13 (II) De uitbarsting: Voorspel De uitbarsting in 1928 Voor het telaat is HULP VAN VER Toen brak voor ons het jaar '83 aan. In de maand Mei hadden we erg veel last van aard bevingen en hoe meer de twintigste naderde, hoe erger het werd. Niet zóó, dat er ongelukken voor kwamen, maar het was of de aarde het koud had en aanhoudend rilde. Dat duurde soms een geheelen dag. Ik kon dat het best waarnemen, wanneer ik in de badkamer was en de watertonnen gevuld waren. Dan was het water aldoor in beweging. Den 20sten Mei hadden we 's middags bezoek van den klerk, tevens griffier S. en zijn vrouw. Het was ongeveer zeven uur en reeds donker, de maan scheen niet, toen wij opeens een zeer vreemd ge luid vernamen, eerst nu en dan, toen aanhoudend. Alles trilde. Wij begrepen er niets van en de op passers evenmin. Een inlander, die er bijkwam, zei: ,,'t Is het zeespook". Mijn man gelastte toen, dat enkele oppassers op den grond zouden gaan liggen met het oor op de aarde om te hooren of het geluid daarvandaan kwam. Maar neen. Mijn man zei toen: „Misschien is er ergens een hevig onweder Toevallig had ik een paar weken geleden een be schrijvinggelezen van een vreeselijke aardbeving, ge paard met een vloedgolf, die in de Stille Zuidzee een paar eilanden verwoest had. Ik dacht dan ook dadelijk aan de zee en liet iemand met een lantaarn naar het strand gaan. Hij kwam terug met het bericht, dat de zee zoo kalm was, als maar kon, maar dat ze voor het eiland Rakata een donkere bank zagen. Den volgende ochtend lag alles bedekt met een dunne aschlaag. Mijn man, die het eerste wakker was, kwam bij me en zei: ,,'t Is toch een vulcani- sche uitbarsting geweest. Ik ben benieuwd waar het geweest kan zijn." Toen ik opstond en in de voorgalerij een heerlijk kopje koffie dronk (zooals die alleen in Indië gezet kan worden!) en naar de zee keek, scheen de zon helder, de zee was rustig en alles was één schitte ring. Het eiland Rakata, of Krakatau was weer goed te zien. De aschlaag was zo miniem dun, dat na een paar uren alles weggestoven was door een zeebries, die kwam opzetten. Wij dachten aan de heele uitbarsting niet meer; we hadden te veel te doen met onze eigen bezigheden. Maar een paar dagen na dien zei mijn man van kantoor komende: „Nu moest je toch eens raden waar het gespookt heeft!" „Nu waar?" „Op het eiland Krakatau". Nieuwsgierig vroeg ik hem, hoe hij dit wist. Het hoofd van het eiland Sebesi was bij mijn man op 't kantoor geweest en had gerapporteerd, dat een achttal mannen van zijn kampong met een prauw naar Krakatau waren overgestoken, om hout te kappen voor huizenbouw. Ze waren 's ochtends vroeg reeds bezig en hadden verscheidene boomen gehakt, een minuut of twee van het strand af, toen ze een kanonschot hoorden. Ze zeiden tegen el kander: „Er is zeker een oorlogsschip in de buurt", en gingen door met hun werk, tot ze weer een schot hoorden. Ze werden nu nieuwsgierig en zeiden: „Laat ons gaan kijken", en gingen met dat doel naar het strand. Nauwelijks waren zij daar, of met een groot geraas barstte de grond in hun nabijheid open, steenen en asch uitwerpend. Ze vluchtten zoo hard ze konden, en zwommen naar een naburig klein eilandje, waar ze gewoonlijk met laag water naar toe konden loopen. Nu was de vloed op z'n hoogst en hun prauw lag daar verborgen. Haastig roeiden ze naar hun kampong terug. Ik zei tegen mijn man: „Laat je dat toch niet wijs maken. Hoe kan nu op een eiland, waar twee ber gen met kegels staan, de uitbarsting op het strand beginnen?" „Ja daar heb ik ook al over gedacht. Toch be weren ze bij hoog en bij laag, dat er een soort ra vijn was, drie of vier minuten van het strand ge legen, en dat in dit ravijn de grond zich opende. Ik zal mijzelf er van overtuigen door er met de re cherche sloep heen te gaan Eenige uren daarna kwam de boot met den resident aan. Deze had telegrafische opdracht van den Gou verneur Generaal om te onderzoeken, waar ergens een uitbarsting had plaats gehad, want men had ook de trillingen te Batavia gevoeld en de magneet naalden van het observatorium vertoonden hevige slingeringen. Mijn man kon toen zeggen, dat het op het eiland Krakatau was, dat tot zijn afdeeling be hoorde. Hij ging met den resident samen naar het eiland en moest erkennen dat het verhaal der inlanders juist was, en de grond niet ver van het strand opengescheurd was. Van dien tijd af werd de vulcanische werking met den dag heviger. Een kolossale wolk, net een reu- zenbloemkool, zag men voortdurend ten hemel stij gen, of door den wind van boven een andere rich ting nemen, 's Nachts konden wij de gloeiende lava zien die heel hoog naar boven spoot en dikwijls rooken wij een zwavellucht. De asch viel toen ook voortdurend. Mijn man heeft