TANTE TRUUS EN PAATJE „TANTE TRUUS EN PAATJE" zijn zo langza merhand voor zeer velen een begrip, zeer zeker voor oud-Bandoengers. En Hagenaars kennen on getwijfeld het restaurant OUD INDIË (sinds kort heet het: („Tante Truus en Paatje") in de Lange Houtstraat en zo niet, dan wordt het beslist tijd, dat U eens kennis maakt met de verrukkelijke Indische gerechten, die U daar geserveerd krijgt. En met Tante Truus en Paatje, die U steeds persoonlijk ontvangen, bij ieder tafeltje informeren of alles naar wens is en bij het weggaan vragen of het gesmaakt heeft. Tante Truus en Paatje officieel heten ze de heer en mevrouw van der Capellen kregen deze namen in Bandoeng in de tijd, dat ze er de gaar keuken leidden en de zorg hadden voor zo n paar duizend mensen. In die tijd speelde Tante Truus het klaar om met een minimum aan geld voor al die hongerige magen een goed en smakelijk maal te bereiden. En dit typeert eigenlijk Tante Truus. Ze is geen chef-kok, en ook geen kooklerares, die precies weet hoeveel caloriëen een mens per dag moet verorberen. Tante Truus is een praktische huismoe der, die de tering naar de nering weet te zetten. Die te horen krijgt: een maaltijd mag per persoon niet meer dan zo en zoveel kosten en die dan voor dat bedrag haar mensen het beste geeft, dat ze er voor krijgen kan. Geen chef-kok, geen diplo ma's, alleen ervaring in de praktijk opgedaan, eerst in haar huishouden, later bij de Vereniging van Huisvrouwen, nog weer later in de gaarkeukens van Bandoeng en nu sedert vijf jaar in haar eigen res taurantbedrijf, maar vergist U zich niet! Tante Truus kan het met gemak opnemen tegen iedere chef-kok, dat is onlangs wel gebleken. In mei was er in Den Haag de tentoonstelling „GAST EN GASTHEER", de grootste, die tot nu toe op dit gebied is gehouden. En in dit internationale mi lieu, want er waren inzendingen uit het buitenland, behaalde Tante Truus een eerste, een tweede èn een derde prijs! Er is aan die prijsuitreiking nog een leuke anecdote verbonden. Eén van de juryleden, een Oostenrijker, was het er wèl over eens, dat de inzending van Tante Truus lekker smaakte, maar kon niet geloven, dat zoiets zaligs een-twee-drie in een restaurant klaarge maakt kon worden. De volgende dag ging hij dan ook naar restaurant Oud-Indië en bestelde het zelfde. Tot zijn grote verbazing kreeg hij na korte tijd hetzelfde heerlijks als de vorige dag bij „Gast en Gastheer" te proeven. Aan het eind van de maaltijd maakte hij zich bekend als één van de ju ryleden en complimenteerde Tante Truus nog eens extra voor haar kookkunst. De eerste prijs be haalde Tante Truus in de serie „Vrije Schotels", dus niet zoals U misschien gedacht heeft, in de serie „Indische Gerechten". Haar inzending be stond uit een „Nassi Slametan", gele rijst, „aan gekleed met verschillende gerechten en een schaal met extra grote pangsitgorengs, die ze „Vliegende Schotels" had genoemd. De tweede prijs werd toe gekend aan een „Nassi Rames", die meedong in de serie „Plate Service", terwijl de derde prijs ging naar een combinatie van oedang goreng, rijst, patates en gemengde salades in de serie „Koud Gebracht, Warm Gedacht". Het waren dus wèl allemaal Indische schotels, die echter meedongen in series, waarvoor inzendingen waren uit alle landen. Tante Truus vertelt zelf: „Ik wilde eigenlijk hele maal niet mee doen. Niet dat ik het erg zou heb ben gevonden om geen prijs te krijgen, maar je inzending moet toch een zeker gehalte hebben in zo'n internationaal milieu!" Het blijkt nu dus, dat Tante Truus weer veel te bescheiden over zichzelf gedacht heeft. Alleen in Amsterdam is nog een tweede prijs gevallen, ook weer op een inzending van een Indisch restaurant, nl. „Djcca" van de familie Keasberry, en daar was het voor Nederland wel mee bekeken. Ik vertelde al, dat Tant Truus geen enkel diploma heeft. Maar haar ervaring op kookgebied opge daan dateert al uit de tijd, toen ze nog als Truusje van Amade door het leven ging. Ze verloor haar moeder toen ze pas 3 J/£ jaar oud was. Haar va der hertrouwde met een tante van haar, toen ze 6 jaar was en deze „stiefmama" gaf haar een all round huishoudelijke opleiding. „Toen heb ik me nig traantje gelaten, als ik Weer een of ander naar karweitje moest opknappen, maar nu ben ik tante Nie (afgeleid van