VMS'
TOEAN BESAR BREWOK
GEORG EVERHARD
RUMPHIUS
GEHOORD LANGS DE WEG
ENG KOH
Georg Everhard Rumphius: de naam voor eeuwig
verbonden aan Ambon in de „Groote Oost", toen
de Molukken voor de hele wereld de „specerij
eilanden" bij uitnemendheid waren.
Een gelukkig toeval van het lot, dat hem later ook
harde slagen zou toebrengen, voerde hem naar de
ze prachtige eilanden, de kostelijkste juwelen in de
Gordel van Smaragd, door de Portugese dichter
Luiz Vaz de Camöes (1524—1580) in zijn helden
dicht Os Lusiados reeds bezongen:
Olha ca pelos mares do Oriente
As infinitas ilhas espalhadas
Vê Tidore e Ternate co'o fervente
Cume, que langa as flammas ondeadas.
Deze begenadigde natuuronderzoeker werd in
1628 geboren, waar en wanneer weet men niet.
De geboortedatum moet vallen tussen 15 mei en
7 juli. Hij stierf op Ambon op 15 juni 1/UZ.
Tal van geschriften: de Encyclopaedic van Neder-
landsch Öost Indië, het Rumphius Gedenkboek
17021902, de Biographiëen van Henschel, du t'e-
tit Thouars en Leupe, de Rumphius bibliographie
van G. P. Rouffaer en W. C. Muller en vele
buitenlandse biographieën hebben deze geniale man
geëerd om zijn grootheid van hoofd en hart. Z-egt
Rouffaer niet: „Vele geleerden, onmisbare schakels
in de ontwikkeling der tijden, rusten zacht in het
graf van hun eigen boeken, maar Rumphius zelve
blijft tot op deze dag de frisheid en bekoring
behouden der bloemen en kruiden, die hij zo zeer
lief had. Fris in zijn natuurlijk vloeiende taal, be
korend door zijn kinderlijke geest, eerbiedwekkend
in zijn ondoofbaar vuur, tegen alle beproeving be
stand: de Grootontdekker der Moluksche Florai
De blinde ziener van Ambon" noemt Bintang Dja-
ëeh (1 F L de Balbian Verster) hem in een
artikel van 14 juni 1902 in het tijdschrift „Eigen
In 1902 werd naast het Gedenkboek de Rumphius-
medaille in goud vervaardigd, met de bedoeling
die toe te kennen aan personen, die zich voor
het natuuronderzoek in Insulinde verdienstelijk zou
den maken en men opperde het denkbeeld op Am-
bon een „Rumphiusstation" te doen verrijzen als
centrum van het natuurhistorisch onderzoek der
Molukken.
Gelijk een bloem des velds, alzo bloeit hij; als de
wind daarover is gegaan, zo is zij niet meer en hare
plaats kent men niet meer.
Ps. 104 15, 16
Dit „station" is nooit verrezen. Nu, in 1960 zal Rus
land dat plan van Nederland overnemen.
Volgens de wens van Rumphius werd hij niet bij
gezet onder de koude vloeren van een kerk, maar
op een plek in God's vrije natuur.
Een passage uit een Memorie, die Gouverneur
Robertus Padbrugge in 1687 naliet aan zijn opvol
ger Dirk de Haas, vermeldt het volgende: „Onder
de vergunde erven buyten de stad tot grondge-
bruyck is de bijzondere grafstee aen den Oud-
Coopman d.Ed. G. E. Rumphius verleent: breet
langs den weg en achter schaers 5 en diep 7 roe
den; zoo mede een vergunde thuyn bij desselfs le
ven, achter de tegenwoordige paerden en beesten
stal ruytgewijse vierkant, schaers 20 roeden breet
langs den weg van de Elephantsstraat en achter
diep langs de stal na den weg van Way Tomo 26
roeden".
