12
Een Indisch onderwijzeres je klaart het op een
Friese school
RESTAURANT AR DJ OEN A
„El-El, WA' MOT DAT,"
ZEIDEN DE GODEN
REDT EEN MENS!
DAGERAAD
In één van de vorige Tong Tongs stond een ge
dicht dat mij erg getroffen heeft. Daarin zei de
dichter ons, dat we in ons verlangen naar alles
wat we eens gehad hebben, de schoonheid en de
humor van de dingen nu niet mogen missen. Het
was in ieder geval zoiets.
Welnu, ik maak vaak zulke grappige dingen mee
in mijn klasje, dat ik u graag vertellen wil.
Zoals u al gelezen hebt, ik sta voor de klas sinds
een kleine vier maanden. Ik kom kersvers van de
kweek hier in Friesland en ben meteen geplaatst
in een klein boerendorp hier in de omgeving. De
kinderen waren nog nooit naar een kleuterschool
geweest, omdat die er nog niet was. Geen van ze
sprak een woordje Nederlands. Het was alles Fries
wat de klok sloeg. Gelukkig heb ik op de kweek
twee jaar „verplicht" Fries gehad en dat kwam
me goed van pas.
De eerste vijf weken was het modderen, omdat de
kinderen mij niet goed begrepen. Als ik ze wat
liet vertellen, kreeg ik meteen hele verhalen in 't
Fries te horen. Dat is nu nog zo.
Op de kweek hadden wij geleerd: hoe stiller klas,
hoe betere resultaten. Welnu, de resultaten zijn er
wel, maar een stille klas heb ik nog nooit gehad.
De allereerste dag had je het al. Er werd ergens
gefloten. Nu had ik mijn vermoedens en stapte dus
op de boosdoener af. „Waarom floot jij?" Flij:
„Ik floot niet" ik: „Dat deed je wel". Hij; „ik kin
net fluitsje". (Ik kan niet fluiten. Zijn beste bewijs!)
Je hebt soms dagen dat niets je wil lukken. Zo'n
dag had ik ook. De kinderen maakten fouten bij de
vleet en bovendien waren ze nog extra druk ook.
Met een gezicht als een donderwolk liep ik tussen
de banken en zei bars tegen een jongen: „Jij hebt de
vergeten". Er stond n.l. 94 5, of zoiets. Waar
op een kameraad, niet het minst onder de indruk
van mijn gezicht opmerkte: „Dou kist ik net alles
wite" (Je kan ook niet alles weten). Wat moet je
met zulke lui!
Eens had ik een doeltreffende manier gevonden
om ze zo min mogelijk schrijffouten te laten ma
ken. Ik liet de drie rijen met elkaar wedijveren, wel
ke rij de minste fouten maakte. De stand werd
door hen en mij nauwkeurig bijgehouden op het
bord. De grootste domkoppen deden het later
goed. In het begin nog niet, maar dat werd anders
toen de rij zich met hen begon te bemoeien. „Als
je het nog eens fout doet, krij'st een klets om 'e
kop". En een ander beloofde haar vriendelijk dat
hij haar de kop zou afstrupe (afstropen). Het klinkt
allemaal erg ruw, maar ze bedoelen het niet zo
hoor.
Een andere keer, toen het zo erg sneeuwde, zat
een niet al te snuggere klant van me dromerig naar
de warrelende sneeuwvlokjes te kijken, terwijl de
rest druk en hoorbaar zat te rekenen. Ik had al
een poos naar hem gekeken zonder dat hij er erg in
had. Opeens draaide hij zich om naar de klas en
zei: „Jim matte stil wêze, oars lit de Heer gjen
sniê meer valle". (Jullie moet stil wezen anders
laat de Heer geen sneeuw meer vallen).
Als de klas naar huis is om warm te eten, pakt de
juf haar pakje met brood en dan is het na gedane
arbeid zoet djonkok tegen de centrale verwarming,
tot de bende zich weer meldt.
P.S. Wat ik daar neergeschreven heb is geen
Fries, maar zoals ik denk dat het geschreven moet
worden.
