Indisch Aandeel in Nederlands Verzet 2 R Noto Soeroto f De Vries f E. A. Latuperisa f RAWINDRA NOTO SOEROTO E. A. LATUPERISA HERDENKING JDE VRIES Rawindra Noto Soeroto, geboren 11 oktober 1918 overleden 23 november 1945, was de oudste zoon van de bekende schrijver Raden Mas Noto Soeroto en mevrouw Noto Soeroto-Meyer. Mevrouw vertelde me, dat, toen haar man in 1915 de verzen van Rabindranath Tagore las, die in het Hollands vertaald waren, hij zo onder de indruk kwam van deze grote schrijver, dat dit hem niet alleen inspireerde tot zijn eerste gedichtenbundel, Melatiknoppen, maar hij en zijn vrouw besloten hun oudste kind, als dit een jongen mocht zijn naar Tagore te noemen. Rabindranath is Sanskriet voor le roi soleil, de ko ning des hemels. In het Javaans vertaald wordt dit Rawi Indra en dit werd samengetrokken tot Rawindra. De eerste was een jongen en werd aldus genoemd. Rawinda kreeg zijn opleiding in Nederland en toen de oorlog uitbrak studeerde hij rechten in Leiden. Met een groepje van enkele medestudenten werk ten zij onder leiding van overste dr. Somer, hoofd van de intelligence service in het verzet. Werden ze verraden? Was er een misschien te los lippig geweest? Feit is, dat de hele groep in juli '41 werd opgepakt en naar de gevangenis in Sche- veningen werd gebracht. Er werden achtereenvolgens drie processen ge voerd. Eerst werden ze door de militaire recht bank gevonnist, de aanvoerders tot levenslang, de rest tot 5 jaar gevangenisstraf. De S.S. vond dit een te milde straf en na een tweede proces werd dit veranderd in doodstraf voor de leiders en levens lang voor de anderen. Een derde proces veroordeel de allen tot levenslang. In oktober '42 werd het hele groepje naar de straf gevangenis te Lüttringhausen gevoerd. Toen daar eens een oproep kwam, dat de gevange nen in het Duitse leger moesten dienen, zag de di recteur kans de politieke gevangenen achter te hou den, zodat dit hun gespaard is gebleven. Om de zes weken mocht men naar huis schrijven en in oktober 1944 kreeg de jonge vrouw van Rawi bericht, dat hij bij het sjouwen van zware kisten veel last had van zijn knie. Dit werd door verkeer de behandeling steeds erger en later bleek hij ern stig ziek te zijn en werd opgenomen in het zieken huis te Remscheid. n februari 1945 kregen zijn vrienden toestemming om afscheid van hem te ne men, daar men dacht, dat het wel vlug zou aflopen met hem. Maar Rawindra, die vermoedde, dat de oorlog niet zó heel lang meer zou duren wilde dol graag zijn vrouw, dochtertje en moeder nog terug zien en deze sterke wil hield hem in leven. Het zou me te veel plaats kosten om te vertellen hoe het eindelijk gelukte om hem vrij vlug na de bevrijding naar Nederland te krijgen, waar hij in Julianaoord te Laren werd opgenomen en voor het eerst behandeld kon worden. Zijn moeder, die uit Ravensbrück bevrijd, Ziek naar Zweden was gebracht kreeg daar het bericht, dat haar oudste jongen ernstig ziek was. Ze is nog op tijd gekomen om hem te zien en te spreken, maar zoals voor zo velen, eindigde de oorlog toch te laat voor hem en overleed hij op de 23ste november 1945. Een van de vele verzetstrijders die Tong Tong in zijn kolommen ook meent te moeten herdenken. IDA Eduard Alexander Latuperisa werd geboren te Koedoes op 9 april 1902 en was bij het uitbreken van de lie wereldoorlog Kapitein der Infanterie K.N.I.L., gedetacheerd bij de Hogere Krijgschool in Nederland. Bij het uitbreken van de oorlog jn Europa in 1939 werd hij in Hillegom geplaatst bij de Staf van de Ille Divisie, tevens Directeur van de Kaderschool. Niet lang na de capitulatie van Holland sloot hij zich aan bij het ondergronds verzet. De Cadet-Ser geants Chris Navis en Pas de Loup waren toen steeds om en bij hem voor het volvoeren van op drachten. De laatste verried hem en op 13 maart 1942 werd hij gearresteerd. Na in de gevangenissen van Scheveningen, Amers foort, Vught, Haarlem en Utrecht te hebben ge zeten, werd hij in het tweede proces betreffen de de Orde Dienst ter dood veroordeeld en op 29 juli 1943 op de Leusderheide gefusileerd, tezamen met 17 kameraden. Hij liet vrouw en kinderen achter. Oorspronkelijk in een massagraf ter aarde besteld, was het mogelijk de overblijfselen te identificeren, en hij werd met militaire eer herbegaven op Rusthof, de verzetsbegraafplaats te Amersfoort. Moge hij met zijn kameraden in vrede rusten en mogen zijn weduwe en kinderen de troost deelachtig worden in het besef dat hij het hoogste offer bracht aan zijn Vaderland, hij de Indische jongen! H. Als in de avond van 4 mei de slachtoffers van de Naziterreur op plechtige, ontroerende wijze worden herdacht, dan gaan mijn gedachten uit naar zo- velen van onze zonen, roemrijk ten onder gegaan in de strijd tegen de genadeloze Jap. Daar in 't verre Oosten liggen hun graven, een zaam en verlaten en geen sterveling komt er een ogenblik verwijlen om een stille hulde te brengen aan hun nagedachtenis. Naamloos zijn ze voor de overgrote meerderheid van 't Nederlandse volk. Daarom maakte een diepe ontroering zich van mij meester, toen enigen hunner in een boek geti teld „The knights of Bushido", by Lord Russel of Liverpool, een vreemdeling dus, werden her dacht. Mei 1943. Laweh Seglagale Camp te Kota Thara in Sumatra. 