8118
8118
8118 - 8118
TONG TONG
MAAK DIT BLAD GROTER EN STERKER* WORD ABONNEE!!
11
Utrecht, Zwolle, Rotterdam, Deventer, Amsterdam, Enschede, Zutphen, Tilburgoveral
slaan Indische groepen de
tooi* stamgenoten in nood in Indonesië en stromen gelden binnen
op Giro 8118 van het NASSI-Comité - Laan t. MeerderToort 1580, Den Haag
Zoveel initatief doet het Indisch hart goed. - Poekoel teroes tong-tong voor 8118, Poekoel teroesl
al het gesar en getreiter de vooruitbetaalde acco-
modatie prijs gaven, brak voor ons een ellendige
en zenuwslopende tijd aan.
De steeds terugkerende ruzies over allerlei futili
teiten (bedienden, kinderen) noopten ons tenslotte
weer naar andere woonruimte uit te zien. Opnieuw
brak weer een periode van eindeloos zoeken naar
talloze adressen en het plaatsen van advertenties
aan. Tenslotte slaagden wij erin dankzij de hulp
van iemand, die een pension dreef op S
daar twee kleine kamers (2J/2 x 2 meter en 2 x 2
meter) te krijgen, die wij toch maar verkozen om
van de ellende in de S weg af te zijn, niet
dan met veel moeite slaagden wij er nog in een
gedeelte van de vooruitbetaalde huur terug te krij
gen.
Na een verblijf van enige weken in dit pension kon
den wij een grotere kamer (4x4 meter) betrek
ken, waarin wij, man, vrouw en 2 kinderen trok
ken, terwijl mijn oudste zoon een klein goedang-
kamertje toegewezen kreeg. Na een ongestoord
verblijf van circa twee maanden brak helaas voor
ons weer een moeilijke tijd aan. Het pensionbe-
drijf (ex-Nederlands bezit) kreeg geen vergunning
van de overheid langer zijn werkzaamheden voort
te zetten en werd toegewezen aan het Ministerie
van P.P.K. (Onderwijs), dat het gebouw als kan
toor in gebruik wenste te nemen. De pensiongas
ten werd een maand de tijd gegeven naar andere
woonruimte uit te zien. Het eindeloos zoeken her
haalde zich weer.
Advertenties plaatsen wij niet meer, gezien de
daaraan verbonden hoge kosten, die wij niet
mee konden betalen. Resultaat van dit zoeken
was tenslotte een fabrieksloods 6 km buiten de
stad op de weg naar P waarvan de eigenaar
bereid was een gedeelte hiervan ter bewoning af
te staan. Een dak en vloer en enige door de rajap
bijna verteerde palen, waarmee het dak onder
steund werd, waren er wel, maar meer ook niet.
Met financiële steun en materialen, zoals cement,
planken, spijkers door vrienden verstrekt, lukte het
ons tenslotte iets bewoonbaars te maken: een eet
kamer en twee slaapkamers. Aan het dak dat op
zeer onsoliede en ondeskundige wijze bleek te zijn
geconstrueerd dorsten we verder niets te doen,
aangezien de kosten, die reeds aan de „bungalow"
waren besteed onrustbarend waren opgelopen (20
mille) en ik meerdere uitgaven niet verantwoord
achtte. In juni 1959 namen wij onze intrek in ons
nieuw tehuis. Na de eerste regens bleek al spoedig
de slechte dakconstructie. Het regenwater drong
in alle kamers door en bij iedere regenbui in deze
Westmoesson dus dagelijks, staan dan vele pannen,
emmers en blikken gereed om in ieder geval de
bedden en kasten droog te houden. Enkele weken
na onze intrek in onze bungalow kwam op 29
juni de volgende pijnlijke verrassing:
„Op uw verzoek om toelating tot Nederland moest
na ernstige overweging voorshands afwijzend wor
den beschikt."
Deze teleurstelling hebben mijn echtgenoot en ik
moeilijk kunnen verwerken, vooral omdat we al
moedeloos waren van alle ellende en narigheid en
de 3 x verhuizingen in 6 maanden tijds.
De hoop, het stroohalmpje, waaraan we ons
vastklampten om eens door ons vertrek naar Hol
land uit deze ellende te komen, was hiermee ge
broken. We kregen na deze 29ste juni nog meer
te beleven.
In de buurt, gelegen nabij de .-flat op de
Djalan Pzijn we de enigste Nederlands
sprekenden, en worden ook als Nederlanders
beschouwd en als zodanig behandeld.
Op een nacht werd onze glazen voorruit met een
baksteen ingegooid, nadat reeds eerder de opmer
king was gemaakt door omwonenden, dat wij hier
eigenlijk niet thuishoorden als „blanda". Aan deze
uitlatingen, die wij ook bij andere gelegenheden
hebben moeten aanhoren, zijn wij echter al ge
wend geraakt.
