„THE SUMMING UP" CONTRABANDE IETS OVER ZWARTE KUNST Stort voor Tambour corps op 382731 „Tjalie, nu Tong-Tong er zo zoetjes aan vier jaren op heeft zitten en een vijfde levensjaar in gaat, moet je ervaring je toch zeker gebracht hebben tot een ernstiger inzicht. Ben je nog even verwoed Indo en blijf je dit propageren ook al verdwijnt de groep deels door emigratie, deels door oplossing in de maatschappij? Probeer je niet een stervende in leven te houden en is het niet verkeerd ideologieën te ontwikkelen, die geen levenskans hebben?" DE GROOT Tong-Tong begon met veertig abonnees en is on danks alle scepticisme en tegenwerking uitgegroeid tot een blad met een eigen bestaan en ver over de 8000 abonnees, sterk groeiend naar de 10.000 en méér toe. Gelezen door duizenden Totoks uit Indië en steeds meer Nederlanders, die nooit Indië ken den. Dit is een gewoon rond feit. Tong-Tong is niet een creatie van een idealist, maar een logisch verschijnsel in een grote groep van tro pisch georiënteerde Europeanen. Zodra de Euro peaan zijn tropische oriëntering en zelfs maar zijn verlangen ernaar verliest, zal Tong-Tong op houden te bestaan. Eerder niet. Als ik nu dood- of wegga, zullen anderen Tong-Tong voortzetten. Als ik er niet geweest was, had een Tong-Tong be staan. Als ik het blad nu vernietig, zal een nieuw blad ontstaan. Overschat mij niet. Noem een natuurlijk verschijnsel geen idealisme. Indo. Ja, ik ben Indo. Niet verwoed, maar gewoon. Direct herkenbaar aan mijn bruine huid, direct her kenbaar aan allerlei gedragingen, die mij duidelijk onderscheiden van mijn blonde buurman. Dit ont kennen is dwaas, mij verstoppen is laf, mij in beelden dat ik anders ben is dom; assimilatie is ge wenst en nodig voor mijn bestaan, maar alleen tot mijn natuurlijke grenzen. Het verloochenen van de ze grenzen is op zijn minst onchristelijk. Ik kan niet op mijn vijftigste jaar als Europese baby beginnen te leven. Dus móet ik wel getuigen van mijn leven daar. Hiermee schaad ik niemand, ben integendeel veel mensen van dienst. Wie niet luisteren wil, luistere niet. Niemand heeft enig moreel, sociaal of staatsburgerlijk recht om mij het zwijgen op te leggen. Ik ben vrij burger in een beschaafde staat. Hoop ik. De zedelijke wetten van deze staat ver bieden iedereen mij te koloniseren. Dat is lang ge noeg daar gebeurd, dat moet maar afgelopen zijn hier. Men beschuldige mij niet van apartheid. Er is geen land ter wereld met zoveel apartheden als Holland. Deze apartheden zijn gewaarborgde rechten op de mocratische basis. De aparte groep Nederlanders Nu de tijd van reizen en trekken is aangebroken, brengt me dat een voorval in herinnering, dat jaren geleden gebeurde. Mijn ouders hadden besloten in Genua van boord te gaan en dan langzaam Europa door te trekken naar Holland toe. Met vooruitziende blik had mijn moeder diverse maatregelen getroffen, en zo stonden we dan bij de douane, die onze koffers moest nakijken. Toen hij met de koffer van mijn moeder bezig was haalde hij er ietwat verbaasd een lege fles uit, een gewone groene fles, zonder eti ket of wat, één van de getroffen maatregelen. „Wat is dit?" vroeg hij in het Frans. Mammie liep wat rood aan en haalde haar schou ders op. Pa deed alsof hij met de hele zaak niets te maken had. De fles werd zorgvuldig aan alle kanten bekeken en weer vroeg de man: „Waarvoor is dit?", nu wat achterdochtiger. „Ik vond hem leuk", zei Mammie in slecht Frans. Weer werd de fles