Aan de Olifantsstraat, verscholen in het groen
ligt het kleine woonhuis, omgeven door een stenen
muur. Op het erf bevindt zich een eenvoudig graf
monument. Dit huis en dit monument zijn de eni
ge herinneringen aan Georgius Everardus Rum-
phius.
Hier schreef deze wegbereider op het gebied van de
wetenschappelijke Zoölogie en Botanie 'der tropen,
zijn Amboinsch Kruidboek d'Amboinsche Rariteit
kamer en tal van andere werken.
Rumphius, die niet alleen als man van weten
schap, maar ook als mens door zijn edele karakter
eigenschappen boven velen zijner tijdgenoten uit
blonk, stond bij het Compagnies Bestuur goed
aangeschreven. Zijn werk vond veel waardering.
Men leefde in de „Gouden Eeuw" waarin weten
schap en kunsten bloeiden en Rumphius had ook
in Europa een grote vermaardheid als natuurvorser.
Toch hebben deze „Heeren Bewindhebbers" tijdens
het leven van Rumphius hun toestemming gewei
gerd de geschriften te publiceren, uit vrees, dat er
dingen in zouden staan, die het aanzien of het
belang der Compagnie zouden kunnen schaden!
Het kwade geweten!
Pas 3 jaren na zijn dood verscheen een uitgave
van d'Amboinsche Rariteitkamer en bijna 40 jaren
later de eerste delen van „Het Amboinsch Kruyd-
boeck". j
De herinnering aan Rumphius leeft voort in de
naam van een Moluksche boom: Rumphia Am-
boinensis Lndl. Naar zijn geliefde eerste vrouw,
die samen met zijn jongte dochtertje bij de aard
beving van 1674 omkwam, werd een prachtige or
chidee genoemd: Flos Susannae.
Rumphius rust voor altijd op zijn geliefd Ambon.
Over hem is de stralende zon van het Oosten en
de schitterende sterrenpracht van de tropennachten.
En de geuren van kaneel, kruidnagel en nootmus
kaat zijn als een eeuwige offerande aan deze genia
le, edele mens.
CORRACORRA
Zo werd hij genoemd, onze oom Stien, of te wel
de heer Stein Callenfels, die ik tot mijn eer en ge
noegen persoonlijk heb gekend, omdat hij als Lim
burger een goede vriend was van mijn vader, die
ook een Limburger is.
In Tonq Tong stond er eens een artikel over deze
grote Nederlander en ik ben er betoel trots op, dat
ik hem persoonlijk gekend heb.
Ons huis, eerst in Pagah Taloen, later in Soerabaja,
gebruikte hij als uitgangspunt voor zijn archeologi
sche tochten, of hij kwam ook zo maar om zijn
oude sobat Jean (mijn vader) en Meerke (mijn
moeder) op te zoeken en niet te vergeten hun anaks.
Hoewel oom Stien (een grapjas had van Stem, Stien
gemaakt) er van verre vervaarlijk uitzag, door zijn
enorme lengte en omvang, zijn geweldige baard en
niet te vergeten zijn sonore stem, was hij van dicht
bij bezien de goedheid zelve. Bruine ogen achter
brilleglazen zagen je vriendelijk en belangstellend
aan; hij had lange glanzende krullen tot op z n nek
en een mooie zwarte baard en rook heerlijk naar
zeep en sigaretten.
Wij kinderen waren dol op hem, vooral als hij op
handen en knieën door het huis kroop brullend
als een leeuw, met ons op z'n rug, of als hij ons op
z'n brede dijen zette en vertelde van Klein duimpje.
Op het punt gekomen, dat de reus brulde: „lk ruik
mensenvlees", greep hij ons vast, zette vervaarlijke
ogen op, liet z'n neusvleugels trillen en z n tanden
vals klapperen. Machtig vonden we dat.
