TONG TONG: ALTIJD OP DE BRES VOOR RECHTVAARDIGHEI
LANGE LIJDENSWEG
10
TWEE JAAR SPIJTOPTANTEN-ERVARING
27 december 1950, het begin van alle ellende, de
laatste dag voor het opteren van het Indonesisch
Staatsburgerschap.
Mijn echtgenoot opteerde, geheel tegen mijn zin in;
argumenten waren, dat je als Indon. staatsburger
hier beter vooruit kon komen, mede op advies
van zijn baas op kantoor en dat van de Vertegen
woordiger van de Kroon in dat jaar Z. E. Lamping
Het was inderdaad een goed belegde boterham,
zoals hij dit noemde, vooral omdat ik, als lerares
in knippen en naaien, aardig verdiende.
Immers van deze verdiensten zouden we onze
drie zoons (momenteel 19, 12 en 6 jaar) voor studie
naar Holland kunnen zenden. Door deze argumen
ten heb ik me erbij neergelegd. Maar al heel gauw
merkten we, vooral mijn echtgenoot in zijn werk,
dat de keus verkeerd was.
In 1956 werd mijn oudste zoon er het slachtoffer
van.
Aangezien hij moeilijk leert liet ik hem een psy
chotechnische test ondergaan, die uitwees, dat
voor hem een vaktechnische richting de aangege
ven weg was, na het verlaten van de lagere
school. Omdat hier geen Nederlandse technische
of vakscholen meer waren, hebben we nog gepro
beerd hem voor een Indon. technische school exa
men te laten doen, waarvoor hij 2x achtereen,
gezien de taalmoeilijkheden, zakte. Wij hebben toen
nog getracht hem naar Nederland te sturen; de
reis voor hem zouden wij zelf betalen en voor stu
die in Nederland zou hij volgens de ambtenaar
van het HC (Hoge Commissariaat) zeer waarschijn
lijk wel een visum krijgen, maar de delegatie
's maands voor zijn studie zou via de P.P.K. (In
don. Dept. v. Onderwijs en Eredienst) geregeld
moeten worden. Bij nadere inlichtingen op dit
Dept. was het antwoord in 1956 dus -dat
i.v.m. de verbreking van de R.T.C. geen delegatie
naar Nederland meer mjpgelijk was. De enigste
uitweg was nu het kind (bij was 16 jaar) te laten
werken.
Deze teleurstelling het gedwongen stopzetten
van de studie van onze oudste zoon - en andere
nare ondervindingen als gevolg van het opteren,
deden ons besluiten van Indonesia weg te gaan. Bij
het HC informeerden we naar de mogelijkheid van
een visum voor Nederland op regeringskosten, wat
ons al direct geweigerd werd. We zochten een an
dere uitweg en vonden deze in een vertrek naar the
U.S.A., waarvoor wij een visum aanvroegen. Aan
gezien de World Council of Churches wel helpen
wou om als sponsor op te treden, maar niet be
reid was de overtochtskosten naar The States te
betalen, moesten wij deze immigratie, hoezeer wij
dat ook betreurden, tenslotte opgeven.
Toen we in november 1957 te horen kregen, dat
de Nederlandse regering de z.g. spijtoptanten wilde
opnemen, hebben wij 29 november ons visum voor
Nederland ingediend, waarop een aansluitend re
kest in januari van het volgend jaar volgde. Van
HC-zijde kregen we te horen, dat meestal een vi
sum binnen 6 maanden na aanvraag verstrekt of
geweigerd kon worden, zodat wij, die er zeker van
waren dit te krijgen, gelet op onze handel en wan
del, ook alles in het werk stelden zo gauw mogelijk
te kunnen vertrekken, zodra wij de toestemming
daarvoor hadden.
Intussen brak de rel bij de zaak waar mijn man
werkte, in december los, die vele Nederlanders
in paniekstemming deed vertrekken en waarvan
wij, als ex-Nederlanders dezelfde nare ervaringen
moesten meemaken en nog meemaken.