aan alle kanten bekeken en toen de man er tot over maat van ramp ook nog aan ging ruiken, barstte de hele kinderschaar, zes in getal, in een zenuwach tig gegichel los. Mam werd van rood zacht lila. Dit deed de deur dicht en met een resoluut gebaar werd de fles achter de man neergezet en gecon fisqueerd. Het werd er niet beter op toen een van de kinderen teleurgesteld uitriep: „Ach Mam, onze fles!" We hadden nare visioenen van een flesloos tijdperk. Pa schaamde zich dood en mopperde iets van „zich aan te moeten leren passen aan 's lands gebruiken". Mijn broer wist er wel raad op. „We kopen ergens een lekkere fles wijn, die zal ik dan wel voor jullie leegdrinken", zei hij grootmoedig. Aldus geschied de. IKS uit Indië doet zelfs politiek geen kwaad. Men gun- ne deze groep dus zijn eigen vreugden. Wij zijn in alle opzichten een „self-supporting group Krijgen geen enkele (vorm van) subsidie voor welk goed doel ook. Eisen die niet, vragen die niet, gaan niet met het mansbakje rond. Wij zullen er komen of niet. Als wij er komen, zal Holland ervan profi teren. Als wij er niet komen, heeft de groep die verlangt naar zelfvernietiging het gewonnen. Noch tans is het goede dat gedaan moest worden, ge daan.' Duim op voor de lezers-van-goeden-wille- van-Tong-Tong. Omdat ik Indo ben, is het Indo-schap mij dierbaar. Zoals elke bestaansvorm zijn drager dierbaar is. Zolang ik leef, kan ik niet anders zijn dan dank baar Indo. Dit geldt voor elke Indo. Al heeft hij geen eigen vaderland, al spreekt hij een andere taal in een vreemde nationaliteit, hij zal een vaderland je op zichzelf zijn. In zijn huis is rijst op tafel; daar klinkt guitaarmuziek. In Holland en Amerika in Hongkong en Canada, in Nw. Zealand en Zd. Afrika, in Brazilië en Indonesië. De Indo heeft een kolossaal assimilatievermogen, maar er zijn trek ken van Indo-schap die onuitroeibaar zijn. Geen blanke, geen Hollander denke, dat de Indo een maaksel is van hem, dat dus op zijn last ook weer kan ophouden te bestaan. Wij zijn in één of ander Goddelijk bestel ontstaan op de grens van twee beschavingen. Dit goddelijk bestel is ondoor grondelijk en onaantastbaar. Er is geen mensenhand die ons bestaan beëindigen kan. Voor elke niet- blinde is daarentegen het verschijnsel zichtbaar dat sinds de grote ontdekkingsreizen en het doordringen van de Europese cultuur in alle streken ter wereld miljoenen mengbloeden ontstaan zijn, die zich hand haafden door eeuwen van verdrukking, vervolging, minachting en pariaschap, die eigen staten stichtten in Zuid en Midden Amerika, die eigen sociale en culturele waarden ontwikkelden die in vele vormen ook Europa zijn binnengedrongen. Ten aanzien van deze honderden millioenen: is geestelijke annexatie (zoals men assimilatie opvat) mogelijk? Ik sta niet alleen. Geen enkele Indo staat alleen, zijn plaats in het wereldgebeuren is een plaats volgens vaste ordening en voorbeschikking. Denk ruimer. Zie verder in verleden en toekomst. Spreek niet over zo'n onnozele vijf jaren, en nog minder over een tijdelijk figuurtje als Tjalie Ro binson. Wij zijn samen maar een enkel haar op de rug van een kameel in een karavaan van duizend jaar. Probeer deze karavaan te overzien en be peins dan of dit een dwaze droom is; als de hon derden millioenen mengbloeden over de hele wereld zich konden aaneensluiten, er zou een broederschap ontstaan die alle nationale, raciale en religieuze geschillen zou overbruggen. Er zou geen oorlog