Teneinde mijn verslag niet te uitvoerig te maken,
alleen nog maar het volgende: door inbraak werd
mijn naaimachine gestolen, waardoor de inkomsten
Misschien wilt U dit lange verhaal niet
lezen. Als het maar net zo mooi geschreven
was als Multatuli's verhaal van Saïdjah. en
net zo kortmaar beste lezers, dit is ook
geen literatuur van vroeger, dit is KEI
HARDE WAARHEID van NU. Rappor
ten, smeekbeden en eindeloos herhaalde ver
zoekschriften van „spijtoptanten" liggen bij
duizenden in de dossiers van het NASSI-
Comité. Het Ministerie van justitie blijft
„Oost-Indisch doof", het Nederlandse volk
weifelt (door valse voorlichting), de In
dische groep blijft lauw
Eens kwam één man, Multatuli, op voor een
onrecht onder duizenden. Nu zijn er hon
derdduizenden repatrianten uit Indië in Ne
derland en er is wederom een onrecht onder
duizendenen wij zwijgenEr komt nog
lang niet genoeg binnen op het Gironummer
8118. Er wordt plaatselijk nog lang niet
hard genoeg gewerkt in ontwaak-acties
Bij de Regering gaat het toelaten van „spijt
optanten" nog steeds tergend druppelsge
wijs, maar een Regering is er toch om de
wil van het volk te dienen? Laat horen dan
die wil! Zo krachtig en zo langdurig mo
gelijk!
die ik uit mijn maat-atelier had, verloren gingen.
De ontfutseling van het polshorloge van mijn oud
ste zoon; de beroving van de fiets van mijn man,
wat ons tot de koop van een andere fiets nood
zaakte. Daarna overkwam mijn oudste zoon een
ernstig ongeval; hij botste met zijn fiets tegen een
auto. De hieruit voortvloeiende kosten hebben ons
financieel zeer ernstig achterop gebracht.
Op 15 januari 1960 kreeg ik van mijn zuster uit
Rotterdam bericht, dat mijn moeder door een be
roerte getroffen was. Ze schreef ook, dat naast de
hoge leeftijd van mijn moeder (74 jaar) ook de
voortdurende bezorgdheid, waarin zij de laatste
maanden verkeert over ons wegblijven tot deze
aanval heeft geleid.
Ik vraag me af of er dan eerst slachtoffers moeten
vallen om ons doel, in Nederland te komen, te
bereiken.
Wanneer komt voor ons de bevrijding? Q
Djakarta, 28 februari 1960.
w.g. Mevr. A. P.-S.
Brief van een gewezen Spijtoptant
Wij zijn zelf spijtoptanten en hebben een zenuw
slopende wachttijd achter de rug gehad. Wij willen
er eigenlijk niet meer aan denken, het is helemaal
niet prettig. Alleen in het belang van onze lot
genoten doen wij het.
Heus meneer Robinson, het is een ernstige zaak.
Ik weet niet hoe ik me moet uitdrukken om het
duidelijk te maken. Ik zal u een verhaal doen. Kort
en triest.
Toen wij eindelijk ons visum kregen waren we
reuze blij. Ik wou het wel aan iedereen vertellen!
Toevallig ontmoette ik een vriendin en zoals het
de laatste tijd in Djakarta gaat, als wij elkaar ont
moeten is onze eerste vraag: „Al gekregen?" Dan
weten we, dat we „het visum" bedoelen. Nou ik
vertelde haar dan ook, dat wij „het" al hadden.
Opeens begon ze te huilen, want wat bleek later,
zij zijn afgewezen. Als ik dat geweten had, had
ik natuurlijk mijn mond gehouden. Later vertelde
ze me dat ze zich zo lang heeft moeten goed hou
den omdat haar man zo down was, toen hij de af
wijzing kreeg; hij heeft de hele dag in bed gelegen.
En hij wou verder geen moeite meer doen. Hij be
greep maar niet waarom hij werd afgewezen, de
reden werd er niet bij vermeld. U begrijpt, dat het
een klap voor hem was. Ze hebben twee kinderen
en daar ging het hun speciaal om. En zo zijn er
wachten op het visum is al zo zenuwslopend en
dan nog afgewezen worden! Ik kan u nog wel
meer ellendige verhalen vertellen, maar ik vind het
niet prettig. Ach meneer Robinson, wilt u nog een
keer aan minister Beerman vragen of ze allemaal
zonder uitzondering mogen komen en zo vlug mo
gelijk. Als wij spijtoptanten in het verleden verkeerd
hebben gehandeld, dan zijn we met wat we hebben
meegemaakt al genoeg gestraft.
T. I. P.-V.