EDITH KERGER
Over het Restauant Ardjoena aan de Groot Her-
toginnelaan 68 in Den Haag zwaait sinds korte
tijd mevr. A. M. van Dijke de scepter. Wie haar
nog als Leida Hoogveld uit Indië kent (Kali Be-
sar Club en Flatgebouw Tanah Abang eerst; Grand
Hotel Java later); begrijpt wel dat hier een orga
nisatrice aan het werk geslagen is, die het klappen
van de zweep kent, niet alleen wat de keuken
betreft, maar ook de hele sfeer van het restau
rant.
Rond de nog steeds aanwezige schilderijen van
Eland is nu een frissere entourage gekomen van
kleden, zitjes, gordijnen en groen. Op de eerste
etage is een apart zaaltje ingericht (compleet met
bar en dansvloertje) dat afgehuurd kan worden
voor kleinere party's. Het geheel heeft de gezel
lige chique die wij zo goed kennen van de grotere
hotel-lobbies uit Indië.
Leida Hoogveld heeft zo haar klappen mee gehad
van deze oorlog. Eerst alles kwijt aan de Jap en
daarna de overdracht, de geldknipperijen, etc.
Een ander zou er al lang en breed genoeg van
hebben en zich in een stil bestaantje terugtrekken.
Maar deze onverwoestbare vrouw pakt opnieuw
flink aan en heeft nog veel meer plannen. In de
geest van Tong-Tong's Branie en Ondernemingslust
wensen wij Leida veel succes toe. Met zoveel Indisch-
gasten, die in Den Haag familieleden en kennissen
komen opzoeken en met zoveel trams en bussen,
die bij het restaurant een knooppunt vinden, zal
het waerachtigh wel gaen!
Hier een kijkje op de bekende luchtige koele, ruime vleugel achter de regenbomen van het Grand Hotel
Java aan Rijswijk vlak na Visser 6 Co, weet U nog wel. In Betawie natuurlijk!), van waaruit zo
menige verlofganger vertrokken is met grote haast naar het lieve Vaderland, om er na een wild en
duur verlof weer ingelukkig en tevreden terug te keren, zich weer „thuis" voelend. Maar dat is een
ander verhaal: dit is het verhaal van Leida Hoogveld en haar nieuwe Ardjoenabon sang ne peut
mentir!
Herkent Prof. v. d. Pijl nog enkele oud-lyceïsten
Ons kampeerterrein werd gevormd door het
machtige Gedeh-Pangerango complex, waar je da
gen kon rondzwerven zonder kampeerpas of andere
paperassen, ja zonder een mens te ontmoeten.
Op een van onze omzwervingen trokken wij over
de Gomoeroeh, de bergrug, die door de „Edel
weiss'-vlakte van de eigenlijke kraterwand geschei
den wordt. Midden op deze bergrug bevond zich
een open plek in het struikgewas, gemarkeerd met
een steen. Kennelijk was dit een heilige plaats,
want geregeld kon men hier kleine offeranden vin
den.
Ditmaal lag er een batok klappah, waarin twee
kippeneieren en een seroetoeh. Meteen werd het
plan geboren de eitjes mee te nemen om in het
bivak tot pannekoeken te verwerken. Er ontstond
nog een korte discussie of dit uit piëteit wel door
de beugel kon. Tegen de redenering van onze kok,
dat wij de Indonesiër, die hier geofferd had juist
een dienst bewezen kon niemand op. Immers als
de goede man terug kwam moest hij er wel van
overtuigd zijn, dat de goden zijn offer geaccepteerd
hadden, vooral als wij het sigaartje lieten liggen.
De twee eitjes werden dus dankbaar aanvaard,
's Avonds werd de zuivere berglucht plotsklaps
vergiftigd door een telor boesoek betoel stank. On
ze kok liet zijn beslag kokhalzend in de steek. De
goden hadden wraak genomen.
KEES
Verzamelt voor, stort op:
Gironummer 8118
NASSI, Laan v. Meerdervoort 1580
Den Haag
Zoals velen weten, stond boven de poort van het
nieuwe kerkhof van Malang, dit opschrift:
DE NACHT VAN DE DOOD, IS DE DAGE
RAAD VAN DE GEEST.
Eén van de employe's van de sf. Panggoongre-
djo, waar mijn oom administrateur was, was eens
op de motor naar Malang gereden, en had onder
weg een ongeluk gehad, waar hij nog genadig van
af was gekomen.
„Nou Cos", zei mijn oom, „dat is nog goed afge
lopen". Wah ja nir, bijnaa heb ik de dageraad
gezien", zei Cos.
A. B. H.-C.