29 mei komt een Japans officier ver gezeld van een officier van de Kempei Tai in 't kamp en geeft bevel dat de krijgsgevangenen moe ten aantreden. Een tolk deelt hun mede, dat zij vijf minuten hebben om te beslissen, of zij dienst willen nemen in 't Japanse leger. Als de vijf minuten om zijn, worden zij verdeeld in drie groepen: A. de lichamelijk ongeschikten. B. zij die dienst willen nemen. C. de weigeraars. Tot de weigeraars behoorden drie sergeants: Croes, Stolz en Vos en de soldaat Wolff. Zij werden naar Kota Thara gebracht en ingeslo ten. Twee uren later werden zij aan handen en voeten gebonden naar het dorpsplein gebracht ten aanschouwe van de dorpelingen, die door de Japs waren opgecommandeerd. Om 11 uur werden ze in het openbaar geëxecuteerd. Een gevangene uit groep B, die die dag dienst deed als chauffeur van de kampcommandant Mysaki en gedwongen werd de executie te aanschouwen gaf na de capitulatie de volgende getuigenis. Men vroeg Vos wat zijn laatste wens was. Hij zei, dat hij sterven wilde met de Hollandse vlag om zijn lichaam gewikkeld. Dat werd toegestaan. Toen richtte Vos het woord tot de gedwongen aanwezige dorpelingen en uitte in het maleis zijn minachting voor de Jappen. Hierna wilde de Japs hem blind doeken, maar hij weigerde en zei: „Ik ben een Hollander en niet bang om te sterven". Dan vuurde de Kempei-Tai-officier twee schoten op hem af. Vos was niet dood en riep: „lang leve de koningin!" Met een schot door het hoofd maakte de Jap een eind aan zijn leven. Dezelfde officier wilde Croes onthoofden, maar hij sloeg mis en kliefde Croes' schouder, waarna hij hem doodde met een schot uit zijn revolver. Wolff en Stolk werden op dezelfde wijze gedood. Ik heb het mijn plicht gevoeld de namen van dit viertal helden aan de vergetelheid te ontrukken. ERKELENS Jacobus de Vries, geboren te Meppel 10 decem ber 1879, ging als aanbevolen militair naar Ned. Indië, waar hij te Mr. Cornelis zijn eerste oplei ding genoot bij de Militaire School. Na voleindi ging daarvan vertrok hij weer naar Holland voor de Officiersopleiding aan de Hoofdcursus te Kam pen, waar hij tenslotte werd benoemd tot 2e Lui tenant der Infanterie bij de K.N.I.L. In 1917 volg de zijn huwelijk. Na diverse overplaatsingen in Indië vertrok hij weer met zijn gezin naar Holland in 1921, waar hij zich spiegelend aan Colijn in de politiek zijn roeping wilde vinden. Als reserve-officier bereikte hij de rang van Luite nant-Kolonel en kwam kort voor de oorlog weer in actieve dienst en voerde uiteindelijk in de Mei dagen het commando over de troepen in de Betuwe. Na de capitulatie vestigde hij zich te Heilo en voerde als oud-commandant van de Bijzondere Vrij willige Landstorm het bevel over een grote groep verzetslieden in Noord-Holland, benoorden het Y, welke groep doorlopend contact had met de overal verspreide afdelingen van de opgerichte Orde Dienst. Het verzet bevond zich nog in de kin derschoenen en velen betaalden met hun leven voor de opgedane ervaring. Jacobus de Vries, de zwijgzame Drent, liet zelfs zijn allernaasten niet delen in de verzetsgehei- men, daar hij verwachtte dat men de hoofdlijnen als bij intuïtie begreep en volgde, maar werd des ondanks op 9 april 1941 toch gearresteerd. Hij bracht bijna een jaar door in Scheveningen en werd tenslotte met 20 kameraden op transport ge steld naar Buchenwald, daarna naar Dachau, en uiteindelijk Natzweiler. Toen de Geallieerde troepen naderden, werd hij weer naar Dachau gebracht, waar hij bijna onher kenbaar voor zijn kameraden weer binnen kwam. Hoewel hij te boek stond bij de „Nacht und Nebel Gruppe" en dus wist wat hem te wachten stond, bleef hij zich zelf en aanvaardde nuchter de conse quenties van zijn verzetsdaden en was bereid, zo als hij eens in Indië had verklaard op een desbe treffende vraag, ook het allerhoogste offer te bren gen, wanneer dit van hem gevraagd werd. Dat offer bracht hij, toen hij in de barak voor vlek- typhus-patienten werd geplaatst, waar hij werd besmet en op 3 januari 1945 overleed na onnoe melijk lijden, vlak voor de bevrijding. Moge hij in vrede rusten en moge zijn gezin troost vinden in de wetenschap, dat hij zijn gezegde waar maakte en hij het hoogste offerde wat hij geven kon, voor het Vaderland, deze officier van het K.N.I.L. H.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 2