meer zijn. Ja, dit is een droom. Met dromen houden wij ons in Tong-Tong niet bezig. Wij houden ons alleen be zig met het onderzoek van dat ene haar. Eén van de driehonderdduizend in Nederland. Van de drie hon derd millioen over de hele wereld. Deel van de mensheid. Denk niet dat U dat haar zo maar kunt wegblazen. Zovelen hebben het al zoveel eeuwen lang geprobeerd. Misschien leidt een ernstiger on derzoek tot betere resultaten. Betere resultaten na beter begrip van de Indo zijn in heel Nederland merkbaar; er zijn officiële rap porten die deze feiten nuchter registreren; in de literatuur spreekt de Indo gewaardeerde en geres pecteerde taal. Er is enorm veel veranderd sinds de na-oorlogse dagen toen wij als vee in scheeps ruimen hierheen werden getransporteerd. Is alles wat wij thans hebben en maken slechts aangeleerd en cadeau gekregen? Zou er werkelijk geen oorspron kelijke „tenaga" zijn? Geen bestaanswil? Geen zelfbewustheid, geen trots? Wat velen aanzien voor of voelen als sterven is slechts bewusteloosheid. Een reden te meer voor de wakkeren om te helpen. Win abonnees, mijn waarden, nu, morgen en over morgen. Laat ons een Tong-Tong maken, die weer klinkt door heel Nederland. Voor ons eigen heil, voor aller heil. T. R. Ook las ik in de laatste Tong-Tong over „stille kracht", of liever gezegd zwarte kunst of vreemde dingen. Ik was pas een paar jaar getrouwd. Wij hadden een goed stel bedienden. Een djongos, kokkie, paar- denjongen en een baboe. Zoals gebruikelijk in die tijd, had ik mijn beurs, mijn sleutels, zakdoek enz. in een sleutelmandje. Op een dag miste ik 10,50 sprak er met mijn man over en ook met de bedien den. Een van het kantoorpersoneel van mijn man ried mij aan, er een doekoen bij te halen. De man kwam; er werd wierook gebrand en alle bedienden moesten één voor één hun handen op de Koran leg gen. Hij vroeg toen om een bord droge rijst. De be dienden moesten die droge rijst kouwen en degene die gestolen had, zou de rijst niet kunnen doorslik ken, en viel dus door de mand. Het was onze kokkie, maar omdat ze zo goed ko ken kon, hebben we haar niet ontslagen en ik heb nooit spijt van gehad. ELTEBE Lezers, weet U het nog? Het gironummer van het Van HeutszRegiment? Het is 382731. Waarvoor U dat moet weten? Het Regiment Van Heutszis het enige regiment waar men de oude K.N.I.L.-tradi- ties nog hoog houdt. In het TONG-TONG-num- mer van 15 april schreven wij over de officiële in stallatie van de drumband van het Tambourcorps van dit regiment. Men kon toen ook de schouder versierselen uitreiken, de zwaluwnesten, die het eerste begin zijn van het officiële tenue, dat gheel op het K.N.I.L.-uniform gebaseerd zal zijn. Op 1 juli zal het Regiment Van Heutz zijn tienjarig be staan vieren en men hoopt, dat tegen die tijd vol doende gelden bijeen gebracht zullen zijn om voor het gehele muziekcorps het officiële tenue te kun nen aanschaffen. Op de foto ziet U de Tambour- maitre met enkele leden van het corps vlak nadat de zwaluwnesten waren uitgereikt. Hoe lang zal het nog duren voordat de rest er ook is: de donker blauwe K.N.I.L.-uniform, de klewang en de helm met de Atjeh-zon? Helpt U allemaal een handje, zodat we binnenkort een foto in TONG-TONG kunnen plaatsen van het Tambourcorps in het offi ciële K.N.I.L.-tenue?! ]a, doet U hetAl de milde gevers, die tot nu toe hun bijdrage al hebben ge stort alvast van harte bedankt!

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 5