op den duur zelfs kunnen opheffen. Een typisch voorbeeld zijn de Joden, die door alle onderdruk king en vervolging van weerloze minoriteiten, zich zelf koppig handhaafden, overtuigd bleven van vol waardigheid en na eeuwen van progroms toch hun eervolle plaats in de rij der volkeren hebben her overd. Mej. v. Maarseveen noemde in dit verband het streven van Tong-Tong met zijn klimmende aantal lezers en zijn groeiende activiteit op cultureel-so- ciaal gebied. Hier dreigde zich ook een s.f.p. te voltrekken: Indo's die geloofden in minderwaar digheid en maar liefst geheel wilden wegkruipen in een andere huid; Totoks, die „verslagen" wa ren door een „morele kater en zich maar terug trokken met hun .koloniaal odium", hun „senti mentaliteit" en hun „onbruikbare koloniale opvat tingen en gebruiken". Het verzet tegen zulke leu genachtige qualificaties als „Indonesiërs" of „In donesische Nederlanders", tegen beschuldigingen van culturele achterlijkheid, enz. enz. Uiteraard kon en wilde mej. v. Maarseveen zich niet aan een voorspelling wagen omtrent de af- loop van het streven rondom Tong-Tong. Statis tisch onderzocht is namelijk nog steeds niet hoe klein het percentage is dat „niet sterven wil". Dit lag trouwens ook geheel buiten het kader van haar inleiding (al bleek uit de discussies duidelijk hoe zéér het onderwerp gepakt had)doel was alleen een wetenschappelijke beschouwng te geven van het levensterrein, waarop elke repatriant zich be wust of onbewust beweegt. Maar ongeacht de afloop, in Tong-Tong-kringen kan dus waargenomen worden het antidotum van de selffulling prophecy en als wij dan horen dat „dit proces begint bij een onjuist begrip van de situatie", dan mag met tevredenheid worden ge constateerd, dat Tong-Tong de weg bewandelt der juistheid. En dat op zichzelf al is een strijd ten volle waard. Bij de Stichting Tong-Tong Amsterdam breekt de laatste tijd een steeds sterker verlangen door om de activiteiten van de Stichting niet alleen te be palen tot die van het amusement. Men gaat nu ook op ernstiger terrein opbouwend werk verrich ten. Als wij denken aan de Indische Kunstkring in Den Haag met zijn tot 300 uitgegroeide (en nog steeds groeiende) ledenaantal, een respecta bel aantal causerieën, die uitstekende recensies hadden in de pers, dan menen wij, dat een soort gelijk werk in Amsterdam (en overal elders in Ne derland) tot succes móet leiden. In elk geval is Amsterdam begonnen met een gast- avond voor Johan Fabricius, die helaas zeer slecht bezocht werd. We geven direct toe dat het koud was, maar wie het met de assimilatie ernstig meent, mag voor kou niet terugschrikken als het gaat om het stichten van een kring van belangrijk cultureel-sociaal nut. Nederland's welvaart en cul tuur zijn niet gegroeid uit werken, kachelzitten en fuifjes afschuimen alleen! Zelfs scholierenvereni gingen en eenvoudige clubjes van huisvrouwen (ook uit arbeidersgezinnen)organiseren vaak gast- avonden. waarop men letterkundigen, economen etc. uitnodigt om met hen van gedachten te wisse len en zo de eigen gezichtskring te verruimen. Beschaving is niet het bezitten van een auto en BANJOE-BIROE Zo eens alle nummers van Tong-Tong doorkijkend, stukken lezend of herlezend, kwam ik op de stuk jes „Banjoe-Biroe." Bovengenoemde plaats heeft heel andere herinne ringen dan die ik in die bewuste nummers gelezen heb. Mijn eerste gedachte was dan ook dat het een ka- wat-nummer was. De naam werkt bij mij als het bekende „die entoep tawon!" Banjoe-Biroe is voor mij het oord van de wand luizen, zweep-en-stokslagen, bomen kappen, za gen, slakken zoeken, plaggen steken, hout en bam boe halen, p .tonnen sjouwen, omspoelen en met goela-djawa, telor assien of soms heerlijke nassi petjel of goedeg weer binnen smokkelen. Tot het een keertje door „de hond" ontdekt werd. Fourageren was een uitje in dat Banjoe-Biroe. Je tippelde dan met een hele troep jonge vrouwen en meisjes (als je fit genoeg was tenminste) naar Ambarawa en laadde de nodige zakken beras op de treinkarretjes; dan was het even jasmé om dan de terugweg weer te aanvaarden, blij dat er weer voor weken beras was in het kamp. Een ander maal was het ook alleen gabah voor de vuren. Dan niet te vergeten de 2 uren simbang die je liep en het avondgebed prevelde (Foe simbang ari maseng, weet ik me nog te herinneren) want als de controle kwam moest je het kunnen opzeggen. Banjoe-Biroe waar je de gadjah moengoer zag, waar je ook de mooi gekleurde avondhemel bij zonsondergang zien kon. Waar je dromerig voor je uit kon staren naar de poort hopende dat die open zou gaan naar de vrijheid waar je naar snak te! Maar de droom werd wreed verstoord door een al les doordringende kreet van tjotskeeü! Er reed dan een auto van de Kempe-tai binnen. Je kon dan rekenen op een naderend onheil, soms bleef het ook uit, maar dan hadden de blokhoofden wel weer nieuwe en verzwaarde instructies ontvangen omtrent ons doen en laten, onze slaapplaatsen of werk, en die dan ook stipt uitgevoerd moesten worden. Daarom ben ik blij dat er ook andere Banjoe-Biroe's bestaan, die geen vrouwenkampen aan hun boor den gehad hebben. Maar wie kan mij van dit Banjoe-Biroe eens iets anders vertellen? Dat ik ken als een bagno van het ergste soort? Wie zou die kwade herinnering een klein beetje verdringen? Ta' ada guruh pada orang pekak, ta'ada kilat pada orang buta. De donder wordt niet gehoord door iemand die doof is en de bliksem wordt niet gezien door een blinde. Een dom mens begrijpt niets van zinspe lingen of vergelijkingen. een TV, maar de actieve deelname aan bewust cultuurleven! Hoe dan ook, alles groeit langzaam en het bestuur in Amsterdam heeft zich door dit teleurstellende eerste resultaat niet laten afschrikken, al bleef men het „sneu" vinden voor een schrijver als Johan Fa bricius, die zich geheel „con amore" en met grote bereidwilligheid ter beschikking had gesteld. Reeds staan twee andere causerieën op het pro gramma. Eén op 4 april a.s.: R. Nieuwenhuys (de auteur E. Breton de Nijs) over „Multatuli" in het algemene kader van de nationale herdenkingen in mei van „100 Jaren Max Havelaar". Amsterdam is dan wel wat vroeg, maar wij, kinderen uit De Gordel van Smaragd, mogen in dit geval toch wel wat vroeger zijn, nietwaar? En 25 april: Tjalie Robinson over „Piekerans van een Straatslijper in Nederland". De causerieën hebben plaats in „Neutraal", hoek Amstelveense W,eg en Sophialaan bij de Zeilstraat (lijn 1, 2, 16 en bus E, F, G) en beginnen om 8 uur. Er zijn maar honderd plaatsen, dus bestelt tijdig Uw kaarten 0,50) bij: Mevr. Blaauw, Joh. Verhulststraat 107 A, Tel. 721816, en de heer Wol- terbeek, Akbarstraat 20 hs. Tel. 12.91.76. Am sterdam.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 6