Mijn echtgenoot, die na het vertrek van het Euro
pees Stafpersoneel aangezocht werd met de nieuwe
leiding samen te werken, weigerde dit. Hij is nadat
de laatste directieleden in april 1958 vertrokken
waren, werkzaam gebleven. Tot in de maand april
1959 heeft hij nog steeds het kantoor bezocht
(er was echter geen werk) maar daarna is hij tot
en met heden op non-actief gesteld. Hij ontvangt
nu nog „salaris", weliswaar sedert december 1957
niet meer aangepast en met de huidige duurte niet
in overeenstemming.
Onze 2e zoon heeft nog steeds concordant onder
wijs gevolgd tot 1 januari 1958, na die datum waren
de Nederlandse scholen voor W.N.I. kinderen ver
boden door de Indon. regering. Doordat we steeds
de hoop hadden de toelating tot Nederland spoe
dig te ontvangen, lieten we dit kind privaatlessen
in concordant huisonderwijs geven, wat ons han
den vol geld kostte. Hij werd klaar gestoomd voor
de HBS, had reeds een goed rapport en ook een
goed cijfer voor Frans, toen het verbod van rege
ringswege kwam voor het volgen van dit huison
derwijs aan onze kinderen. We waren genoodzaakt
hem vanaf 1 augustus 1959 naar een school te
sturen met Indonesisch als voertaal, maar kregen
na 2 maanden al van het hoofd der school te
horen, dat hij niet aan het examen voor de SMP
(Middelbare school) kon meedoen, omdat hij de
Indon. taal niet beheerste. Hierdoor is voor hem
een jaar en voor ons het geld vergooid. Voor ons
jongste kind is het volgen van dit onderwijs een
stuk gemakkelijker wat dan ook minder strubbelin
gen geeft.
Intussen stelde een neef uit West-Duitsland ons
voor onze oudste zoon naar hem toe te sturen
in afwachting van ons visum. Met de meeste spoed
maakten we alles voor hem klaar en lieten hem op
een Italiaanse boot boeken, vooral omdat toen ook
de militieplicht, waarvoor hij misschien in aan
merking zou kunnen komen, in het leven werd
geroepen.
Dit plan viel geheel in duigen toen het bericht
van de neef, die in W.-Duitsland zelf zijn toelating
tot Nederland afwachtte, kwam, dat hij de toe
stemming had en zo gauw mogelijk zich in Neder
land wilde vestigen.
De school in knippen en naaien heeft geen voort
gang meer kunnen vinden aangezien ik mijn lessen
uitsluitend in het Nederlands geef, wat nu geheel
verboden is. Ook mijn klanten van mijn maat-
atelier hebben mij verlaten door de vele omzwer
vingen die we gemaakt hebben na het verlaten van
de Djalan waar we 8 jaar ongestoord hebben
kunnen wonen.
In augustus 1958 kregen we van één onzer kennis
sen, die voor ons via het C.C.K.P.. werkte, een
felicitatiebrief over een gunstig uitgevallen beslis
sing op ons visum, die door de Minister van Justi
tie zou zijn verstrekt.
Nadere bevestiging hiervan zou ons zo deelde
men mede door de Diplomatieke Vertegen
woordiging alhier worden gegeven.
Tegelijkertijd kwam onze huisbaas (we woonden
in de Djalan ons vertellen, dat hij zijn
huis te koop wilde aanbieden en of wij
genegen waren andere ruimte te zoeken, omdat het
huis leeg opgeleverd moest worden. Hier hadden
we geen bezwaar tegen, vooral omdat we n.a.v.
het opwekkende nieuws uit Holland wel dachten
eerder weg te zijn, dan de 4 maanden, die ons ge
geven was om naar andere accommodatie te zoe
ken. De daaropvolgende dagen en weken gingen
voorbij zonder enig nieuws van de HC, mijn
echtgenoot schreef hierover naar Holland, nadat
hij eerst bij bovengenoemde dienst geïnformeerd
had.
In afwachting van dit antwoord bezocht een man
van Ambonese landaard mij met de mededeling,
dat hij schepeling van de Tabinta was en 2 pakket
ten inhoudende wollen kleding en horloges van
mijn schoonzuster uit Velp voor mij meegenomen
had.