nog enkele malen de recherche prauw er heen gezonden, maar de laatste maal kwam de Djoeroemoedi terug met het be richt, dat de zee rondom het eiland kookte, dat alles in brand stond en de uitbarsting gekomen was tot aan den kleinen kegel. Alles veranderde van aanschijn op het eiland. Waar vroeger de visschers hun bedrijf uitoefenden, op plaatsen waar de zee onpeilbaar diep was, verrezen nu groote granieten eilanden van wel duizenden meters lengte. Wij, vooral ik, waren zeer bezorgd over al die berichten. Maar dan troostte mijn man mij en zei: „Het is zoo ver van ons vandaan". Men kan wel begrijpen dat na vier maanden alles dood was op het eiland en alles was torenhoog bedekt met puimsteen en asch. Ik ben geen geo loog, maar in Indië, waar dikwijls zulke rampen plaats hebben en men mijningenieurs genoeg heeft, was het toch de plicht van het land, steeds op de hoogte te blijven van zoo'n gebeurtenis en de men- schen bijtijds te waarschuwen als er gevaar dreigde. Vooral, daar de hoofdingenieur van het mijnwezen De oproep om gegevens over Ber Ledeboer deed mij nog weer eens beseffen hoe dringend nood zakelijk het is om de feiten te boekstaven vóór het te laat is. De feiten die aan komende geslachten kunnen vertellen hoe wijds en groot ons leven vaak wérkelijk was. Dat het in dit geval zo sterk tot mij spreekt, komt doordat Ber Ledeboer een ver famiielid van mijn moeder was, ik meen een achterneef. Ik herinner mij wel dat zij vaak over hem vertelde. Begrijpe lijk omdat een man van zijn „caliber" met een zó avontuurlijke geest, natuurlijk het onderwerp van gesprek was in vele verhalen. Mijn ooms John en Lou Olivier, beide ook jagers, zouden ongetwijfeld veel over hem kunnen ver tellen, maar zij zijn er niet meer. Te laat dus. En zo is het in vele gevallen te laat. Dit moet voor ons een aansporing zijn om zoveel mogelijk al onze wetenswaardigheden op schrift te stellen. Ook al kan Tong-Tong bij lange na niet alles plaatsen; het is in het archief goed bewaard en krijgt later zijn eervolleplaatsen zeer zeker. W. v. M. Dit is het wat Tong-Tong voortdurend zoekt: het vergaren van zoveel mogelijk gegevens. Jammer is dat zoveel lezers, als hun copy niet gauw ge noeg geplaatst wordt, deze copy terugeisen. Voor eventueel een ander doel. Kan men deze verhalen niet in tweevoud tikken en één aan ons toesturen? Uit de pionierstijd van de auto (was één van de Ledeboers ook niet de eerste, die een auto had in Indië?), van de zeilsport, van andere sporten, van muziek, toneel, etc. zoeken wij nog steeds verha len. Aanpassing in Europa betekent ook histori sche bewustheid, lezers! Ingesloten een kleine bijdrage voor onze mensen in Indonesië (twee dollarbriefjes Red. T.T.). Helaas is de hulp niet groot maar alle beetjes hel pen. Hier zitten nog een paar gezinnen die ik zal opporren Mrs. BRUNET DE ROCHEBRUNE, Redding, USA Het zijn juist die vele kleine gaven, die het hart goed doen. En het is zo'n heel verre gift als deze, die dubbel goed doet. Ons is opgevallen dat juist de Nederlanders uit Indië, die heel ver weg zitten, het ruimst denken en het hartelijkst helpen. U ge looft het misschien niet, maar hier in Nedeland zitten erg veel Indischgasten, die laatdunkend spreken over de „spijtoptanten", zoals ze ook laat dunkend spreken over alles wat Indisch was en is. Een reden te meer voor de anderen om steviger de handen ineen te slaan. wist, dat de scheur, die in de aarde en de zee loopt en waarboven de vulkaangordels zijn, ook langs Kra katau ging. Wanneer men zijn verstand eenigszins gebruikte, kon men tot de conclusie komen, dat de aardkorst daar reeds heel dun begon te worden door het voortdurend uitwerpen van groote hoeveel heden asch en puimsteen, en door den druk van het zeewater moest instorten. En helaas! dat kwam ook uit. 25 en 26 augustus waren vreeselijke dagen. De lucht was warm van al het vuur en leek wel koper. Men werd letterlijk doof van het gedonder en met een vreeselijken knal, onmogelijk om dat geluid ooit te beschrijven, stort te de aardkorst in. De twee elementen kwamen met elkander in botsing. De stoom die toen ontwikkeld werd, zal een menschenverstand wel nooit kunnen berekenen. De kracht van de vloedgolf die daar door ontstond, was zóó hevig, dat de golf de ge- heele aarde omging en het geluid van de uit barsting driemaal. Vijftien jaren daarna waren de bovenste luchtlagen nog niet gezuiverd van de asch. Zeventig duizend menschen verloren het leven, honderden prauwen vergingen, de groote schade nog daargelaten die werd aangericht, overal waar het terrein eenigszins vlak was. De golf, die een hoogte had van 80 m. liep vier uren het land in. (wordt vervolgd)

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 13