Eugenie) erg dankbaar. Op mijn veertiende jaar verloor ik ook mijn stiefmoeder. Ik zat op de M.U.L.O. en behalve het goede voor beeld zijn voor mijn twee jongere broers had ik ook de zorg voor het huishouden. We hadden zo'n gezellig ouderwets Indisch huis met een hele boel huisdieren, waaronder ook koeien, varkens en kippen." Op haar negentiende jaar trouwde ze met „Paatje", die toen deze bijnaam natuurlijk nog niet had. In 1924 verhuisde de familie van der Capel len naar Kederi, waar ze tot 1934, het jaar waar in Paatje gepensioneerd werd, woonden. En hier verzorgde Tante Truus de feesten in de Sociëteit, maar pas in Bandoeng zou ze haar grote bekend heid krijgen. In 1935 nl. keerden ze terug naar Bandoeng, waar Tant Truus meteen gestrikt werd door de Vereniging van Huisvrouwen om kook demonstraties en lessen te geven, die een reuze succes waren. Tot de mobilisatie in 1940 toe, toen de C.O.V.I.M. (Centrale Organisatie Vrouwen in Mobilisatie) werd opgericht en Tante Truus aan gezocht werd cursussen te geven voor het koken in het groot. En ook deze taak pakte Tante Truus weer op de haar eigen originele manier aan. Ze kreeg de aula van het Lyceum voor haar cursus aangeboden, maar ze vroeg de keuken van de resi dentswoning en richtte daar op het 3 meter lange aanrecht een complete tentoonstelling in van bij de Europeanen vrijwel onbekende of niet geliefde in heemse producten. Zo waren daar de verschillende ketan- en graansoorten, de bloem van de pisang kloetoek, tahoe („bah, net een spons!") en tempé („die viese schimmelkoekVoorts had Tante Truus een maaltijd bereid bestaande uit een voor gerecht, soep, hoofdschotel en toetje. Onder de eer ste groep dames bevond zich ook de echtgenote van Generaal Berenschot. „En bekent Tante Truus nu „ik was behoorlijk zenuwachtig en besloot daarom met het meest vertrouwde gedeelte te be ginnen en liet de dames daarom eerst van het puddinkje proeven". De eerste, die een aanmer king maakte was Mevrouw Berenschot: „Maar me vrouw van der Capellen, dit is een doodgewoon Hollands griesmeelpuddinkje met bessensap. Dat hoeft U ons echt niet meer te leren!" Maar al gauw bleek, dat het „griesmeelpuddinkje" ge maakt was van „djewawoet" (Soendanees voor parkietenzaad!), en het „bessensap" bestond uit wat asemwater gekleurd met het rood van de Rem bang Sepatoe. En zo ging het verder; de croquetjes, waar iedereen van smulde waren gevuld met die „viese" tahoe en tempé, de ragout was niet van kippenvlees, zoals iedereen dacht, maar van de pi sang kloetoek bloem. Tante Truus heeft altijd met de producten van het land gewerkt en kon hoofdzakelijk daardoor zo goedkoop een lek ker maal bereiden. „Van caloriëen, koolhydraten en eiwitten weet ik echt niets af", zegt Tante Truus, „en dat heb ik voordat ik met de eerste cursus begon ook direct gezegd, maar wat heb je in oorlogstijd aan die kennis, dan heb je het toch niet voor het uitzoeken en ben je wel verplicht te eten wat er te koop is en mag je blij zijn als er nog iets te krijgen is." Haar eerste ervaring in koken in het groot deed Tante Truus op, toen ze de leiding kreeg van het jongenstehuis van het Leger des Heils. Ze kookte toen voor 85 jongens en mocht per persoon niet meer uitgegeven dan 0,05! Het werd zo n succes Tante Truus en Paatje in de gaarkeukentijd, toen ze de zorg hadden voor zon kleine 10.000 personen Iedere dag werd een ton groente verwerkt. L'nks ziet II Tante Truus en Paatje temidden van enkelen vn hun helpsters en helpers, vlak nadat de langganans hun voorraden hadden afgeleverd. Met de bakoel n de hand is Lcika Tompessi. naast hem Mevrouw Kolenbrander, (krijgt LI at trek in die heerlijke doerians?) naast Tante Truus Mevrouw Voorhoeve beter bekend als Tante Cor. Deze gaarkeuken bestond eigenlijk uit niet veel meer dan een afdakje tegen een muur aangebouwd, heel primitief dus maar. Hechts een kijkje in die ruimte, waar iedere dag weer die enorme hoeveelheden werden verwerkt. Later kreeg Tante Truus een betere outillage, een speciaal voor haar in T-vorm gebouwde keuken. In de korte poot van de T bevonden zich de kantoren, waar Paatje zetelde en de voorraadkamers, terwijl Tante Truus de scepter zwaaide over de keukensdie in de lange poot van de T waren aangebracht.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 8