Aangezien deze goederen echter door de douane
aangehouden waren, stelde hij mij voor naar de
plaats waar de pakketten door de ambtenaar wer
den vastgehouden, te gaan. Hij wist verder zo
veel over mijn schoonzuster en zwager te vertellen
en alle gebeurtenissen en feiten, waarover mijn
schoonzuster in haar brieven geschreven had, na
te vertellen, dat ik hem ook helemaal geloofde;
toen hij voorstelde om de douane tot afgifte der
artikelen te bewegen, waarvoor circa Rp. 8000,-
nodig zou zijn, ging ik hierop in, wetende dat
zulke bedragen wel gegeven worden om wat los
te krijgen van „strenge" ambtenaren. Ik was blij,
dat ik voor al de genoemde kledingstukken slechts
dit bedrag behoefde te betalen, want als ik het
hier zou moeten kopen, zou het mij wel tweemaal
zoveel kosten.
Mijn twaalfjarige zoon ging met hem mee in de
wagen; dit kind heeft hij een eind verder weer af
gezet met de mededeling even op hem te wachten
en verdween voorgoed met de taxi en mijn 8 mille.
Enkele dagen na dit gebeurde (4 oktober 1958) ont
vingen wij als antwoord op onze informatie over
ons visum, dat ons „geval" nog niet in behande
ling was. Er bleek door on«e zegsman van het
C.C.K.P. een vergissing te zijn gemaakt
Van een visumverlening was geen sprake.
Tot overmaat van ramp kwam op de 15e van de
maand onze huisbaas vertellen, dat het huis ver
kocht was en wij een maand de tijd kregen om te
verhuizen. Middels een advertentie, waarin ver
meld werd „genegen hoge huur te betalen" (deze
tegemoetkoming nam onze huisbaas voor zijn reke
ning) lukte het ons met erg veel moeite drie ver
trekken te krijgen tegen een huurwaarde van Rp.
3000.'s maands, met een vooruitbetaling van
6 maanden. Een wettige woning vergunning was
er niet bij, maar we waren al blij een dak boven
ons hoofd gevonden te hebben, want in dit over
volle Djakarta is het slechts mogelijk om wat te
krijgen, wanneer men over tonnen rupiahs beschikt.
De vreugde was slechts van korten duur want al
na twee wgjcen kwamen de moeilijkheden met de
nieuwe kostbazin die tot ons vertrek uit dit huis,
vier maanden later, geduurd hebben.
Haar bedoeling was, ons alweer zo spoedig moge
lijk uit te krijgen om zodoende de vooruitbetaalde
huur machtig te worden indien wij zouden ver
trekken. Met haar provocerend optreden, waarmee
ze ook bij vorige bewoners steeds had weten te
bereiken, dat deze tenslotte de wanhoop nabij door
dat zij thans smeekt, haar in de gelegenheid te willen stelen, zich in Nederland te mogen
vestigen
dat vraagt al voor de derde maal het alleenstaande meisje Josephine Martherus. Tweemaal werd
haar verzoek ijskoud afgewezen. Haar vader is intussen overleden. Zij is ontslagen. Haar broer
en zuster zijn in Nederland. Zij mag niet. Waarom niet? Hier is bitter onrechtI
Intussen stijgt de nood in Indonesië. De zwarte wolken van politieke conflicten dreigen aan de
horizon. Wie zal straks onze broeders en zusters, onze stamgenoten, beschermen?
Kan er werkelijk nog tijd zijn voor een onverstoorbaar kopje koffie bij de televisie? Is er wer-
kelijk geen tijd vrij. geen energie over. is het heus te koud. is er werkelijk geen geld meer om
te helpen?
Uw plicht:
STEUNT DE NATIONALE NASSI-ACTIE.
Gireer naar 8118. Laan van Meerdervoort 1580. Den Haag.
Schrijf ingezonden artikelen in kranten.
Pleit eindeloos bij al Uw kennissen.
Beleg protest-vergaderingen.
Houd inzamelingen.
Wees Indisch groot van hart.