Door oom Stien werd mijn liefde voor archeologie
gewekt. Vaak ben ik met hem meegeweest, als hij
weer ergens een oudheidkundig stuk op het spoor
was. Boeiend waren zijn verhalen over oude tijden,
ook kende hij de wajangverhalen. t Meest hield ik
van de stem van Oom Stien, een stem, zo vol en
diep als een orgel in een kathedraal, een stem om
Kolnidrei te zingen. Hij boeide altijd, niet alleen
door zijn bijzondere verschijning als Raksasa.uit
de Indonesische legenden, maar ook als hij al druk
pratende zijn ervaringen ten beste gaf. Altijd trok
hij een groot aantal luisteraars, meestal mannen,
vooral kinderen. Hij hield niet zo van vrouwen, en
dit was wederkerig. Ze bewonderden zijn intelli
gentie, maar als mens bleef hij hen vreemd. Maar
kinderen, van alle rassen, hadden niet alleen ont
zag voor hem, maar hadden een bijzondere en won
derbaarlijke genegenheid voor hem.
Eerst als kind, later als jong meisje, nu als vrouw
houd ik nog steeds bijzonder veel van hem en ge
denk ik hem met diepe eerbied. Vaak heb ik vroe
ger op Ngebel bij hem gelogeerd in zijn houten huis
op neuten, dat uitkeek over het meer van Ngebel.
In alle kamers lagen op tafels, stoelen, boven op
kasten, allerlei stenen en steentjes, en schedels.
Als je te hard door het huis liep, begon alles te
trillen en te klapperen, vooral de kaken van de sche
dels. Elk onooglijk steentje had zijn geschiedenis en
aanraken was verboden.
Oom Stien regeerde er als een absoluut vorst, hoe
wel hij er niet vorstelijk bijliep, een gestreepte jas
toetoep en een sarong, die hij van zijn djongos ge
leend had en op blote voeten, maar voortdurend
goed gehumeurd, vol grappen en verhalen, maar ook
steeds vol van zijn werk. We hingen aan zijn lippen
als hij weer iets vertelde over zijn laatste vondst, of
als hij de symboliek van de wajangverhalen uit
legde. Hij sprak het hoog en laag Javaans zeer
vlot en voorgedragen met zijn stem leek het of de
bloemen een mystieke dans opvoerden op prachti
ge muziek.
Hij had een vreemde gewoonte; als hij namelijk op
de W.C. zat moest de deur wagenwijd openstaan,
omdat hij van daaruit een pracht uitzicht had over
het meer van Ngebel. Opdat er geen mensen on
verwacht voor zijn deur zouden komen te staan,
werd er op de emper een stoel geplaatst als waar
schuwing dat zijne majesteit op de troon zat. Ik heb
het één keer, maar dan ook maar één keer gewaagd
langs de stoel heen te sluipen om hem vanaf de open
Na een vorstperiode van enkele dagen was het
gaan dooien en de ijsschotsen dreven langzaam
door de gracht.
Het kleine joch, met ogen als sawohpitten, stond
er aandachtig naar te kijken. Toen ik langs kwam,
hoorde ik hem tegen z'n moeder zeggen: „Adoe
Mammie, kijk dan, 't ijs kan al weer swèmmen
40 jaar geleden, mijlen hier vandaan
De behandelende chirurg had een Hadji bij een
verpleegster in haar kliniek gebracht. Hersteld zijn
de vroeg hij: „Non sister, apa toean dokter non
sister poenja engkoh? De zuster, die meende dat
hij vroeg of de dokter haar oom was antwoordde:
„Boekan, toean doktor boekan permilie dari sa-
„Ah, boekan engkoh, engkoh!!! en hij tekende
6 Co met zijn vinger op tafel.
E. VAN LOON
deur gade te slaan Je kunt wel nagaan, dat bij
wat toen volgde de mussen dood van de takken
vielen.
Een typische man; het zou een boekdeel vergen om
alles wat ik met Oom Stien, Iwan de Verschrikkelij
ke, Toean Besar Brewök, heb meegemaakt, te ver-
tellen.
Ik eindig met mijn gedachten stil te laten gaan
naar Colombo, waar deze grote Nederlander een
eenzaam graf vond. KOFFIEBOON